Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Van die begrauinghe Stephani, ende van dye prekinghe Philippi, dye hi dede in Samaria, in Ethiopia, ende hoe die heylighe gheest ghesonden wert onder dye heydenen, ende die berispinge van Somon magus

Dat .viij, Capittel.

1

Ga naar margenoot+SAulus had welbehaghen in sijn doot. In dyer tijt isser een grote veruolginge geschiet ouer dye vergaderinghe te Ierusalem zijnde, ende si verstroyden haer allen in dye landen Iudee, ende Samarien, sonder dye Apostelen

2

Goduruchtige mannen sloegen gay Stephanum, ende maecten grote clage ouer hem.

3

Saulus verstoorde die vergaderinghe ende hi ginc hier ende daer in die husen, ende trac naer hem mannen ende vrouwen, ende leuerdese in die geuanckenisse.

4

Ga naar margenoot+Dye dan verstroyt waren gingen al om, ende preecten dat Euangelium.

5

† Mer Philippus quam af in een stadt Samaria, ende predicte hen van Christo,

6

Dat volck nam eenmoedelijck waer dat van Philippo geseyt wert, si hoorden na hem ende sagen dye teekenen die hi dede.

7

Want dye onsuyuere geesten riepen luyde ende voeren wt vele menschen. Vele gichtige ende lamme worden gesont ghemaect, ende daer wert een groote blijscap inder seluer stadt. *

8

Mer daer was te voren in die selue stadt een man gheheeten Simon, die bedreef touerie, ende betouerde dat Samarich volc, ende hi gaf wt, hi waer wat groots

9

ende si saghen alle op hem vanden cleynsten totten grosten, ende seyden. Ga naar margenoot+ Dese is dye cracht Gods, dye daer groot is,

10

Mer si sagen daerom op hem dat hijse langhen tijt met zijnder touerien betouert hadde,

11

Mer doen si Philippo prekende vanden rijcke Gods, ende vanden name Iesu Christi gheloofden, lieten si hem doopen beyde mannen ende vrouwen?

12

Doen wert Symon ooc geloouich, ende liet hem doopen ende hinck Philippo aen, siende dye daden ende teekenen dye daer geschieden, verwonderde hi hem.

13

† Doen die Apostelen dye te Hierusalem waren, hoorden dat Samaria dat woort Gods ontfanghen hadde, soo seynden si tot hem Petrum ende Iohannem,

14

dye welcke doen si af waren ghecomen, baden si voor hen, dat si den heylighen gheest souden ontfanghen,

15

want hi en was noch nyet op haerder eenige geuallen, mer si waren alleen ghedoopt inden name Iesu Cristi,

16

doen leyden si die handen op haer, ende si ontfingen den heyligen geest. *

17

Maer doen Symon sach dat door oplegghen der Apostelen handen, die heylige geest wort gegeuen, so boot hi haer gelt, ende seyde.

18

Ga naar margenoot+Geeft my ooc dye macht op dat so wyen ic die handen oplegge, ooc den heyligen gheest ontfangen.

19

Mer Petrus seyde tot hem. Dat ghi verdoemt moet werden met uwen ghelde, dat ghy meynt Gods Ga naar margenoota gaue worde door gelt vercregen,

20

Ghi en sult noch deel noch aenual hebben in desen woorde, want v herte en is niet oprecht voor Gode,

21

daerom doet boete voor v boosheyt, ende bidt God of v dese boosheyt ws herten mocht worden vergheuen,

22

want ick sie dat ghy vol bitter der gallen zijt, ende bestrict met ongerechticheyt

23

Doen antwoorde Symon ende seyde, Bidt ghy by den HERE voor mi, op dat dyes gheene, op my en come, daer ghi af gheseyt hebt,

24

Mer siet, doen si dat woort des HEREN getuycht ende gesproken hadden, keerden si weder tot Hierusalem, ende predicten dat Euangelium vele Samarischen landen.

25

Ga naar margenoot+† Dye Enghel des HEREN sprac tot Philippum seggende. Staet op ende gaet tegent Suyden, op die strate die van Ierusalem af gaet tot Gaza, die daer woest is,

26

ende hi stont op ende ghinc henen, ende siet, een man wt Morenlant, een ghesnedene ende machtige oft moghende der Coninghinnen Candaces in Morenlant, die welcke ouer al haer scatcameren was, die was tot Hierusalem

[pagina *]
[p. *]

ghecomen om aen te bidden,

27

ende hi reysde wederom thuys, sittende op sinen waghen, ende las den propheet Esayam.

28

Die geest seyde tot Philippum. Gaet henen toe, ende maect v op by desen wagen.

29

Doen lieper Philippus toe ende hoorde dat hi den propheet Esayam las ende seyde.

30

Ga naar margenoot+Verstaet ghi oock dat ghi leest? Ga naar margenoot+ Hiseyde. Hoe soude ict connen verstaen, het en ware dat mi yemant onderwese? Ende hi vermaende Philippum dat hy op ginck ende sate bi hem.

31

Dat inhout der scrift dye hy las was dese, Hi is als een scaep totter doot geleyt, ende als een lam voor sinen scheerder stemmeloos, alsoo en heeft hy sinen mont nyet opgedaen,

32

inder ootmoedicheit is zijn oordeel wech genomen, mer wie soude sine geboorte connen vertellen, want zijn leuen is vander eerden genomen.

33

Doen antwoorde die ghesneden seggende. Ick bid v van wyen spreeckt dye propheet dit? Van hem seluen oft van yemant anders?

34

Philippus dede sinen mont op, beginnende vander scrift aen, Ga naar margenoot+ ende predicte hem dat Euangelium van Iesu

35

ende na der straten reysende, quamen si aen een watere, ende die gesneden seyde. Siet daer is water, wat hinderet my dat ic mi laet doopen?

36

Philippus seyde. Gheloofdi wt geheelder herten, so macht wel sijn. Hi antwoorde seggende, Ic gelooue dat Iesus Cristus dye sone Gods is,

37

ende dede den wagen stille staen, ende clommen beyde af in dat water, Philippus ende die ghesnedene, ende hy doopte hem,

38

doen si wt den water op gegaen waren, so ructe die geest des HEREN Philippum wech, ende die gesnedene en sach hem niedt meer mer hi reysde vrolic sijnder straten.

39

Mer Philippus wordt gheuonden tot Asdod, ende wandelde al omme ende predicte allen steden dat Euangelium, tot dat hi tot Cesarien quam. *

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 18

margenoota
Gods gaue, dat is den heylighen geest, den welcken god stort in de herten der menschen Io. xx.f Heb. vi a

margenoot+
E vers 25

margenoot+
E vers 30
margenoot+
esa. liiij e

margenoot+
F vers 34


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken