Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hier beghint dat tweede boeck der Machabeen.

¶ Die Ioden scrijuen Aristobolo eenen brief, si gheuen hem te kennen reyninghe ende der louerhutten feeste ende vanden viere dat inden pur begrauen was.

Dat eerste Capittel.

1

Ga naar margenoot+DIe broeders die Ioden die te Ierusalem sijn, ende die inden Iootschen lantschap sijn, groeten ende wenschen goeden vrede, den broeders, den Ioden, dye in Egypten sijn,

2

God doe v wel, ende ghedencke sijns verbonts, dat hi ghesproken heeft tot Abraham, ende Isaac, ende Iacob, sinen getrouwen knechten,

3

ende gheuen v allen een herte ende moet,

4

dat ghi hem dient, ende sinen wille doet, met goeder herten ende willigen moede.

5

Hi doe v herten open in sijn wet ende in sijn gheboden, ende make vrede. Hy verhore v ghebeden, ende werdet v versoent,

6

noch hi en verlate v niet. Ga naar margenoot+

7

Int .C. ende .lxix. iaer, als Demetrius regneerde hebben wi Ioden v gescreuen die tribulatien, ende stormen die ons ouercomen sijn, in desen iaren, van dier tijt dat Iason wech ginc van theylich landt, ende vanden rijcke.

8

Si aenstaken die poorten ende storten donschuldighe bloet. Ende wi baden totten HERE, ende wi sijn verhoort, ende wi offerden offerhanden, ende terwenbloeme ende broot, ende wi aenstaken keersen ende wi setteden brooden voort.

9

Ende nv hout gestadelijc die daghen der louertenten der maent Casleu, Ga naar margenoot+ int .C. ende .lxxxviij. iaer.

10

Tvolc dat te Ierusalem inden Iootschen lande is, ende den raet, ende Iudas wenschen Aristobolo den meester Ptholomei des conincx die van tgeslachte der gesalfder priesters is, Ga naar margenoot+ ende den Ioden dye in Egypten zijn, salicheyt ende ghesontheyt.

11

Van groote periculen verlost sijnde van God, dancken wi hem grootelic als die tegen sodanigen coninc ghestreden hebben.

12

Hi dedese van Persen wt crielen, die teghen ons, ende die heylige stadt vochten.

13

Want doen hi dye leydtsman selue was in Persen, ende een ongemeten heyr met hem, viel hi in Naneens tempel, bedroghen met den raet der priesteren Nanee,

14

want Antiochus ende sijn vrienden quamen tot dier plaetsen om met haer te woonen, op dat hi veel ghelts soude ontfaen onder den naem der ingeschoncken ghiften.

15

Ende doen die Priesters Nanee hem tghelt voorgesedt hadden ende Antiochus ingegaen was met luttel volcx binnen den pant des tempels des afgods, Ga naar margenoot+ so sloten si den tempel.

16

Ende als Antiochus ingegaen was, ende eenen heimeliken toeganc open gedaen sijnde, werpen si steenen ende dooden den hooftman, ende die gene die met hem waren, ende deeldense van lede te lede, ende hieuen haer hoofden af, ende werpense daer buyten.

17

Van al si God gebenedijt, die dongodlike geleuert heeft in onser hant.

18

Hierom so sullen wi die suueringe des tempels doen opten .xxv. dach der maent Casleu, soo docht ons van noode, v lieden dat te kennen te gheuen, op dat ghi ooc hout den dach der Louertenten ende den dach des viers, die welc ons ghegeuen is, doen Neemias den tempel, ende den outaer ghetimmert had ende offerande offerde.

19

Want doen ons vaders in Persen geleyt worden, so namen die priesters dye doen

[pagina *]
[p. *]

Gods dienaers waren, dat vier heymelick vanden outaer ende verberchdent in een dal daer eenen diepen ende droogen heymeliken put was,

20

ende daer in verborgen sijt sekerlijc, also dat die plaetse allen menscen onbekent was. Mer doe veel iaren voorbi waren gegaen, ende het God behaechde, dat Neemias vander Persen coninc gesonden wert, sant hi dye kints kinderen der priesters, diet vier geborgen hadden, om tvier te soecken, ende also si ons vertelden, en vonden si geen vier, mer dick water

21

ende hi hiet hen putten ende tot hem brenghen, Ende die prister Neemias hiet die offerhanden die op geset waren met dien water besprengen, ende die houten, ende die dingen die daer op geset waren,

22

ende als dat gedaen was ende den tijt daer was dat de sonne scheen die te voren in donckerheit was, ende daer is een groot vier aengesteken, Ga naar margenoot+ so dat si al verwonderden.

23

Mer al die priesteren baden, doen dofferhande volbracht wert. Ionatas begonst voor te bidden, ende die ander antwoorden.

24

Ga naar margenoot+Ende dit is dat gebet Neemie. O HERE God scepper alre creatueren, Ga naar margenoot+ veruaerlijc, sterc, rechtuerdich, ende ontfermhertich, die alleen goet sijt, alleen een heerlic coninc, alleen rechtuerdich, ende alleen almachtich, ende eewich, die Israel van allen quaden verlost,

25

die den vaderen wtuercoren hebt ghemaect, ende hebtse heylich gemaect

26

ontfangt die offerhande, voor alle v volc Israels, ende bewaert v deel ende heylicht dat,

27

die gene die van ons verstroeyt zijn, vergadert, verlost den genen die den heydenen dienen, ende aenschout die versmade, die verworpen sijn, op dat die heydenen weten, dat ghi ons God sijt,

28

O HERE vernedert ende straft die gene die ons verdrucken, ende smaet doen, in houerdicheit,

29

Stelt v volc in v heilige plaetse, gelijc Moyses heeft gheseyt.

30

Ga naar margenoot+Ende die priesters speelden lofsangen, tot dat die offerhande verbrant was.

31

Ende doen dofferhande verteert was hiet Neemias die groote steenen met douerbleuen water ouergieten.

32

Doen dat gesciet was so is daer wt een vlamme aengesteken, mer si wert verteert vanden lichte dat vanden outaer blincte,

33

ende als dat dinc geopenbaert was, so ist der Persen coninc gebootscapt, dat in de plaetse in welcke plaetse de priesters die ouergeuoert waren, dat vier geborgen hadden, water geuonden wert,

34

van welcken Neemias ende die met hem waren die offerhanden suuerden.

35

Die coninc aenmerckende ende dit dinc neerstelic ondersoeckende, maecte hi hem eenen tempel op dat hi onderuinden soude dat daer ghedaen was, ende doe hi dat onderuonden had, so scencte hi den priesters vele goets, ende ander giften,

36

ende nemende in sijn hant gaf hijse haerlieden. Neemias hiet dese plaetse Nepthar, welcke vertaelt wert, een suuermakinge. Mer bi vele hiet si Nephi.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
deu. xxx xxvij.

margenoot+
Casleu dat is den eersten dach van december.

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 15

margenoot+
iiij.re. x. ij.pa. vij ge. xvij. Le. xiij.

margenoot+
D vers 24
margenoot+
Gebet

margenoot+
E vers 30


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken