Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Paulus te schepe ghinck ter zee, om te reysen nae Romen ende van schip brekinghe

Dat .xxvij. Capittel

1

Ga naar margenoot+DOent besloten was dat wy in Italien souden reysen, so ghauen si Paulum ende sommige ander geuanghen, den ouerhooftman genaemt Iulio, vander keyserlijcker rotten ouer.

2

Mer te scepe gegaen sijnde in een Adramatich schip, op dat wi bi Asiam henen schepen souden, voeren wi van lande.

3

Ende Aristarchus wt Macedonia van Thessalonica was met ons, ende wi quamen tsanderen daechs af tot Sidon, ende Iulius hielt hem vriendelic tegen Paulum, oorlouende hem tot sinen goeden vrienden te gaen, ende sijns gaey slaen,

4

Ende van daer stieten wi af, ende sceepten onder Cypren henen, om dat ons die winden contrarie waren,

5

ende die zee van Cilicien ende Pamphilien ouer ghescheept hebbende quamen tot Myram in Lycien.

6

Ga naar margenoot+Ende daer vandt die onderhooftman een scip van Alexandrien schepende in walsch lant, ende sette ons daer in,

7

ende doen wi langsamelic voeren ende in vele dagen, nauwelic tot Guidon quamen, want die wint belette ons, voeren wi onder Creten henen, na der stadt Salomen,

8

ende die nauwelic voorbi varende, quamen wy aen een stadt, die hiet Goethauen, daer was die stadt Lases na bi.

9

Vele tijts ouerbracht zijnde, ende dattet nv sorchlijc was te scepen, ende dat si ouer den tijt honger hadden geleden, vermaendense Paulus,

10

segghende tot haer, Lieue mannen ic sie dat die schipuaert met hinder ende met groter scaden wil verghaen, niet alleen des lasts ende des scips, mer ooc ons leuen.

11

Die onderhooftman geloofde den scipperen ende den stierman meer, dan dyen, dat van Paulo geseyt wert,

12

Ende als die hauen omgelegen was, om daer te ouerwinteren, Ga naar margenoot+ soo bleef dat meestendeel van haer lieden opten raet van daer te scepen, oft si eeniger wijsen tot Phenicen hadden mogen comen te winteren, welc een hauen is in Candia tegen den wint suytweste, ende noortwest.

13

Doen den suytwint waeyde, ende si meynden dat si haer voornemen hadden, doen si van Asson afgesteken hadden sceepten si is Candien.

14

Mer niet lange daer na, verhief hem tegen haer voornemen eenen opgeblasenen wint, diemen Noordoost noemt.

15

Ende doen dat schip vanden windt

[pagina *]
[p. *]

ghegrepen was, ende en conste hem niet tegen den wint rechten, gauen wijt den winden op, ende worden also geuoert.

16

Maer wi quamen aen een eylant gheheeten Clauda, daer en consten wi nauwelijc eenen boote vercrijgen,

17

doen si dien wech ghenomen hadden besichden si dier hulpen, ende bonden dien onder aen dat schip, vreesende dat si in perikel der zee mochten vallen, ende lieten dat vat oft boote achter, ende voeren also

18

Ende doen wi groote tempeest gheleden hadden deden si tsanderen daechs eenen wtworp,

19

ende des derden daechs worpen wi met onsen handen die gereetscap des scips wt,

20

Maer doen in vele dagen noch sonne noch sterren en verschenen, ende ons gheen cleyn tempeest aenstaende en was, so was alle onse hope ons leuens wech ghenomen.

21

Ende doenmen in langhen niedt ghegheten en hadde, so stont Paulus int middel van haer, ende seyde Lieue mannen, Ga naar margenoot+ men soude my ghehoort hebben, ende niet van Candia opgebroken hebben, ende des lijdens ende scaden verdrach ghenomen hebben.

22

Ende nv vermane ic v, dat ghi goets moets sijt, want onser geender leuen en sal vergaen, dan alleen des scips,

23

want die Enghel Gods dies ick ben, ende dien ick diene,

24

heeft desen nacht bi mi ghestaen segghende Paule, en vreest niet, ghi moet voor den Keyser gestelt werden, ende siet, God heeftse v alle ghegeuen die met v inden scepe sijn.

25

Daerom lieue mannen sijt goets moets, want ic gelooue mijnen God dat alsoo gheschieden sal als mi gheseyt is,

26

Maer wy moeten aen een Eylant aen varen

27

Ga naar margenoot+Maer doen den veerthienden nacht quam, ende wi in Adria voeren omtrent middernacht, meynden die schiplieden dat hen eenich lant verschenen hadde,

28

si worpen dat diep loot, ende beuonden twintich passen diep, ende een weynich van daer gegaen, soncken si dat diep loot weder, so vonden si vijfthien passen,

29

Vreesende dat si aen scherpe plaetsen souden aenstooten worpen si vier anckers wt den schepe, ende hen verlanghede seer na den dach.

30

Die schiplieden sochten te vluchten wt den schepe, ende doen si den boote neder gelaten hadden in die zee, onder een schijne, als oft si anckers wt den scepe wouden worpen,

31

seyde Paulus totten onderhooftman ende tot den krijschknechten Het en si dat si int schip blijuen, ghi en moecht niet gesalueert worden,

32

Doen sneden die krijschknechten dat zeel vanden boote, ende lieten dat vallen.

Ende doent licht begonst te worden,

33

vermaendese Paulus alle, Ga naar margenoot+ dat si spijse souden nemen, ende seyde Het is heden den veerthiensten dach, dat ghi gewacht hebt ende nuchteren sijt, niet nuttende,

34

daerom vermane ic v spijse te nemen, want dat gheschiet ons tot onser salicheyt, want onser geen en sal een hayr vanden hoofde vallen.

35

Ende doen hi dat geseyt hadde, nam hy dat broot, danckende Gode voor haer allen, ende bract ende begonst te eten.

36

Doen worden si alle vrolijc, ende namen ooc spijse.

37

Onser waren alle te samen int schip twee hondert ende sessentseuentich sielen.

38

Ende versaedt sijnde losten wi dat schip, ende worpen die tarwe in die zee.

39

Doch doent dach wert, en kenden si dat lant nyet, maer si worden eender hauen ghewaer hebbende een oeuer daer wouden si dat schip aen drijuen waert moghelijc,

40

Ga naar margenoot+Ende doen si die anckers opghenomen hadden, lieten si haer inder zee, ende ontbonden den roederbant ende hieuen den sprietboom op tegen den wint, ende reycten na den oeuer,

41

ende doen wi in een plaetse voe-ren die aen beyde siden zee hadde, stiet hem dat schip aen, ende dat vorste deel bleef vast staen onberoerlic, ende dat achterste deel brac vander cracht der waterwagen

42

Die krijschknechten waren te rade geworden die geuanghen te dooden, op dat nyemant als hi wtgeswommen ware en ontliepe.

43

Mer die onderhooftman willende Paulum behouden verboot haren raet Ende hi hiet die gene die swemmen consten, hen eerst in die zee te laten, ende tontgaen op dat lant,

44

maer die ander, sommige op die barderen, sommighe op die stucken des schips, ende also gheschiedet dat alle die sielen behouden te lande quamen.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6

margenoot+
C vers 12

margenoot+
D vers 21

margenoot+
E vers 27

margenoot+
F vers 33

margenoot+
G vers 40


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken