Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die Apostel tracteert hier van gratie der verrijsenisse, Door leggende die looflicheyt der leeringe des Euangelijs

Dat .xv. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IC doe v condt lieue broeders, dat Euangelium, dat ic v vercondicht hebbe, welc ghi ooc ontfangen hebt, in welcken ghi ooc staet,

2

daer door ghi ooc salich wert, Ga naar margenoot+ welcke maniere ic v vercondicht hebbe, ist dat ghijt behouden hebt, ten ware dan dat ghi om niet ghelooft hadt.

3

Want ic hebt v ten eersten gegeuen, welc ghi ooc hebt ontfangen dat Christus ghestoruen is, voor onse sonden na der scriftueren,

4

ende dat hi begrauen is, ende dat hi verresen is op den derden dach, nae der scriftueren,

5

ende dat hi is gesien van Cephas,

6

daer nae vanden twaeluen, daer na is hi gesien meer dan van vijf hondert broeders op een tijt daerder noch vele af leuet, mer sommige sijn onstlapen,

7

daer na is hi ghesien van Iacobo, daer na van alle die Apostelen.

Ga naar margenoot+ Ga naar margenoot+

8

Ten laetsten van allen is hi ooc van mi gesien als van den ontijdigen geborenen.

9

Want ic ben die minste onder die Apostelen, als die niet waerdich en ben dat ic een Apostel heete, daerom, om dat ic die vergaderinge Gods veruolcht hebbe.

10

Maer van Gods genaden ben ic dat ic ben, ende sijn ghenade en is in my niet te vergeefs geweest, * mer hebbe veel meer ghearbeyt, dan si alle, niet ic, mer Gods genade dye bi mi is.

11

Het si nv ic oft die ander, also hebben wi ghepreect? Ende also hebt ghi ghelooft.

12

Ga naar margenoot+Mer ist dat Cristus gepreect wort, dat hi is vanden dooden opgestaen, hoe seggen dan sommige onder v, dat die verrijsinge der dooden niet en is

13

Maer en is die verrijsinge der dooden niet, so en is Cristus ooc niet opgestaen,

14

ende en is Cristus niet opgestaen, so is onse prekinge te vergeefs, ende soo is ooc v gelooue te vergheefs,

15

ende wi werden ooc valsce getuygen Gods geuonden, dat wi ghetuycht hebben tegen God, hy hebbe Christum op verwect, dien hy niet verwect en heeft ist dat die dooden niet op en staen

16

Want ist dat die dooden niet op en staen, so en is ooc Cristus niet op ghestaen,

17

Ende en is Cristus niet opgestaen, so is v ghelooue ydel, so sijt ghi noch in uwen sonden,

18

So sijn ooc die in Cristo ontslapen sijn vergaen.

19

Hopen wi alleene in Cristum in desen leuen, so sijn wi dye ellendichste onder alle menschen.

20

Ga naar margenoot+ Mer nv is Cristus verresen vander doot, ende die eerstelinc geworden, onder dien die daer slapen,

21

Want door eenen mensce die doot, ende door eenen mensce dye verrijsinge der doot comt,

22

Want ghelijc als si alle in Adam steruen, also sullen si in Christo alle leuendich gemaect worden,

23

een yegelijc in sijnder oordinancien Die eerstelinck Christus, daer na die Cristum toebehooren,

24

welcke zijn sullen tot sijnder toecomender tijt

[pagina *]
[p. *]

daer na dat eynde, wanneer hi dat rijc, God ende den vader ouerleueren sal, wanneer hi te niet doen sal alle heerscappie ende alle ouerheyt, ende alle ghewelt,

25

Hi moet regneren, tot dat hi alle sijn vyanden onder sijn voeten legge.

26

Ga naar margenoot+Die leste vyant die hi te niete doen sal, Ga naar margenoot+ is die doot

27

Want hi heuet hem alle onder sijn voeten geworpen. Wanneer hi seyt, dat het al onderdaen is, ist openbaer dat wtgenomen is, diet hem al onderworpen heeft,

28

wanneer dat hem alle onderworpen sijn sal, dan sal ooc dye sone seluer onderdaen sijn, dyen, diet hem alle onderworpen heeft, op dat God si alle in allen.

29

Wat doen si anders, die hen doopen laten ouer die dooden, als die dooden geensins en verrijsen, wat laten si hen doopen ouer die dooden?

30

Ende wat staen wi altijt in dyen pericule?

31

Bi onse beroeminge, die ic hebbe in Cristo Iesu onsen HERE, ic sterue alle dage

32

Heb ic op menscelijcke wijse tot Epheso tegen die wilde dieren geuochten, wat helpet mi, ist dat die dooden niet op en staen?

33

Laet ons eten ende drincken, want morgen sullen wi steruen, laet v niet verleyden, quade clappingen verderuen goede seden Ga naar margenoota

34

waket recht op sondiget niet, want die zommige en weten niet van God dat seg ic v ter scaemten

35

Ga naar margenoot+Mer yemant mocht seggen, Hoe staen die dooden op? Ende met welckerley lichaem sullen si comen,

36

Ghy sot, dat ghi saeyt en wert niet leuende gemaect ten si dattet eerst sterue,

37

ende wat saeyt ghi? Niet dat lichaem en saeyt ghi dat werden sal, maer dat bloot coren namelic terwe, oft eenich vanden anderen,

38

Mer God geuet hem een lichaem, gelijc hi wil, ende eenen yeghelijcken vanden sade sijns eygen lijfs.

39

† Niet en is alle vleesch eenderley vleesch, maer een ander vleesch is der menscen, een ander der beesten, ende een ander der visscen, een ander der vogelen

40

Ende het sijn hemelsce lichamen, ende eertsce lichamen, mer een ander heerlicheyt hebben die hemelsche, ende een ander die eertsce.

41

Een ander claerheydt heeft die sonne, een ander claerheyt heeft die mane, een ander claerheyt hebben die sterren. Want die een sterre gaet te bouen die andere na der claerheyt,

42

also oock die verrijsinge der dooden. Daer wort gesaeyt in sterffelicheit ende het sal op staen in onsterffelicheydt,

43

het wert gesaeyt inder oneeren ende het sal opstaen in heerlicheyt, het wert ghesayt inder crancheit, ende het sal opstaen inder cracht, het wert gesaeyt in een natuerlic lijf, ende het sal opstaen in een geestelijc lijf.

44

Ga naar margenoot+Heeftmen een natuerlic lichaem, soo heeftmen ooc een geestelic lichaem, also is oock bescreuen,

45

Die eerste mensce Adam is gemaect in een natuerlick leuen, ende die laetste Adam in een geestelic leuen.

46

Mer dat geestelijcke lichaem en is niet dat eerste, met die natuerlijcke, daer na die geestelike. *

47

Die eerste mensce is van aerde ende aerts, die ander mensce is vanden hemel, ende hemelsch,

48

Hoedanich die eertsce is sulckerley sijn ooc die eertsce, Hoedanich dye hemelsce is, sulckerley sijn ooc die hemelsce,

49

Ende gelijc wi gedragen hebben dat beelde des eertscen, so sullen wi ooc dragen dat beelde des hemelscen.

50

Ga naar margenoot+Daer af segge ick lieue broeders, dat Ga naar margenoota vleesch ende bloet en mogen dat rijcke Gods niet besitten,

51

Ooc en sal dat verganckelijc niet besitten dat onuerganckelic, Siet, ic segge v een verborgentheit, Wi en sullen niet alle slapen, mer wi sullen alle verwandrlt worden, ende dat cortelic in eenen ogenblic, totter tijt der Ga naar margenootb lester basuynen,

52

want die basuyne sal geluyt geuen, ende die dooden sullen opstaen onuerganckelic, ende wi sullen verwandelt werden

53

Want dese verganclicheyt moet aendoen dat onuerganclic, ende dit sterffelic moet aendoen dat onsterffelic.

54

Wanneer dat verganckelic sal aendoen dat onuerganckelijc, ende dit sterffelic sal aendoen die onsterflicheit, dan sal veruult worden dat woort datter gescreuen is Die doot is verslonden in victorie,

55

O doot waer is v stekinge? helle waer is v victorie?

56

Mer die stekel des doots is die sonde,

57

ende die crachte der sonden, is dye wet, mer God si gedanct, die ons victorie ghegeuen heeft door onsen HERE Iesum Cristum.

58

Daerom mijn lieue broeders sijt vast, ende onbeweechlic, ende rijc inden wercken des HEREN altoos, wetende dat uwen arbeyt niet te vergeefs en is inden HERE

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Gala. i.d.

margenoot+
B vers 7
margenoot+
eph. ix.c

margenoot+
C vers 12

margenoot+
Col. i c.

margenoot+
D vers 26
margenoot+
psal. xix

margenoota
waken dat is door viericheydt des geestes voorsichtich sijn, ende in cristo betrouwen mat xxij d. i.tes. v.a

margenoot+
E vers 35

margenoot+
F vers 44

margenoot+
G vers 50
margenoota
door vleesch en bloet, verstaetmen dye in die begeerlicheyt des vlees wandelen ro. viij.a

margenootb
dye seste basune, is de laetste roepinge die door die engelen gescieden sal, ende die dooden op roepen Io. v.f. Mathe xxiiij.c.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken