Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe Iesus metter Samaritaenscher vrouwen byden put van Iacob sprack, ende haer seyde dat si vijf mannen gehadt hadde Ende hoe hi des conincx sone ghenas.

Dae .iiij. Capittel.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+DOen nv Ihesus bekende dat voor dye Pharizeen ghecomen was,

2

hoe dat Iesus meer discipulen maeckte ende doopte dan Ioannes, hoe wel Iesus selue niet en doopte, maer sijn discipulen,

3

so verliet hi dat lant van Iudea, ende reysde weder in Galileen,

4

† Maer hi moeste door Samarien reysen,

5

Doen quam hi in een stadt van Samarien, die heet Sichar, seer bi den velde, dat Iacob sinen sone Ioseph gaf,

6

Daer was Iacobs fonteyne. Ihesus vermoeyt wesende vander reysen, sadt also op die fonteyne,

7

Ende het was omtrent die Ga naar margenoota seste vre.

Doen quam een vrouwe van Samarien om water te putten: Iesus seyde tot haer, Gheeft mi te drincken,

8

Want sijn discipulen waren wech gegaen in die stat om dat si spijse souden coopen,

9

So seyde die Samaritaensche vrouwe tot hem, Hoe bidt ghi van mi te drincken, so ghi doch een Iode sijt, ende ick een Samaritaensche vrouwe? Want die Ioden en hebben geen gemeynschap metten Samaritanen,

10

Iesus antwoorde ende seyde tot haer: Waert dat ghi dye gaue Gods kende, ende wie hy is die tot v seyt, geeft mi drincken, ghy soudt hem bidden, ende hy soude v leuende water gheuen.

11

Ga naar margenoot+Die vrouwe seyde tot hem. HERE, ghi en hebt doch niet daer ghi mede putten moecht, ende den put is diep, van waer hebt ghi dan leuende water?

12

Sijt ghi meerder dan onse vader Iacob, die ons desen put ghegheuen heeft? ende hi heeft daer wt gedroncken, ende sijn kinderen, ende sijn beesten.

13

Iesus antwoorde ende seyde tot haer, Wie van dezen water drinct, dien sal weder dorsten,

14

Mer wie vanden water drincken sal dat ic hem gheue, dien en

[pagina *]
[p. *]

sal inder eewicheyt niet dorsten, mer dwater dat ic hem gheuen sal, dat sal in hem een fonteyne des waters werden, dat int eewige leuen springhet,

15

Die vrouwe seide tot hem: HERE, geeft mi dat selue water, op dat my niet en dorste, ende dat ic hier nyet en derf comen putten.

16

Ga naar margenoot+Iesus seyde tot haer: Gaet henen, ende roept uwen man, ende coemt hier.

17

Die vrouwe antwoorde ende seyde, Ick en heb gheenen man. Iesus seyde tot haer: Ghy hebt wel geseyt, ic en heb gheenen man,

18

want ghi hebt vijf mans ghehadt, ende dyen ghy nv hebt dat en is v man niet, Ghi hebt wel geseyt,

19

Die vrouwe seyde. HEERE, ic sie dat ghi een propheet sijt,

20

Onse vaderen hebben op desen berch aengebeet, ende ghi lieden segt, tot Hierusalem is dye plaetse daermen aenbidden soude.

21

Iesus seyde tot haer, Vrouwe gelooft my, den tijt sal comen, dat ghi noch op desen berch, noch tot Hierusalem den vader sult aenbidden,

22

Ghi lieden en weet niet wat ghi aenbidt, mer wi weten wat wi aenbidden, want die salicheyt coemt vanden Ioden,

23

Ga naar margenoot+Mer den tijt sal comen, ende is nv, dat die warachtige aenbidders den vader inden gheest ende inder waerheyt sullen aenbidden, Want die vader wilt sodanige ooc hebben, die hem also aenbidden,

24

God is een gheest, ende dye hem aenbidden dye moeten hem inden gheest ende inder waerheyt aenbidden. Die vrouwe seyde tot hem,

25

Ic weet dat Messias coemt die Christus heet, wanneer die selue sal comen, so sal hijt ons al vercondighen.

26

Iesus seyde tot haer, Ic bent, dye met v spreect.

27

Ende onder dien quamen sijn discipulen, ende si verwonderden haer dat hy met eender vrouwen sprac, Nochtans en seyde nyemant wat vraecht ghi, oft wat spreeckt ghi met haer?

28

Doen liet die vrouwe haer cruycke staen, Ga naar margenoot+ ende ghinc in die stadt, ende seyde totten volcke.

29

Coemt siet eenen mensche die mi al gheseyt heeft dat ic gedaen hebbe, oft hi niet Christus en si?

30

Doen ghinghen si wt der stadt ende quamen tot hem.

31

Daer en tusschen vermaenden hem die discipulen ende seyden, Meester, eet,

32

Maer hi seide tot haer. Ic heb een spijse teten, daer ghi niet af en weet

33

Doen seyden die discipulen onder malcanderen, Heeft hem yemant teten ghebracht?

34

Ihesus seide tot haer Mijn spijse is dese, dat ic den wille des geens doe die mi ghesonden heeft, ende dat ic sijn werck volbrenge,

35

En segt ghi lieden niet selue, het zijn noch vier maenden dat den oogst coemt? Syet, ic segge v, heft op v oogen, ende siet in dat veldt, want het is te hants wit totten oogst

36

Ende wie daer maeyt die ontfangt loon, ende vergadert vrucht totten eewighen leuen, op dat dye ghene dye daer saeyt ende die daer maeyt hem met malcanderen verblijden,

37

Want hier is die sprake warachtich, Dese saeit een ander maeyt,

38

Ick heb v ghesonden te maeyen, dat ghy niet en hebt bearbeyt,

39

Ander hebben gearbeyt, ende ghi zijt in haren arbeyt ghecomen.

Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+ Daer gheloofden vele vanden Samaritanen wter seluer stadt in hem, om die reden der vrouwen, die welcke daer ghetuychde, Hi heeft mi geseyt al wat ic gedaen heb,

40

Als nv die Samaritanen tot hem quamen, so baden si hem, dat hi bi hen woude blijuen, ende hi bleef daer twee dagen,

41

Ende daer gheloofder vele meer om zijns woorts wille,

42

ende seiden totter vrouwen, Wi en gelouen nv voort meer niet om uwer reden wille, wi hebbent selue gehoort ende bekent dat dese warachtelic Christus der werelt salichmaker is.

43

Na twee dagen tooch hi van daer, ende ginc in Galilien,

44

Want Iesus selue tuychde, dat een Propheet thuys, oft in sijns vaders lant niet geacht en is.

45

Doen hi nv in Galilea quam, so ontfinghen hem die Galileetsche, diet al gesien hadden, dat hi in der hoochtijt tot Ierusalem gedaen hadde.

46

Ende Iesus quam weder tot Cana in Galileen, daer hi dat water tot wijn gemaect hadde

47

† Ende daer was een Conincxken wiens sone cranc lach tot Capernaum, Dese hoorde dat Iesus van Iudea in Galilea quam, Ga naar margenoot+ ende ginc tot hem, ende badt hem dat hi neder woude dalen, ende genesen sinen sone,

48

Want hi lach doot sieck. Ende Iesus seyde tot hem. Het en si dat ghi teekenen ende wonderlicheden siet, so en gelooft ghi niet.

49

Dat Conincxken seyde tot hem. HERE coemt af eer mijn kint sterft,

50

Iesus seyde tot hem, Gaet henen, v sone leeft. Die mensche gheloofde den woorde dat Iesus tot hem seyde, ende ghinc henen,

51

Ende met dien dat hi neder ghinck so ontmoetten hem zijn knechten, ende vercondichden hem, ende seyden. V kint leeft.

52

Doen vraechde hy dye vre, in welcke het beter met hem geworden was, Ende si seyden, ghisteren omtrent die seuenste vre, so verliet hem die cortse.

53

Doen mercte die vader, dat ontrent die vre was, in welcke Iesus tot hem gheseyt hadde. V sone leeft,

54

Ende hi geloofde met sinen geheelen huyse. * Dat is dat ander teeken dat Iesus dede doen hi van Iudea in Galileen quam.

margenoot+
A vers 1

margenoota
Die seste vre byden Ioden, dat was te xij. vren opter noenen, want sy tellen dye vre vander sonnen opganck.

margenoot+
B vers 11

margenoot+
C vers 16

margenoot+
D vers 23

margenoot+
E vers 28

margenoot+
F vers 39
margenoot+
mar. vi a luc. iij.d

margenoot+
G vers 47


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken