Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van dat lijden ende Passie ons HEREN Iesu Christi.

Dat .xviij. Capittel

[afbeelding]

[pagina *]
[p. *]

1

Ga naar margenoot+† DOen Iesus dese dingen ghesproken hadde, so ghinc hy wt met sinen discipulen ouer die beke Kydron, daer was eenen hof, daer ginc Iesus in ende zijn discipulen,

2

ende Iudas die hem verriet, ende wiste de plaetse ooc, want Iesus dicwil hem daer versaemde, met zijn discipulen.

3

Doen nv Iudas met hem genomen hadde die scare, Ga naar margenoot+ ende der ouersten priesters, ende der pharizeen dienaers, so quam hi daer met fackelen, lanternen, ende met wapenen

4

Als nv Iesus wist al wat hem ouercomen soude, so ginc hi wt ende seide tot haer, Wien soect ghi?

5

Si antwoorden hem, Iesum van Nazareth, Iesus sprac, Ic bent.

[afbeelding]

Iudas die hem verriet stont ooc bi hen.

6

Als nv Iesus tot haer seyde, Ga naar margenoot+ ic bent, so weken si te rugge, ende vielen op die aerde. Ga naar margenoot+

7

Doen vraechde hi haer weder, Wien soect ghi?

8

Si seyden, Iesum van Nazareth. Ihesus antwoorde, Ick heb v geseyt dat ict ben, Soect ghi mi dan, soo laet dese gaen,

9

Op dat dat woort veruult soude worden, dwelc hi seide, Ic en hebber geen verloren, die ghi mi gegeuen hebt

10

Doen hadde Symon Petrus een sweert, ende tooch dat wt, Ga naar margenoot+ ende sloech na des ouersten priesters knecht, ende sloech hem zijn rechte oore af, Ende die knecht hiet Malchus.

11

Doen seide Iesus tot Petrum, Steect v sweert in die scheyde, Ende sal ic den kelc niet drincken, dien my mijn vader gegeuen heeft?

12

Die scare ende die dienaers der Ioden tasten Ihesum aen, ende bonden hem,

13

ende leyden hem eerst tot Annam die Cayphas swager was, de welcke des iaers ouerste priester was.

14

Het was Cayphas die den Ioden

[afbeelding]

riet, dat goet ware dat een mensche voor dat volc storue,

15

Symon Petrus volchde Iesum na, Ga naar margenoot+ ende een ander discipel, Ga naar margenoot+ Die selue discipel was den ouerste priester bekent, ende ginc met Iesum in des hogen priesters palays

16

Petrus stont daer buten voor de dore. Doen ginc die ander discipel die den hoogen priester bekent was wt, ende sprac metter doorwachtersse, ende leyde Petrum in.

17

Doen seyde die doorwachtersse tot Petrum, En sijt ghi ooc dees menschen discipel niet een?

18

Hi seyde, Ick en bens niet. Die knechten ende dienaers stonden, ende hadden een vuer van kolen gemaect, want het was cout ende wermden haer. Peeter stont oock bi haer ende wermde hem.

19

Ende die hooge priester vraechde Iesum na zijn discipulen, Ga naar margenoot+ ende na sijn leeringe.

20

Iesus antwoorde, Ic heb vry openbaerlic gesproken voor de werelt Ic heb altijt geleert in die scole, ende inden tempel, daer alle die Ioden te samen comen, ende en heb niet in winckelen gesproken,

21

Ga naar margenoot+Wat vraecht ghi mi daer na? Vraechter dyen nae diet gehoort hebben, wat ic tot haer gesproken heb, Ga naar margenoot+ Siet, die selue weten wat ic gheseyt hebbe.

22

Als hi dat sprac so sloech een der dienaers Iesum int aensicht, ende seyde, Soudt ghi den hoogen priester also antwoorden?

23

Iesus antwoorde, Heb ic qualic gesproken, so bewijst dat, mer heb ic wel gesproken, wat slaet ghi mi.

24

Ende Annas seynde hem gebonden totten hogen priester Cayphas.

25

Ga naar margenoot+Simon Petrus stont ende wermde hem, Doen seyden si tot hem, En zijt ghi niet een van sinen discipulen? Hi loochendet ende seyde, ic en bens niet.

26

Een van des hooghen priesters knecht, een maech oft vrient des geens, die Petrus dat oor afgeslagen had, seide, En sach ic v niet inden hof bi hem?

27

Doen loochendet Petrus weder, ende terstont craeyde de haen

[afbeelding]

28

Doen leyden si Iesum van Caypha voor dat rechthuys, Ga naar margenoot+ ende het was vroech, ende si en ghinghen nyet int rechthuys, op dat si niet onreyn en souden worden, mer dat si dat paeschlam souden mogen eten.

29

Doen ginc Pilatus tot haer wt ende seide, Wat clachten brengt ghi tegen desen mensche?

30

Si antwoorden ende seyden, En waer hi niet een misdadige, wi en haddens v niet gheleuert.

31

Doen seyde Pilatus tot haer, So neemt hem wech, ende oordeelt hem na uwer wet. Doen seiden die Ioden tot hem, Wi en mogen nyemant dooden, Ga naar margenoot+

32

Op dat dat woort Iesu veruult soude worden dat hi seyde, te kennen gheuende, met welcker doot dat hi steruen soude.

33

Ga naar margenoot+Doen ginc Pylatus weder int rechthuys, ende riep Iesum, ende seyde tot hem. Sijt ghi Coninc der Ioden?

34

Iesus antwoorde, Segt ghy dat van v seluen? oft hebbent v die andere van mi geseyt?

35

Pylatus antwoorde, Ben ic een Iode? V volc ende die ouerste priesters hebben v mi geleuert, Wat hebt ghi gedaen? Iesus antwoorde,

36

Mijn rijc en is niet van deser werelt, Waer mijn rijc van deser werelt, mijn dienaers souden daerom vechten, dat ic den Ioden niet geleuert en soude werden, Mer nv en is mijn rijc niet van hier.

37

Doen seyde Pilatus tot hem, So sidi nochtans een coninc. Iesus antwoorde, Ghi segt, ic ben ymmer doch een Coninck, Ick ben daer toe geboren ende op die werelt gecomen, dat ic die waerheyt tuygen soude. Wie wt der waerheit is die hoort mijn stemme.

38

Pilatus seide tot hem, Wat is dye waerheyt?

Ga naar margenoot+ Ende doen hi dat gheseyt hadde, so ginc hi weder wt tot den Ioden, ende seyde tot haer, Ic en vinde geen scult aen hem,

39

Maer ghi hebt een gewoonte, dat ick v eenen op den Paesschen los gheue, Wilt ghi nv, dat ic v der Ioden Coninck los gheue?

40

Doen riepen si weder al te samen, ende seyden, Desen nyet, maer Barrabam, Barrabas was nochtans een moorder.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Matth xxvi.c lu. xxij.a

margenoot+
B vers 6
margenoot+
lu. xxi.c

margenoot+
Matth xxvi.e

margenoot+
C vers 15
margenoot+
lu. xxij.

margenoot+
Marci. xiiij.c

margenoot+
D vers 21
margenoot+
Matth xxvi.c.

margenoot+
E vers 25

margenoot+
Matth xxvij.c.

margenoot+
Luce. xxiij.a. Marci. xv.a.

margenoot+
F vers 33

margenoot+
G vers 38


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken