Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van Mathathias, ende sine sonen die benersten die eere gods, ende die weluaert des volcx, van haerder stantachticheyt ende redelicheyt van hare mannelijcken strijden, Als. Mathathias steruet soo vermaent hi sijn sonen dat si nerstich souden sijn in die wet Gods tonderhouden

Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IN dyen daghe stondt op Mathathias Ioannes sone, die Simons soone was des priesters van Ioarmis sonen van Ierusalem, Ende hi sadt opten berch van Modyn,

2

ende hi hadde .v. sonen, Ioannes diemen toenaemde Gaddis,

3

ende Simeon, dyemen toenaemde Thasi,

4

ende Iudas, diemen toenaemde Machabeus

5

ende Eleazar diemen toenaemde Apron, ende Ionathan, diemen toenaemde Apphus.

6

Dese sagent quaet datmen dede int volck van Iuda ende Hierusalem,

7

Mathathias seyde. Ay mi waer toe ben ic geboren om te sien tvertreden mijns volcx, ende der heyligher stadt, ende dat ic daer sit als geleuert inder vyanden handen.

8

Die heylige dingen sijn gecomen inder vreemder lieden handen, ende den tempel van Hierusalem is geworden als een eerloos man, ende die vaten haerder glorien sijn genomen ende wech gheuoert

9

haer oude lieden sijn verslegen inden straten, ende haer ionghelingen sijn geuallen in haerder vyanden sweerden.

10

Wat volc isser dat van haren rijcdom niet beeerft en heeft,

11

ende haers roofs niet gehadt en hebben. Alle haer vercierheit is haer ghenomen. Die ghene die vry was, die is dienstwijf geworden.

12

Ende onse heylichdom, ende onse scoonheyt ende onse claerheyt, zijn verwoest ende die heydenen hebbense besmet.

13

Wat souden wi nv langer leuen.

14

Ende Mathathias ende sijn sonen schoorden haer clederen, ende cleeden hen met hayren sacken, ende weenden harde zeer.

15

Ende die gene die van Anthiocho geseynt waren quamen daer, om dat si die gene, Ga naar margenoot+ die inder stadt Modyn geuloden waren, souden dwingen die afgoden te offeren, ende wieroock te ontsteken, ende van Gods wet af te gaen.

16

Ende veel vanden volcke van Israhel consenteerdent, ende gingen tot hem. Mer Mathathias ende sijn sonen, stonden vromelijc

17

ende die vanden coninc Anthiocho geseynt waren antwoorden, ende seyden. Mathathia, Du biste een prince ende die voorbaerste in deser stadt, ende die meeste verciert vanden kinderen ende broederen.

18

Daerom comt ghi eerst voort, ende doet des Conincx gebot, also alle die heydenen ghedaen hebben, ende die mannen van Iudeen, ende die binnen Ierusalem gebleuen sijn, ende ghi, ende v sonen sulst wesen onder des conincx vrienden, Ga naar margenoot+ ende geeert met siluer, ende met gout, ende met veel giften.

19

Ende Mathathias die antwoorde, ende seyde, met luyder stemmen. Al sijn alle die heydenen den coninck Anthiocho gehoorsaem, so dat elc afgaet sijns vaders gelooue, ende wet, ende doen sijn geboden,

20

ic ende mijn sonen ende mijn broeders sullen alleen gehoorsaem wesen onser vaderen wet,

21

God wil ons goedertieren wesen want ons en is niet orbaerlijc te laten Gods wet, ende sijn gerechticheyt.

22

Wi en sullen des conincx Anthiochus woorden niet hooren, ende wi en sullen den afgoden niet sacrificeren, ende onser wet gheboden breken, dat wi eenen anderen wech gaen sullen.

23

Ende doe hi ophielt dese woorden te spreken, so quam een Iode voor haer alder ooghen, den afgoden te offeren na des conincx gebot, op den outaer inder stadt Modyn.

24

Ende als Mathathias dat sach, het deerde hem ende zijn lendenen beefden, ende sijnen toren wert ontsteken, na dat vonnis vander wet. Ende hi liepe op hem, Ga naar margenoot+ ende sloech hem doot, op den outaer, ende den man oock die Anthiochus geseynt had,

25

die die lieden dwanc te offeren sloech hy ooc doot ter seluer tijt, ende hi brack den outaer, ende wt ernstiger zeloerscer liefden volbracht hi die wet gods

26

also Finees dede Sambrijs sone Salomi.

27

Ende Mathathias riep met groter stemmen, ende seyde. So wie dye wet bemint ende begeertse te houden, hi make zijn testament ende volge mi na,

28

Ende hy ende zijn sonen vloden in die bergen, ende al dat si hadden lieten si inder stadt.

29

Doen togen ooc veel gerechtige wt inder wildernissen,

30

om dat si daer bliuen souden, si ende haer kinderen, Ga naar margenoot+ ende haer wiuen ende haer vee, want die tirannie vermeerderde van dage te dage ouer haer.

31

Ende des conincx mannen ende heren die binnen Ierusalem waren in Dauids stadt, vernamen dat eenighe mannen des conincx gebot, gebroken hadden ende waren wech gegaen in heimelijke steden inder wildernissen, ende dat vele lieden hen geuolget waren,

32

ende si togen haestelijc teghen hen, ende maecten strijt tegen hen inden sabbaoth, ende seyden tot hen, Setti v noch tegen tgebot.

33

Coemt wt, ende doet noch des Conincx Anthiochus woort, ende ghi sult leuen.

34

Ende si seyden, wi en sullen niet wtcomen, noch wi en sullen niet doen na des conincx woort

35

dat wi den sabbaoth besmetten sullen,

36

Ga naar margenoot+ende doen verhieuen si strijt tegen hen, ende si en antwoorden niet noch en worpen ghenen steen tegen hen Noch si en bewaerden die heimelike ingangen niet, mer si seyden.

37

Laet ons alle steruen in ons simpelicheyt, hemel ende aerde sullen ons orconde wesen, dat ghi ons onrechtelijc verderft.

38

Ende si maeckten strijt inden sabbaoth ende si ende haer kinderen ende haer wiuen ende haer vee, bleuen doot, tot duysent leuende menschen toe.

39

Ende dit vernam Mathathias, ende sijn vrienden, ende hadden groot geween op hen. Ende elck man seyde si-

[pagina *]
[p. *]

nen vrient.

40

Doen wi als onse broederen ghedaen hebben ende en vechten wi niet tegen die heydenen, ouer onse sielen, ende onse gerechticheden, so sullen si ons haestelic verderuen vanden lande

41

Ende op dien dach peysden ende seiden si. So wat mannen tot ons comen sullen, ende teghen ons striden opten saboth, laet ons tegen dyen strijden, ende en steruen niet, also onse broeders doot sijn int heymelick.

42

Ende doe is tot haer lieden vergadert die menichte der ioden met stercke macht wt Israel, alle die ghene die goetwillich waren ander wet des HEEREN

43

ende hen lieden sijn noch toegheuoecht, alle die ghene die vander persecutien gheuloden waren,

44

ende si sijn haer lieden geworden, tot een vaste stercte. Ende si vergaderden een heyr ende sloegen veel der ongelouigher in grammen moede doot, ende die ongerechtige mannen in haer onweerdicheyt, ende dander vloden ten heydenen waert, om te ontgaen,

45

Ende Mathathias, ende sine vrienden gingen al om, ende braken der afgoden outaren, ende besneden die onbesneden kinderen, die si vonden binnen den lande Israel.

46

Ende verdreuen die kinderen der houerdicheyt, ende dwerck had voortganc in haren handen.

47

Ende si behielden douerhant, also dat si dye wet wederom wt dat gewelt der heydenen brochten, ende dat hem geen godloos, noch ongheloouighe meer roeren en dorste.

48

Ende die dagen van Mathathias doot naecten, ende hi seyde sinen sonen,

49

Ga naar margenoot+Nv is die hoochmoedighe .Coninck vertoornt, ende ouerdenct hoe hi v wtroeye ende verderue, in sijnder gramscap.

50

Daerom lieue sonen hebt ernstige liefde nader wet, ende gheeft v siele om ons vaders testament.

51

Ende gedenct der vaders vrome daden, die si gedaen hebben in haren geslachten, ende ghi sult groote eere ontfaen, ende eewelijcke namen.

52

Ende en wert Abraham inder beproeuinge niet getrouwe geuonden, ende en wort hem dat niet ter gerechticheyt geacht

53

Ioseph wachte inden tijde sijns verdriets het gebot, ende hi wert Here van Egipten. Ga naar margenoot+

54

Ende Phinees ons vader, om dat hy die wet Godts wracht, so vercreech hi een eewich priesterdom.

55

Iosua om dat hi na dat woort des HEREN wandelde, so wert hi een hertoge in Israhel.

56

Om dat Caleb oorconde in die vergaderinge, so quam hi int lant van beloften.

57

Dauid wan in sijnder goetheyt trijc eewelic,

58

om dat Helias wracht des wets ernstige liefde, so wort hi inden hemel ontfaen.

59

Ananias, Azarias, ende Misael, worden verlost vanden viere om haer geloue,

60

ende Daniel worde in sijnre volstandicheyt verlost, vander leuwen mont, Ga naar margenoot+

61

Ende aldus denct vanden eenen geslachte totten anderen, want al die gene die hopen, si en worden niet gecrenct.

62

Ende en ontsiet v niet van eens godlosens woorden, Ga naar margenoot+ want sijn glorie is in dreck ende wormen.

63

Heden verheft hi hem, ende morgen en salmens niet vinden, want hi is geworden als stof, ende sijn gedachtenis is verghaen

64

Hierom mijn lieue sonen wort manlick, ende doet vromelijc inder wet, want als ghi gedaen sult hebben dat v beuolen is vanden HEERE uwen God inder wet,

65

so suldi in hem glorioos wesen. Ende siet Simeon uwen broeder, ic weet dat hi een man van rade is. Hooret hem altoos,

66

ende hi sal v vader wesen. Ende Iudas Machabeus, is sterc van macht van sijnre ioncheyt ende hi sal v hooftman wesen. Ende hi sal den strijt voeren.

67

Ende ghi sult doen comen, al die ghene dye die wet houden, ende wreect die wrake van uwen volcke.

68

Gelt den heydenen haren loon, ende wachtet tgebot vander wedt

69

Ende hi gebenedidese, ende wert tot sinen vaders geleydt

70

Ende hi sterf inden hondersten ende .xlvi. iare, ende hy wert van sinen sonen begrauen in sijns vaders graf in Modyn, ende al Israel beweenden, met groten gheween.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 15

margenoot+
nu. xxv.

margenoot+
C vers 24

margenoot+
D vers 30

margenoot+
E vers 36

margenoot+
F vers 49

margenoot+
gen. xxij ge. xxxv Nu. xxv

margenoot+
Da. vi.c iij.re. ij he xi xij

margenoot+
G vers 62


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken