Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Vander destructie des tempels, Vanden teekenen der laetster dagen, Vanden valschen kerstenen, ende vanden valscen propheten, Vander toecoemste Gods des salichmakers, Ende vander verganckenissen der elementen

Dat .xxiiij. Capittel

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+ENde Iesus ginc wech wten tempel Ga naar margenoot+ ende zijn discipulen sijn tot hem gegaen om dat si hem thoonen souden die tymmeragie des tempels.

2

Ende Iesus sprac tot haer, Ga naar margenoot+ Siet ghi niet dit al? voorwaer ic segge v hier en sal den eenen steen op den anderen niet gelaten worden, die niet gebroken en sal worden.

3

† Ende daer na doen Iesus sat opten olijfberch, so sijn sine discipulen alleen tot hem gecomen, ende spraken, segt ons wanneer sal dit alle geschien? ende welc sal een teeken sijn uwer toecomst, ende des eynde der werelt?

4

Iesus antwoorde ende sprac tot hen, Siet toe, dat v niemant en bedriege,

5

want daer salder vele comen onder mijnen naem, seggende, Ic ben Christus, ende si sullender vele verleyden,

6

Ghi sult hooren oorlogen ende geruchte der oorlogen, Siet toe, en verscrict v niet, dat moet eerst geschien, Mer noch en is dat eynde niet daer,

7

Want dat een volc sal teghen dat ander opstaen, ende dat een conincrijc tegen dat ander Ga naar margenoot+ Ende het sullen sijn pestilentien, Ga naar margenoot+ dieren tijt, ende aertbeuinge in vele bysonder plaetsen,

8

ende alle dese sijn beginselen der pijnen. Ga naar margenoot+

9

Dan sullen si v leueren in tribulatien ende sullen v dooden, ende ghi moet gehaet worden van eenen yegelijcken, om mijnen wille,

10

want dan salder hen vele verargeren, ende sullen haer onderlinge malcanderen verraden oft leueren, ende onderlinge malcanderen haten

11

Ende veel Ga naar margenoota valsce propheten sullen dan opstaen, ende sullen vele menscen verleyden,

12

Want die ongerechticheyt sal die ouerhant nemen, so sal die liefde in veel menscen vercouden

13

Mer die volstandich blijft tot inden eynde, die sal salich wesen. *

14

Ende dat euangelie des rijcx sal gepredict worden in die gheheele werelt, tot een getuygenisse ouer alle volc, ende dan sal dat eynde comen

15

Daerom als ghi dan sien sult den woesten grouwel daer afgeseyt is door den propheet Daniel, Ga naar margenoot+ staende inder heiliger plaetse (wie dat leest die mercke daer op)

16

Die dan inden Iootscen landen sijn, die vlyen tot den bergen,

17

ende die opt dac is, die en clymme niet af, om wat wt sinen huyse te halen,

18

ende die inden velde is, Ga naar margenoot+ die en keere niet weder om sijn cleeder te halen.

19

Mer wee den vrouwen die kinder dragen, ende die sogen in dier tijt,

20

Mer bidt dat v vluchte niet en geschie inden winter, noch op den saboth

21

Want dan sal groote tribulacie zijn, welcker gelijc niet geweest en is van beginsel der werelt tot nv toe, Ga naar margenoot+ ende nemmermeer sijn en sal,

22

Ga naar margenoot+Ende en werden dese dagen niet vercort, so en werden geen menscen salich, Mer om die wtuercoren, soe sullen die dagen vercort worden.

23

Ende ist dat yemant dan tot v seyde, Siet hier is Cristus, oft daer, soo en gelooft niet,

24

Want daer sullen veel valsche Christenen, ende veel valsce propheten opstaen, ende sullen groote teekenen ende wonderlijcheden doen, also dat verleyt souden werden in dwalinghe (waert mogelic, ooc die wtuercoren.

25

Siet, Ic hebt v te voren geseyt, Daeromme ist dat si tot v seggen sullen,

26

Siet, hi is hier in die woestijne, so en gaet niet wt, Siet hy is in die camere, so en gelooues niet,

27

Want gelijc den blixem wt gaet, wten oosten, ende schijnt tot int westen, Also sal ooc sijn die toecomste van des menscensone

28

Want, waer een aes is daer vergaderen haer die arenen.

29

Terstont na dese tribulatien deser tijt so sal die sonne ende die mane, haer licht verliesen, ende die sterren sullen vanden hemel vallen, ende die crachten der hemelen sullen beroert worden,

30

ende dan salt teeken des menscen sone inden hemel verschijnen, ende dan sullen weenen alle geslachten opter aerden, ende sullen den sone des menscen sien comen in die wolcken des hemels, met groter cracht ende heerlicheyt,

31

Ende hi sal seynden sijn engelen met luyder basuynen, ende sullen vergaderen sijn wtuercoren, vanden vier winden, vanden eenen eynde des hemels totten anderen

32

Leert aenden vijgeboom een gelijckenisse, als sine tacken teer sijn, ende bladeren crijgen, so weet ghi dat den somer bi is,

33

also ooc, als ghi dit al siet, so weet dattet na voor die dore is.

34

Voorwaer segge ic v, dit geslachte en sal niet vergaen tot dat dit alle gesciet.

35

Hemel ende aerde sullen vergaen, maer mijn woorden en sullen niet vergaen,

36

Mer van dien daghe, Ga naar margenoot+ ende van dier vre, en weet niemant, ooc die engelen niet inden hemelen dan alleen mijn vader

[pagina *]
[p. *]

37

Ende gelijc alst was in die tijt van Noe, Ga naar margenoot+ also sal ooc sijn die toecoemst, vanden sone des menscen,

38

Ga naar margenoot+Want gelijc, als si waren in die dagen voor die diluuie, Si aten, si droncken, si trouden, ende lieten haer totten huwelijcke besteden, tot dien daghe dat Noe inder arcken ghinck, ende si en wistens niet, voor dat die diluuie quam ende namse alle wech,

39

Also sal ooc sijn die toecoemst vanden sone des menschen,

40

Dan sullender twee opten velde zijn, die eene sal mede ghenomen worden, ende die ander sal achter gelaten worden,

41

Ende twee malende op een molen, die een sal mede genomen worden, Ga naar margenoot+ ende die ander sal daer ghelaten worden, Twee int bedde, die een sal aen ghenomen worden, Ga naar margenoot+ ende die ander achter gelaten

42

† Daeromme waket, want ghi niet en weet, in wat vre dat v Heer comen sal,

43

Maer dat sult ghi weten, waert sake dat een vader des huysgesins wiste, in wat vre dat de dief comen wilde, so soude hi ymmer waken ende en soude sijn huys niet laten doorgrauen,

44

Daeromme weest ghi ooc bereyt, Want in die vre, als ghi dat niet en meynt, so sal die sone des menscen comen,

45

Welc is nv een getrou ende cloec knecht, die zijn Heere ouer sijn huysgesin gestelt heeft, op dat hi dien haer spijse geue ter rechter tijt?

46

Salich is die knecht, als zijn Here coemt, ende vint hem also doende,

47

Voorwaer ic segge v lieden, hi sal hem ouer alle sijn goeden setten.

48

Mer ist dat die boose knecht in sijn herte spreect, Mijn here vertoeft te comen,

49

ende begint te slaen sijne mede knechten, ende eet ende drinct metten dronckaerts,

50

so sal de here des seluen knechts in dien dach comen, inden welcken hi hem niet verwachtende en is, ende in die vre die hi niedt en weet,

51

ende sal hem deelen, ende hem zijn loon geuen metten ypocriten, daer sijn sal huylinghe ende crijsselinge der tanden. *

margenoot+
A vers 1
margenoot+
lu. xix.g mar. xiij a

margenoot+
lu. xxi.b

margenoot+
B vers 7
margenoot+
lu. xx.a.

margenoot+
Io. xv.c ende .xvi a

margenoota
Valsche propheten sijn alle die valsce leringen ende dwalingen op brengen ende leeren. apo. ij

margenoot+
dan. ix.g

margenoot+
luc. xxi c

margenoot+
lu. xvij

margenoot+
C vers 22

margenoot+
lu. xxi

margenoot+
luc xvij f

margenoot+
D vers 38

margenoot+
lu xvij.g
margenoot+
luc. xvij.c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken