Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Iesus Pylato geleuert wert, Hoe Iudas hem seluen verhinc, vanden moordenaer Barrabas. Hoe Iesus bespot werdt Hoe Symon Ihesum moeste helpen sijn cruys dragen, Hoe Cristus metten moordenaren gecruyst wert. Ende hoe teghen Christus geblasphemeert wert, Hoe Iesus roepende sterf, ende vander begrauinge Christi, Ende vanden wachters die bi ons HEREN sepultuere geleyt werden

Dat .xxvij. Capittel

1

Ga naar margenoot+DEs morgens hielden die princen der priesteren, ende die ouders des volcx raet tegen Iesum, om hem ter doot te helpen,

2

Ende si hebben hem gebonden, ende geleyt, ende geleuert Pontio Pilato den president van Rome

3

Iudas die Iesum gheleuert hadde, Ga naar margenoot+ doen siende dat Iesus totter doot verwesen was, so beroudet hem, ende hi bracht den Princen der priesteren ende den Ouderen die dertich silueren penningen weder, seggende,

4

Ic hebbe gesondicht leuerende dat rechtuaerdich ende onnoosel bloet. Ende si spraken, Wat leyter ons aen, Siet ghi toe

5

ende doen werp hi die silueren penningen inden tempel, ende hi is van daer gegaen, ende heeft hem met eenen stric geworcht

6

Die Princen der priesteren namen die silueren penningen, Ga naar margenoot+ ende spraken, Ten is niet geoorlooft, dat wi dese penningen in Gods kiste leggen, want dit is bloetgelt,

7

Ende daer op raet gehouden hebbende, so hebben si daer mede gecocht eenen potbackers acker, om die pelgrims daer in te begrauen,

8

ende hierom is dezen acker genoemt geworden, den acker des bloets, tot op desen tegenwoordigen dach.

9

Doen is veruult gheweest dat door Iheremiam den propheet voorseit was, seggende, ende si hebben genomen dertich silueren penningen, Ga naar margenoot+ daer mede dat betaelt wert, datter gecocht was, dwelc si gedacht hebben vanden kinderen van Israel,

10

ende hebben hem gegeuen totten potmakers acker, Gelijc die Here mi beuolen heeft

11

Ga naar margenoot+Ende Iesus stont voor den President Pylatus, ende die President vraechde hem, seggende, Sijt ghi die coninc der Ioden? Ende Iesus sprac tot hem, Ghi segget,

12

ende doen hi besculdicht wert vanden hoogen priesteren ende vanden Ouders, so en heeft hi niet gheantwoort.

13

Ende doen sprac Pylatus tot hem, En hoordi niet hoe sterckelijc dat si v besculdigen?

14

Ende Iesus en antwoorde hem nyet een woort, Ga naar margenoot+ Also dat die President wonderlijcken seer verwondert wert,

15

Die President was inder feesten van Paesscen gewoone, den volcke los te geuen een gheuangen, den welcken si wilden

16

Ende hi hadde doen eenen merckelijcken ende welbekenden geuangen, die Barrabas hiete

17

Ende daer si vergadert waren heeft Pylatus gesproken Den welcken van tween wildi dat ic v los laten sal, Barrabas oft Iesum, diemen Christus noemt?

18

want hi wist wel dat si Iesum door nijdicheyt geleuert hadden.

19

Ende doen Pylatus op sinen rechters stoel sat, soo heeft tot hem sijn huysurouwe gesonden, seggende, En hebt ghi doch niet te doen metten rechtuaerdigen mensce, Ga naar margenoot+ want om sinen wille so hebbe ic heden inden droom vele geleden,

20

Mer die princen der priesteren ende die Ouders hebben den scharen des volcx onderwesen dat si Barrabam begeeren souden, ende dat si Iesum souden dooden.

21

Die President heeft haer geantwoort ende gesproken, Den welcken wildi van desen tween dat ic v los late? Si spraken, Barrabam.

22

Pylatus sprac tot haer lieden, wat sal ic dan met Iesu doen die Christus ghe-

[afbeelding]

naemt wort?

23

Ende si spraken alle, Laet hem cruycen, ende die President seyde, Ga naar margenoot+ Wat quaet heeft hi gedaen? Ende si riepen te meer seggende, laet hem cruycen.

24

Pylatus siende dat hi niet en profiteerde, mer datter meerder oploop onder dat volc wert, so heeft hi water genomen, ende sijn handen voor tvolc gewasscen, seggende, Ic ben onsculdich des bloets van desen rechtuaerdigen, siet ghi toe

25

Ende dat geheel volc heeft geantwoort ende gesproken, Sijn bloet come op ons ende op onse kinderen,

26

Doen liet hi hen Barrabam vry, mer liet Iesum geesselen, ende heeft hem haer lieden geleuert om gecruyst te worden

27

Doen namen die crijschknechten des Presidents, Iesum, Ga naar margenoot+ ende leyden hem int rechters huys, ende si hebben tot hem vergadert alle dat geselscap,

28

ende na dat si hem ontcleet hadden, so hebben si hem omgegeuen eenen purpuren mantel,

29

ende vlochten een doornen croone, ende si hebbense op sijn hooft geset ende in zijn rechter hant een riet gegeuen, ende voor hem knielende, so hebben si hem bespot, seggende, Weest gegroet lieue coninc der Ioden,

30

ende si spogen op hem, Ende so hebben si dat riet genomen, ende sloegen daer mede zijn hooft

31

ende na dat si hem bespot hadden, so trocken si hem den mantel wt, ende cleeden hem met zijn cleederen, Ende si hebben hem van daer geleit, om dat si hem cruycen souden,

32

Ende wter stat gaende, so hebben si geuonden eenen mensche vander stadt Cyrene, die Simon ghenaemt was, Ga naar margenoot+ ende desen hebben si daer toe gedwongen, om dat cruys Iesu te dragen,

33

ende si zijn gecomen inder plaetsen die Golgotha genaemt is, welcke is die plaetse Caluarie, Ende si hebben hem gegeuen te drincken azijn met galle gemengt, Ende doen hijt ghesmaect hadde, so en wilde hijt niet drincken.

[afbeelding]

34

Ga naar margenoot+Na dat si hem gecruyst hadden, so hebben si sijn cleederen ghedeylt, het lot daer ouer worpende, Ga naar margenoot+ op dat veruult soude worden, dat door den Propheet geseyt is. Si hebben mijn cleederen onder haer gedeilt, ende ouer mijn cleet hebben si dat lot geworpen,

35

Ende si saten ende wachten hem,

36

Ende si setten bouen sijn hooft die sake van sijnder doot bescreuen, Dese is Iesus die coninc der Ioden.

37

Doen werden met hem gecruyst twee moordenaren, die een aen sijn rechter side, ende die ander aen sijn slincker side.

[pagina *]
[p. *]

38

Die voorbi gingen lachterden hem, ende si scudden haer hoofden, ende spraken.

39

V ach, ghi die destrueert den tempel Gods, Ga naar margenoot+ ende inden derden dage dien wederom op tymmert, helpt v seluen, sidi die sone Gods, so coemt vanden cruyce.

40

Desgelijcx ooc die princen der priesteren, hem bespottende metten scriftgeleerden ende metten ouders seyden.

41

Hi heeft ander lieden geholpen ende gesont gemaect, ende hi en can hem seluen niet gehelpen noch ghesont maken. Is hi coninc van Israel, so laet hem nv vanden cruyce comen, ende wi sullen hem gheloouen.

42

Hy heeft in God betrout, Laet God hem nv verlossen ist sake dat hi wilt, Want hi heeft geseyt. Ic ben de soon Gods

43

Ende dit selue verweten hem ooc smadelic die moordenaren die met hem gecruyst waren.

44

Ga naar margenoot+Ende vander sester vren, Ga naar margenoot+ wert een duysternisse ouer dat geheel lant totter negenster vren,

45

ende ontrent der negender vren, so riep Iesus met een grote stemme, seggende, Eli, eli lamma asabthani. Dat is, mijn God mijn God, waerom hebdi mi gelaten?

46

Die somige vanden ghenen die daer stonden, doen si dat hoorden, so spraken si. Dese roept Heliam.

47

Ende terstont liep een onder haer, ende nam een spongie ende vuldese met azijn ende hi stact op een riet ende ghaf hem te drincken.

48

Dye ander spraken. Hout op, laet sien oft Helias hem sal comen verlossen.

49

Iesus riep weder luyde ende hi gaf sinen geest,

50

Ende siet, dat voorhangsel des tempels is gescoort in twee stucken van bouen tot beneden. Ende die aerde beefde, die steenen sijn gheschoort,

51

ende dye grauen sijn open ghedaen, ende veel lichamen der heyligen van dien die geslapen hadden sijn opgestaen,

52

ende wten graue gegaen na sine verrijsenisse, ende sijn ghecomen in die heylige stadt, ende si hebben hem veel menschen geopenbaert.

53

Die hooftman Centurio ende die ghene die met hem Iesum bewaerden, Doen si die aertbeuinge sagen, ende dat daer gesciede, so zijn si seer veruaert geworden, seggende, Warachtich dese was die sone Gods.

54

Daer waren vele vrouwen van verre dit aensiende, Ga naar margenoot+ die Iesum geuolcht waren wt Galileen, ende hadden hem ghedient.

55

Onder welcke was Maria Magdalene, ende Maria die moeder Iacobi, ende Ioses ende die moeder der kinderen Zebedei

56

Doent auont geworden was, so quam een rijck man van Arimathia, Ga naar margenoot+ die Ioseph genoemt was, die ooc Iesus discipel was,

57

dese ghinc tot Pylatus datmen hem dat lichaem geuen soude,

58

Ende na dat Ioseph dat lichaem ontfangen hadde, so want hi dat in eenen suueren lijnen doec,

59

ende heeft dat geleyt in zijn eygen nyeu graf, dat hi in steen hadde doen wthouwen, Ende hi wentelde eenen groten steen aende dore vanden graue, ende is wech gegaen.

60

Daer waren Maria Magdalena ende die ander Maria, sittende tegen dat graf,

61

Ende des anderen daechs, die na den bereydage is volgende, sijn die princen der Priesteren, ende die pharizeen tot Pilatum tsamen gecomen, seggende.

62

Heere wi hebben gedacht, dat die verleider gesproken heeft noch leuende. Na drie dagen sal ic verrisen

63

Hierom so gebiet dat graf bewaert te worden, tot inden derden dage, op dat sijn discipulen by auontueren niet en comen ende stelen hem, ende dat si dan totten volcke niet en seggen, hi is vander doot verresen, ende so sal die laetste dwalinge arger sijn dan deerste.

64

Ende Pylatus sprack tot haer. Ghi hebt bewaerders, Gaet ende bewaert hem gelijc ghi weet. Ende si gingen wech ende bewaerden dat graf metten wachters, ende segelden den steen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
mat. xv.a Luc. xiij c.

margenoot+
Act. i.d.

margenoot+
Zac. xi c

margenoot+
B vers 11

margenoot+
io. xviij f

margenoot+
mar. xv.a lu. xxiij c. Io. xviij g

margenoot+
C vers 23

margenoot+
lu. xxiij,d, Io, xix,a

margenoot+
D vers 32

margenoot+
E vers 34
margenoot+
psal, xxi

margenoot+
Sa. ij.d. mat. xv c lu. xxiij.c

margenoot+
F vers 44
margenoot+
mar. xv c

margenoot+
mar. xv.d

margenoot+
io. xix d


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken