Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Iesus den knecht van Centurio ghesont maecte, ende eender weduwen sone vander doot verwecte, ende hoe Ioannes sijn iongeren tot Iesum sant, ende een sondersse den HEERE sijn voeten wiesch

Dat .vij. Capittel.

[afbeelding]

1

NA dien dat hi tot den volcke wtgesproken hadde, ginc hi tot Caparnaum,

2

ende des hooftmans knecht lach seer cranc, dien hi lief hadde,

3

Doen hi hoorde van Ihesu sandt hi die outste der Ioden tot hem, ende

[pagina *]
[p. *]

badt hem, dat hi quame ende maecte sinen knecht gesont

4

Maer doen si tot Iesum quamen badense hem met neersticheyt, ende seyden, Ga naar margenoot+ Hi is des waerdich, dat ghi hem dat bewijst,

5

want hi heeft ons volc lief, ende hi heeft ons de scole getimmert.

6

Iesus ginc met haer. Doen si nv niet verre vanden huyse en waren, seynde dye hoofman vrienden tot hem, ende liet hem seggen. Och HERE en vermoeyt v niet, Ic en ben niet waerdich dat ghi onder mijn dack coemt,

7

daerom en heb ic ooc mi seluen niet weerdich geacht, dat ic tot v soude comen, mer sprect een woort, so wort mijn kint gesont,

8

Want ic ben ooc een mensche der heerscappien onderdaen, ende heb ruyters knechten onder mi, ende segge totten eenen, gaet henen ende hi gaet henen, ende totten anderen, coemt hier, ende hi comt, ende tot mijnen knechte, doet dat, ende hi doet dat,

9

Mer doen Iesus dat hoorde, verwonderde hi hem sijnder, ende keerde hem om, ende seide tot den volcke dat hem na volchde. Ic segge v, sodanigen geloue en heb ic in Israel niet geuonden,

10

Ende doen die wtgesonden weder thuys quamen, vonden si den crancken gesont. *

11

Ga naar margenoot+† Ende het gesciede daer na dat hy in een stadt ginc, geheeten Nain, ende daer gingen van sinen iongheren veel met hem, ende veel volcx.

12

Als hi na bi die poorten der stadt quam, Siet, doen droechmen eenen dooden daer wt, die een eenich sone sijnder moeder was, Ende si was een weduwe, ende veel volcx wt der stat ginc met haer.

13

Ende doense die HERE sach, iammerde hem dat, ende seide tot haer Weent niet,

14

ende ginc daer toe, ende roerde die bare aen Ende die dragers stonden stille, ende hi seyde, Iongelinc ic segge v, staet op,

15

Ende die dode rechte hem op, ende begost te spreken, ende hi gaf hem sijnder moeder,

16

Ende haer allen quam een vreese aen, ende presen God, ende seyden, Het is een groot Propheet onder ons opgestaen, ende God heeft zijn volc besocht. Ga naar margenoot+ *

17

Ende dese reden is wtgegaen van hem in dat geheele Iootsce lant, Ga naar margenoot+ ende in alle om gelegen landen,

18

Ende alle dit vercondichden Ioanni sijn discipulen,

19

ende hi riep twee van sinen discipulen tot hem, ende santse tot Iesum, ende liet hem seggen, Sidy die daer comen sal, oft sullen wi eenen anderen wachten? Mer doen die mannen tot hem quamen, seyden si,

20

Ioannes die doper heeft ons tot v wtgesonden, ende laet v seggen, Sidi die daer comen sal, oft sullen wi eenen anderen verwachten

21

Tot dier seluer tijt maecte hider veel ghesont van siecten ende plagen, ende van onreyne geesten, ende veel blinden gaf hi haer tgesichte.

22

Ende Ihesus antwoorde ende seyde tot haer, Gaet, ende vercondicht Ioanni wat ghi gesien ende gehoort hebt, want die blinde sien, dye lamme gaen, ende die malaetscen werden gereynicht, de doouen hooren, die dooden staen op, den armen werdt dat Euangelium gepreect,

23

ende salich is hi die hem niet en Ga naar margenootb argert in mi.

24

Mer doen die boden Ioannis wech ginghen, begost Iesus te spreken totten volcke, van Ioannes, Wat sijt ghi wtgegaen in die woestine te sien? Wout ghi een riet sien, dat vanden winde bewegen wert?

25

oft wat sijt ghi wtgegaen te sien? wout ghy eenen mensce sien in sachten cleederen? Siet, die in heerlicke cleederen ende wellust leuen, die sijn inden coninclijcken houen,

26

Oft wat sidy wtgegaen te sien? wout ghi een propheet sien? Ia ic segge v, dat die daer meer is dan een Propheet,

27

Want hi is dye gene daer af gescreuen staet. Siet, ic seynde mijnen engel voor v aensicht, die daer sal bereyden uwen wech voor v,

28

Want ic segge v, Dat onder dien die van vrouwen geboren sijn, en is geen grooter Propheet, dan Ioannes die dooper,. Mer die de cleynste is in dat rijc Gods, Ga naar margenoot+ is grooter dan hi.

29

Ga naar margenoot+Ende alle dat volc dat hem hoorde, ende dye openbaer sondaers gauen God recht, ende lieten hen dopen met der doope Ioannis,

30

Mer die Pharizeen ende scriftgeleerden verachten Gods raet, tegen haer seluen, ende en lieten hen niet doopen van hem. Ga naar margenoot+

31

Mer die HERE seide, bi wien sal ic die menschen van dit geslachte gelijcken? Ende wien sijn si gelijc.

32

Si sijn gelijc den kinderen, die op die merct sitten ende roepen tegen den anderen, ende segghen, Wi hebben v gepepen, ende ghi en hebt niet gedanst, Wy hebben v beclaecht, ende ghi en hebt niet geweent,

33

Want Ioannes die dooper is gecomen, ende en adt geen broot, ende en dranc geenen wijn, ende ghi segt. Hi heeft den duyuel.

34

Des menschen sone is gecomen, Hi eet ende drinct Ende ghi segt, Siet, die mensce is een verslinder ende een wijnsuyper, ende een vrient der openbaer sondaren,

35

Ende die wijsheyt moet haer laten rechtuaerdigen, van alle haer kinderen.

[afbeelding]

36

† Mer daer badt hem een vanden Pharizeen, dat hi met hem woude eten, Ende hi ginc daer in des Pharizeeus huys, ende sette hem ter tafelen,

37

Ga naar margenoot+Ende siet, een wijf was inder stadt dye was een sondersse, Ga naar margenoot+ doen si vernam dat hi aender tafel sadt, in des pharizeen huis, bracht si een glas met saluen,

38

ende ginc achter tot sijn voeten, ende weende, ende begost sijn voeten nat te maken met tranen, ende metten hayre haers hoofts te droogen, ende custe sijn voeten, ende salfdese met saluen,

39

Mer doen die Pharizeeus sach, die hem genoot hadde, seyde hi bi hem seluen ende sprac, Waer dese een propheet, so soude hi wel weten, wie ende hoedanich dat wijf ware die hem aenroert, want si is een sondersse,

40

Ende Iesus antwoorde, ende seyde tot hem, Simon ic heb v wat te seggen. Hi sprac Meester, segt,

41

Daer hadde een leenheere twee sculdenaren, een was hem sculdich vijf hondert penningen, dye ander vijftich,

42

Doen si niet en hadden te betalen, scout hi hen dat beyde quijt, Segget nv hier, welc onder dien sal hem dan meest lief hebben?

43

Ga naar margenoot+Simon antwoorden, ende seyde, Ic meyne die, dien hi meest quijt geschouden heeft. Doen seyde hi tot hem, Ghi hebt recht geordelt

44

Ende hi keerde hem totten wijue ende seyde tot Symon, Siet ghi dit wijf? Ic ben gecomen in v huys, ghi en hebt geen water gegeuen tot mijnen voeten, mer dese heeft mijn voeten met tranen nat gemaect, ende met den hayre haers hoofts gedroocht

45

Ghi en hebt mi geenen cusse gegeuen, mer dese, na dien si hier in gecomen is, en heeft si nyet afgelaten mijn voeten te cussen,

46

Ghi en hebt mijn hooft niet gesalft met olyen, maer si heeft mijn voeten met saluen gesalft.

47

Daerom segge ic v. Haer sijn veel sonden vergheuen, want si heeft vele liefgehadt. Mer die weynich vergeuen wert, dye heeft weynich lief gehat,

48

ende hi seyde tot haer, v sonden zijn v vergeuen.

49

Doen begosten die mede te tafelen saten te seggen bi hen seluen? Wie is dese, die ooc die sonden vergeuet?

50

Maer hi seyde tot den wijue, V ghelooue heeft v geholpen, Gaet henen met vreden.

margenoot+
B vers 4

margenoot+
C vers 11

margenoot+
mat xi.a

margenoot+
D vers 17

margenootb
In Cristo verarghert te sijn, is in Cristo niet geloouen. mat. xi.a

margenoot+
mat. iij.a

margenoot+
E vers 29

margenoot+
mat. xi.d

margenoot+
F vers 37
margenoot+
mat. xiiij a Io. xij.d

margenoot+
G vers 43


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken