Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe Paulus gheroepen wert totten Apostelschap ende van sijnder prekinghe in Cipre, in Antiochia, welcken die Ioden ooc verspraken ende veruolchden.

Dat .xiij. Capittel

1

Ga naar margenoot+MAer te Antiochien in die gemeynte waren Ga naar margenoota propheten ende leeraers, Barnabas ende Simon ghenaemt Niger, ende Lucius van Cyrenen, ende Manahem Herodis des vieruorsten kints gheselle, ende Saulus doen si den HERE dienden ende vasten,

2

soo seyde die heylige gheest. Scheyt mi wt Barnaba ende Paulum totten wercke daer icse toe gheroepen hebbe.

3

Doen vasten si ende baden, ende leyden dye handen op haer lieden, ende lietense gaen.

4

Ende ghelijc si wtghesonden waren vanden heylighen gheest, quamen si tot Seleucia, ende van daer scheepten si tot Cypren.

5

Ende doen si in dye stadt Salamin quamen, vercondichden si dat woort Goods inder Ioden scholen, si hadden Iohannem oock tot eenen dienaer.

6

Ende doen si die eylanden doorwandelt hadden totter stadt Paphos toe, vonden si eenen toouenaer, Ga naar margenoot+ ende valschen propheet, eenen Iode, die hiet Barichuh,

7

die was bi Sergio Paulo den lantuoocht, eenen verstandigen man, die selue riep Barnabam ende Paulum tot hem, ende begeerde dat woort Gods te hooren,

8

Mer die toouenaer Elymas wederstont hem (want also wort sinen naem verduytscht) toeleggende op den lantuoocht vanden ghelooue te keeren,

9

Mer Saulus die ooc Paulus hiet, vol vanden heyligen gheest, hem aensiende, seyde,

10

O ghi kint des duyuels, vol alles bedrochs ende schalcheyt, ende viant alre gherechticheyt, ghy en laet niet af, dye rechte weghen des HEEREN te ver-keeren,

11

ende nv siet die handt des HEREN coemt op v, ende sult blint sijn eenen tijt lanck, die sonne niet siende. Ende terstont viel op hem donckerheit ende duysternisse ende alomme gaende socht hi hantleyders.

12

Doen die lantuoocht die ghesciedenisse sach, so gheloofde hi verwonderende hem vander leeringe des HEREN.

13

Doen Paulus ende die met hem waren van Papho sceepten, Ga naar margenoot+ quamen si tot Pergen inden lande van Pamphilien, Mer Ioannes afgaende van hem, keerde weder tot Hierusalem,

14

Mer si doorgaende die landen, quamen si van Pergen tot Antiochien inden lande Phisidie, ende in die schole ingegaen sijnde op den Sabbaths dach, sijn si gheseten

15

na die lesse der wet ende der Propheten, seynde die oudtste der scholen tot hem, ende dede hen segghen. Lieue broeders, hebt ghy eenighe reden der vermaninghen totten volcke, so segget op.

16

Ga naar margenoot+Paulus opstaende wencte metter hant te swijgen ende seide, Ghi mannen van Israel, ende ghi die God vreest hoort toe,

17

God des volcx heeft onse vaderen vercoren, ende dat volc verheuen, doen si vreemde inden lande Egypti waren, ende met eenen hooghen arm leyde hijse daer wt,

18

ende hi verdroech haer manieren inder woestijnen, bi veertich iaren tijts lanc,

19

ende verderuende seuen volcken inden lande Canaan, Ga naar margenoot+ ende deelde hen na den aenual, der luyden landt,

20

daer na ghaf hi haer richters bi vier hondert ende vijftich iaer lanc, totten prophete Samuel toe, Ga naar margenoot+

21

Ende van daer aen begheerden si eenen coninc, ende God gaf hen Saul den sone Kis, eenen man wt den gheslachte BenIamin, veertich iaer lanc,

22

Ende dyen afgesedt hebbende, verwecte hi ouer hen Dauid tot eenen Coninc, vanden welcken hi ghetuyghende seyde. Ic heb geuonden Dauid den soon Iesse, eenen man na mijn herte, dye sal alle mijnen wille doen.

23

Wt desens sade heeft God na der beloften opgerecht den volcke Israel, den salichmaker Iesum,

24

als Ioannes den volck Israel te voren ghepreect hadde, voor den aensichte sijnder toecoemst, dat doopsel der penitentien, Mer als Ioannes sinen loop veruulde, seyde hi,

25

Ic en ben die niet, daer ghi mi voor hout, maer siet, hi coemt na mi, diens ick niet weerdich en ben dat ic hem die schoenen wt trecke.

26

† Ghi mannen lieue broeders ghi kinderen des geslachts Abraham, ende die onder v God vreesen, Ga naar margenoot+

27

v is dat woort der salicheyt ghesonden, want die tot Hierusalem woonden, ende hare ouersten als si hem niet en kenden, noch die stemme der Propheten (die welcke op alle Sabbathen ghelesen worden) hebben si die met haren ordeelen veruult,

28

ende hoe wel si geen oorsake der doot aen hem en vonden, Ga naar margenoot+ baden si nochtans Pylatum hem te dooden,

29

ende als sijt al voleyndt hadden dat van hem ghescreuen is, Ga naar margenoot+ namen si hem vanden houte, ende leyden hem in een graf,

30

Mer God heeft hem verwect vander doot opten derden dach,

31

ende hi is ghesien veel dagen lanck vanden ghenen die met hem opghegaen waren van Galilea tot Hierusalem, die welcke sine ghetuyghen sijn totten volcke.

32

Ende wi vercondighen v ooc die belofte die tot onsen vaderen gheschiet is,

33

dat die selue God ons haren kinderen veruult heeft, in dien hy Iesum verwect heeft, so inden tweeden Psalm ghescreuen staet, Ga naar margenoot+ Ghi sijt mijn sone, heden heb ic v gebaert.

34

Mer dat hi hem vanden doot heeft verweckt, dat hy voort niet meer ontwesen en soude, seyt hi aldus. Ic wil v die ghenade, Dauid belooft, ghetrouwelic houden.

35

Daerom seyt hy oock op een ander plaetse.

36

Ghi en sult niet toelaten dat v heylighe die ontwesinge siet, Want doen Dauid in sijnder

[pagina *]
[p. *]

tijt den wille Gods gedient hadde, so is hi ontslapen, ende bi sinen vaderen gheleyt, ende heeft die ontwesinghe ghesien,

37

Maer dien God verwect heeft, die en heeft die ontwesinghe niet ghesien.

38

Ga naar margenoot+Dus si v nv condt lieue broeders, dat v vergheuinge der sonden vercondicht wort, door desen, ende van allen dien, door welcke ghi in die wet Moysi niet en moecht gherechticht worden,

39

Mer wie in desen ghelooft die wort gherechtueerdicht.

40

Hierom siet nv toe, dat niet op v en come dat inden Propheten gheseyt is, Ga naar margenoot+

41

Ghi versmaders siet, ende verwondert v, ende vergaet, want ic doe een werck in uwer tijt, dwelck ghi niet geloouen en sult, ist dattet v yemant vertelt.

42

Doen die Ioden wter scholen ghinghen, baden die Heydenen, dat si tusschen den Sabbath haer lieden die woorden seyden.

43

Ende als die ghemeynte der scholen van malcanderen schyede, so volchden Paulo ende Barnabe vele Ioden, ende die Iodenghenoten die Gode dienden, Si seyden tot haer lieden ende rieden haer lieden dat si inder ghenaden Gods blijuen souden.

44

† Opten nauolgenden Sabbath quam by na die geheele stadt te samen, om dat woort Goods te hooren,

45

Ga naar margenoot+Mer doen die Ioden dat volc sagen, worden si vol nijts, ende wederseyden dien, dat van Paulo gheseyt wert, wedersegghende ende lachterende,

46

Mer Paulus ende Barnabas worden vrolic, ende seyden, Het was van noode dat v dat woort Gods eerst geseyt worde, Mer nv ghy dat van v stoot, ende acht v seluen onweerdich des eewichs leuens, Siet, so keeren wi ons totten Heydenen,

47

Want also heeft die Propheet gheboden, Ic heb v den Heydenen tot een licht ghesedt, op dat ghy die salicheyt sijt tot aen den eynde der aerden. Ga naar margenoot+

48

Die Heydenen hoorden met blijscappen toe ende presen dat woort des HEREN, ende worden gelouich so vele alser totten eewighen leuen gheoordineert waren.

49

Ende dat woort des HEREN wert door dat gheheel lant wtghebreyt. Ga naar margenoot+

50

Maer dye Ioden maecten toe die eerbare ende aendachtighe vrouwen ende die ouerste der stadt, ende verwecten een veruolginge tegen Paulum ende Barnabam, ende stietense wt haren lande,

51

Mer si schudden dat stof van haren voeten op haer, ende quamen tot Iconien.

52

Die discipulen worden vol blijschappen ende des heylichs gheests. *

margenoot+
A vers 1
margenoota
Propheten in tnieuwe testament sijn dye gene dye den volcke dat Euangelium vercondighen. i.co. xiiij a

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 13

margenoot+
D vers 16

margenoot+
i.Reg viij.a.

margenoot+
i.Reg xvi.c mar. i.g

margenoot+
Ioan. i.d

margenoot+
E vers 28

margenoot+
lu. xxiij c.

margenoot+
Psal. ij.

margenoot+
F vers 38

margenoot+
Abb. i.b

margenoot+
G vers 45

margenoot+
Esaie. xlix.b

margenoot+
Marci. vi.b mat. x.c Lu. ix.a


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken