Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Iesus sinen discipulen macht gaf die duuelen wt te worpen, Ende hoe hi met vijf brooden, ende twee visschen, veel menschen spijsde, ende hem opten berch verclaerde, ende veel schoone leeren dede

Dat .ix. Capittel

1

Ga naar margenoot+ENde hi riep die twaelf te samen, ende gaf hen cracht ende macht ouer alle duyuelen, Ga naar margenoot+ ende dat si gesont souden maken alderley siecten

2

Ende seyndese wt te prediken dat rijcke Gods, ende gesont te maken die crancken,

3

Ende seyde tot haer? Ghi en sult niet met v nemen op den wech noch staf, noch tessce, noch broot, noch gelt ghi en sult ooc geen twee rocken hebben.

4

Ende waer ghi in een huys gaet, daer blijft tot dat ghi van daer gaet

5

ende wie v niet en ontfangt, daer gaet wt vander seluer stadt, ende scuddet af dat stof van uwen voeten, tot eender getuygenisse ouer haer.

6

Ende si gingen wt, ende si reisden door die casteelen, ende preecten dat Euangelium, ende maecten gezont aen allen eynden *

7

Het quam voor Herodes Tetrarcha alle dat door hem gesciede, Ga naar margenoot+ ende hi sorchde om dat van sommige geseyt worde, Ioannes is vanden doden opgestaen,

8

zommige Elyas is geopenbaert, sommige daer is een vanden ouden propheten opgestaen,

9

ende Herodes seyde, Iohannem heb ic onthooft, wie is dan dese van welcke ic sulcx hoore, ende begeerde hem te sien

10

Ende die Apostelen quamen weder, ende vertelden hem wat si gedaen hadden, Ende hi namse tot hemwaerts, ende weec besiden af, in een woestijne byder stadt die heet Bethsaida.

11

Ga naar margenoot+Doen dat volc dat bekende, togen si hem na, ende hi ontfincse, ende seyde haer van dat rijcke Gods, ende maectese gesont die dat behoefden

[afbeelding]

12

Maer doen den dach begonst onder te gaen, Ga naar margenoot+ † Doen gin-ghen tot hem die twaelf Apostelen, ende seyden tot hem? Laet dat volc van v, dat si rontomme in die casteelen gaen, ende in die dorpen, daer si herberge ende spijse mogen vinden, want wi zijn hier inder woestijnen.

13

Hi seyde tot haer, Geeft ghi haer te eten, Si seyden, Wi en hebben nyet meer dan vijf brooden, ende twee visscen, ten si dat wi gaen, ende spise coopen voor so veel volcx,

14

want daer waren bi vijf dusent mannen. Mer hi seide tot sinen discipulen, Doetse neder sitten bi hoopen, vijftich,

15

ende si deden also, ende setten hen alle neder.

16

Doen nam hi die vijf broden, ende die twee visscen, ende sach op inden hemel, ende sprac die benedictie daer ouer, ende bracse ende gafse den discipulen, dat sise den volcke voor souden setten

17

Ende si aten, ende werden alle versaet. Ende daer werden opgenomen, van dien, dat daer ouerbleef vanden brocken .xij. koruen. *

18

Ende het gesciede, Ga naar margenoot+ doen hi int gebet alleen was, doen waren sommige sijnder discipulen bi hem, ende hi vraechde haer, ende seyde? Wie seggen die luyden dat ic ben?

19

Si antwoorden ende seyden? Si seggen, ghi sijt Iohannes die dooper, Sommige dat ghi sijt Elias, Sommige daer is een vanden ouden propheten opgestaen.

20

Hi seide tot haer, mer wie segt ghi dat ic ben? Doen antwoorde Petrus ende seyde, Ghi sijt Cristus die gesalfde Gods.

21

Ende hi berisptese, ende geboot datse dat niemant en souden seggen, ende sprac,

22

want des menscen sone moet noch vele lijden, Ga naar margenoot+ ende verworpen worden vanden ouersten, ende hoge priestren ende scriftgelerden, Ga naar margenoot+ ende gedoot worden, ende op den derden dage verrizen

23

† Doen seyde hi tot haer allen, Wie mi nae volgen wille die veruloecke hem seluen, ende neme zijn cruys op hem dagelicx, ende volghe mi na,

24

want wie zijn leuen behouden wilt die sal dat verliesen, Ende wie zijn leuen verliest om mijnen wille, die sal dat behouden.

25

Wat batet den mensce, oft hi die geheele werelt wonne, ende verlore hem seluen, oft dede hem seluen scade?

26

Wie hem mijnder, ende mijnder woorden scaemt, dien sal sijnder des menschen sone oock scamen, wanneer hi comen sal in sijnder heerlicheyt, ende sijns vaders, ende der heyliger engelen. *

27

Ic segge v voorwaer, datter somige sijn, van dien die hier staen, die den doot niet en sullen smaken, tot dat si dat rijc Gods sien

[afbeelding]

28

Ende het gesciede na dese redenen bi acht dagen, dat hi tot hemwaerts nam Peeter, Iohannes ende Iacob, Ga naar margenoot+ ende clam op eenen berch, op dat hi soude bidden.

29

Ende doen hi badt, wert die gedaente sijns aensichts anders, ende sine cleet wit ende blinckende

30

Ende siet, twee mannen spraken met hem, welcke waren Moyses ende Elyas,

31

die verscenen hem in claerheyt, ende seyden vanden wtganc, den welcken hi soude veruullen tot Hierusalem.

32

Mer Petrus, ende die met hem waren, waren vol slaeps, Mer doen si ontsprongen sagen si sijn heerlicheyt, ende die twee mans bi hem staen

33

Ende het gesciede doen die van hem gingen, seyde Peeter tot Iesum? Ga naar margenoot+ Meester, hier ist goet wesen, wi willen hier drie tabernakelen maken, v eenen, ende Moysy eenen, Ga naar margenoot+ ende Elias eenen, ende hi en wist niet wat hi seyde.

34

Doen hi so

[pagina *]
[p. *]

sprac, quam een wolcke, ende omuincse met der schaeyen ende si verscricten, doense, die wolcke ouertooch. Ende het viel een stemme wt der wolcken, ende seyde.

35

Ga naar margenoot+Dit is mijnen lieuen sone, dien hoort.

36

Ende doen die stemme gesciede, vonden si Iesum alleene, ende si verswegent ende en vercondichden dat niemanden inden seluen dagen, wat si gesien hadden.

37

Ende het ghesciede den dach daer na, doen si vanden berge quamen, Ga naar margenoot+ quam hen veel volcx tegen.

38

Ende siet, een man onder den volcke riep, ende sprac, Meester, ic bidde v, besiet doch mijnen sone, want hi is mijn eenige sone,

39

Ende siet den geest grijpt hem aen, ende hi roept terstont, ende hi verschoort hem also, dat hi scuymt, ende met noot wijcket hi van hem, wanneer hi hem geschoort heeft,

40

ende ick hebbe v discipulen gebeden, dat si hem wtworpen souden ende si en conden niet.

41

Doen antwoorde Iesus ende seyde, O ghi ongeloouige ende verkeerde aert, hoe lange sal ic bi v sijn, ende v lijden? Brengt uwen sone hier, Ende doen hi bi hem quam, plucte hem die duyuel, ende verschoorde hem.

42

Mer Iesus bedwanc den onreynen geest, ende maecte dat kint ghesont, Ga naar margenoot+ ende gaf hem sinen vader weder, Ende si verwonderden haer alle van die heerlicheyt Gods.

43

Ga naar margenoot+Ende doen si hen alle verwonderden van al dat hi dede, sprac hi tot zijn discipulen?

44

Vatet dese redene in v ooren, Want des menscen sone moet ouergeleuert worden, inder menscen handen,

45

Mer dat woort en verstonden si niet, ende dat was voor haer verborgen, also dat si dat niet en begrepen, Ende si vreesden hem te vragen van dien seluen woorden

46

Ende daer quamen ooc gedachten onder haer, wie onder hen die grootste ware.

47

Maer doen Iesus die ghedachten haers herten sach, greep hi een kint, ende sette dat neuen hem, ende seyde tot haer

48

Wie dit kint ontfangt in minen name, die ontfangt mi, ende so wie mi ontfangt, die ontfangt dien, die mi gesonden heeft Mer wie die cleynste is onder v allen, die sal groot zijn.

49

Doen antwoorde Iohannes ende seide. Meester wi sagen eenen die werp duuelen wt in uwen naem ende wi verbodent hem, want hi en volget v niet met ons.

50

Ende Iesus seyde tot haer, Verbiet hem niet, Want wie niedt teghen v en is, die is voor v

51

Ga naar margenoot+† Ende het gesciede, doen die tijt veruult was, dat hi van hier genomen soude worden, Ga naar margenoot+ keerde hi sijn aensicht stracx na Hierusalem te wandelen,

52

ende hi seynde boden voor hem wt, die gingen, ende quamen in een casteel der Samaritanen, dat si hem herberge souden bestellen

53

Ende si en ontfingen hem niet, daerom dat hi sijn aensicht gekeert hadde, te wandelen na Hierusalem.

54

Mer doen dat sijn discipulen Iacob ende Iohannes saghen, seyden si HERE, wildi dat wi seggen, dat vier vanden hemel valle, ende haer verniele, als Helyas dede?

55

Iesus keerde hem omme, ende berisptese ende sprac. En weet ghi niet welcx geests kinderen ghi sijt?

56

Des menscen sone en is nyet gecomen, der menscen sielen te verderuen, maer te behouden, Ende si ghinghen in een ander casteel. *

57

† Ende het gesciede doen si op den wege waren, seide een tot hem. Ic wil v na volgen, waer ghi gaet.

58

Ende Iesus seyde tot haer? Die vossen hebben holen, ende die vogelen hebben nesten, mer des menscen sone en heeft niet daer hi sijn hooft op legge.

59

Ende hi sprac tot eenen anderen, Volcht mi na. Die seyde, HERE, laet mi toe dat ic eerst gae, ende mijnen vader begraue,

60

Mer Iesus seyde tot hem, Laet die dooden haer dooden begrauen, mer gaet ghi wech, ende vercondicht dat rijcke Gods *

61

Ende een ander seyde, HERE, ic wil v na volgen, mer laet toe, dat ic een afsceydinghe make met dien die in mijn huys sijn.

62

Iesus sprac tot hem, Wie sijn hant aenden ploech leyt, ende siet te rugge, die en is niet bequame tot dat rijcke Gods

margenoot+
A vers 1
margenoot+
mat. x.a mar. vi b

margenoot+
mat. vi b mar vi.

margenoot+
B vers 11

margenoot+
Mathei. xiiij.b.

margenoot+
Ioan. vi.a

margenoot+
C vers 22
margenoot+
mathei. xvi.c. Mar. viij.d.

margenoot+
Matth. xvij.a mar. ix.a

margenoot+
D vers 33
margenoot+
Matth xvij.a.

margenoot+
E vers 35

margenoot+
matthei xvij.c

margenoot+
mar. ix.c matthei. xvij.c.

margenoot+
F vers 43

margenoot+
G vers 51
margenoot+
mar. viij c


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken