Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe een arme weduwe met een cleyn ghaue gepresen wert. Hoe Christus seyde vander verderuinghe des tempels, ende vanden teykenen daer voor, ende voor den laetsten tijden toecomende, Ende hoe wi ons voor gulsicheyt ende dronckenschap bewaren sullen.

Dat .xxi. Capittel.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+ENde hi sach op, Ga naar margenoot+ ende aensach dye rijcke, hoe si haer offer in leyden, in dye kiste Gods.

2

Hi sach ooc een arme weduwe ende leyde twee miten in. Ende hy seyde

3

Voorwaer segge ic v, dese arme weduwe heeft meer dan si alle in gheleyt?

4

Want alle dese hebben wt haer ouerschot ingeleyt totter offerhande Gods, mer si heeft wt haer nootdruft, alle haer costen die si hadde ingheleyt

5

Ende doen sommige seiden vanden tempel, Ga naar margenoot+ dat hi geciert ware, van sinen steenen ende cleenheden, seyde hi Den tijt sal comen, in welcken alle dat ghi siet, niet eenen steen op den anderen gelaten en sal worden die niet gebroken en sal worden.

6

Ga naar margenoot+Si vraechden hem ende spraken. Meester, wanneer sal dat geschien, Ga naar margenoot+ ende welc is dat teeken, als dat ghescieden sal?

7

Hi seyde, Siet toe, laet v niet verleyden. Want veel sullen comen in mijnen naem, ende seggen, ic bent, ende den tijt is hier bi gecomen, volcht hem niet na.

8

Wanneer ghi hooren sult, van oorloghen ende oploop, so en wilt niet veruaert worden, want dat moet te voren gescieden, mer dat eynde en is noch nyet terstont daer

9

Doen seyde hi tot haer. Een volc sal opstaen tegen dat ander, ende deen rijck teghen dat andere,

10

ende daer sullen gheschieden groote aertbeuinghe, hier ende ghinder pestilencie, ende dieren tijt, ooc sullen verscrickingen vanden hemel, ende grote teekenen gescieden.

11

Mer voor alle dese sullen si die handen aen v slaen ende veruolgen, ende sullen v ouer leueren in haer scholen, ende geuanckenissen, ende voor coningen, ende voor vorsten trecken om mijns naems wille.

12

Dat sal v gheschieden tot eender getuygenisse,

13

Ga naar margenoot+Daerom so set in uwe herten dat ghi niet en sorcht, hoe ghi v sult verantwoorden.

14

Want ic wil uwen mont een wijsheyt geuen, welcke si niet wederspreken en mogen noch wederstaen, alle v wederpartie,

15

Ghi sult ooc ouergeleuert worden, van uwe ouders, broederen, vrienden, ende maghen, ende si sul-len uwer sommige totter doot helpen,

16

Ende ghi sult gehaet worden van alle menschen, om mijns naems wille, Ende een hayr van uwen hoofde en sal niet vergaen.

17

Vaet v siele met lijdsaemheyt,

18

Ga naar margenoot+Wanneer ghi sien sult Ierusalem beleggen met eenen heyre, Ga naar margenoot+ so merct dat hier bi gecomen is hare woestijne.

19

Die dan in Iuda sijn die vlien tot die bergen, ende wie midden daer in is, die wijcke daer wt, ende wie op den lande is, die en come niet hier in,

20

want dat sijn die dagen der wraken, op dat veruult mach werden al dat gescreuen is.

21

Mer wee den beuruchten ende soogelingen, in dien seluen dagen Want het sal groot gedranghe op die aerde sijn, ende eenen toorne ouer dat volc,

22

Ende si sullen vallen door des sweerts monde, ende geuangen geuoert onder alle volc. Ende Hierusalem sal vertreden worden van die Heydenen tot der heydenen tijt veruult werde.

23

Ga naar margenoot+† Ende daer sullen teekenen gescieden inder sonnen ende mane ende sterren, ende op der aerden sal den luyden bange sijn, dat si niet en weten waer henen,

24

ende dat meyr, ende die baren sullen bruysschen, ende die menschen sullen versmachten van vreesen, ende verwachtinge der dingen dye comen sullen, ouer dat gheheel aertrijcke. Ga naar margenoot+ Dan sullen ooc die crachten der hemelen beweecht worden.

25

Ende als dan sullen si sien des menschen sone comen in dye wolcken met cracht ende grote heerlicheyt.

26

Wanneer dit begint te gescieden, so siet op, ende Ga naar margenoota heft v hooft op daeromme, dat uwe verlossinge dan naket.

27

Ende hi seyde haer een gelijckenisse. Siet aen den vijgeboom, ende alle boomen, als si dier tijt wtschieten, so siet ghi dat aen, ende merct dat dan den tijt des somers na is,

28

Also ooc ghi, wanneer ghi dit alle siet geschieden, so weet dat, dat rijcke Gods na is,

29

Voorwaer ic segge v, dit geslacht en sal niet vergaen, so lange dat dit al gesciet is,

30

Hemel ende aerde sal vergaen, mer mijn woort en sal niet vergaen.

31

Mer wacht v dat v hert niet beswaert en werde met eten ende drincken, ende met sorge der neringe, ende dien dach come snel ouer v.

32

Want gelijck een valstrick sal si comen ouer al die, dye op aerden woonen.

33

Daerom waect altijt ende bidt, Ga naar margenoot+ dat ghi weerdich werden moecht te ontulien allen desen dye gheschien sullen ende te staen voor des menscen sone.

34

Ga naar margenoot+Ende hi leerde des daechs inden tempel, mer des nachts ghinc hi wt, ende bleef ooc des nachts aenden olijfberch,

35

Ende alle dat volc was vroech op, inden tempel om te hooren

margenoot+
A vers 1
margenoot+
mar. xij.d

margenoot+
Mathei xiij

margenoot+
B vers 6
margenoot+
mat. xiij

margenoot+
C vers 13

margenoot+
D vers 18
margenoot+
matth. xxiiij.b.

margenoot+
E vers 23

margenoot+
mat. xiv ma

margenoota
Dat hooft op heffen, dat is gedencken ende verblijden.

margenoot+
matthei. xxiiij.c

margenoot+
F vers 34


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken