Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die Apostel leert by God gheen aensien der persoonen te sine, ende onderwijst ons in die wercken der ontfermherticheyt ende seit hoe dat tghelooue sonder wercken doot is.

Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+LIeue broeders, en denct niet dat dat gelooue in Cristo Iesu onsen HERE der heerlicheit, int aensien der personen leyt,

2

Want ist dat een man ingaet in v versaminge, met gulden vingerlingen, ende met eenen heerlijcken cleede, maer daer inginc ooc een arme, ende in snooden cleederen,

3

ende ghi siet dien, die ghecleet is met eenen costelicken cleede, ende spreect tot hem, sidt ghi al hier opt beste, maer totten armen spreect ghy, staet ghi daer, oft sidt op mijnder voetbancken,

4

oordelet bi v seluen, ist recht dat ghi sulcken onderscheyt by v seluen maect, ende oordeelt na arghen ghedachten

5

Hoort toe, mijn alder liefste broeders, heeft God nyet die arme selue in deser werelt wtuercoren, dye rijc sijn int gelooue, Ga naar margenoot+ ende daer toe erfgenamen des rijcx, dwelc God belooft heeft alle den ghenen die hem lief hebben?

6

Mer ghi hebt den armen oneere gedaen, Verdrucken v dan niet die rijcke,

7

ende trecken v totten oordeel Lachterense dan niet den goeden name daer ghi na genaemt sijt?

8

Ist dat ghi volbrenct die Coninclike wet na der scriftueren, Hebt lief uwen naesten als v seluen, ghi doet wel,

9

Mer ist dat sake, dat ghi aensiet die personen, so doet ghi qualic ende sondicht, ende wert gestraft vander wet, als ouertreders vander seluer,

10

Want al bewaerde yemant die geheele wedt, misdoet hi in eene, hi is beschuldicht van allen,

11

Want die daer geseyt heeft

[pagina *]
[p. *]

ghi en sult gheen ouerspel doen, die heeft ooc geseit, ghi en sult niet dootslaen, ende ist dat ghy geen ouerspel en doet, mer ghy slaet yemant doot, ghy sijt een ouertreder der wet.

12

Also spreect, ende also doet, als die geordeelt sullen werden door der wet der vrijheit.

13

Want daer sal een oordeel sonder ontfermherticheyt ouer den genen gaen, die geen ontfermherticheyt en heeft gedaen. Want ontfermherticheyt beroemt haer tegen dat oordeel. *

14

† Mijn broeders, wat batet hem oft yemant seit dat hi tgeloue heeft, mer die wercken niet Mach hem tgeloue salich maken?

15

Want ist dat broeders oft susters naect sijn, ende gebrec hebben dagelicse voedinghe,

16

ende yemant van v die segge tot hem, gaet henen in vreden, ende wermt v ende eedt sat, ende hen lieden en geefdi niet die dingen die dien lichame noot sijn, wat salt hem baten?

17

Also is ooc tgeloue, heeftmen die wercken niet, het is doot in hem seluen. *

18

Mer yemant mocht seggen, ghi hebbet gelooue ende ick heb die wercken. Ga naar margenoot+ Thoont mi v geloue, wt uwe wercken, Ga naar margenoot+ ende ic sal v wten wercken mijn geloue thoonen.

19

Ghi ghelooft datter een God is? Ende ghy doet wel Ende die duuelen geloouent ooc ende beuen.

20

O ydele mensche, wildi weten dattet gelooue sonder die wercken doot is?

21

Abraham onse vader, wert hi niet rechtuerdich gemaect door die wercken, offerende sinen sone Isaac opten outaer?

22

Daer siedi dattet gelooue mede gewrocht heuet met sinen wercken, ende dat ghelooue is volbracht door de wercken.

23

Ende die scriftuere is veruult die daer spreect. Abraham geloofde God, ende tis hem tot gerechticheit gerekent, ende is een vrient Gods geheeten.

24

Also siet ghi nv, dat die mensche door die wercken rechtueerdich wert, ende nyet wt den gelooue alleen.

25

Desgelijc ooc Raab dat gemeyn wijf, is si nyet gherechtueerdicht wten wercken, doen si ontfinc die boden, ende si leydese wt in eenen anderen wech?

26

Want also dat lichaem doot is sonder den gheest, also is oock dat ghelooue doot sonder dat werck.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
D vers 18
margenoot+
Gene. xxv.b Ga. iij a Ro. iij.a


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken