Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe dat die sterren vanden hemel vielen int singhen des vijfden engels, ende hoe die sprinchanen verboden was dat si dat cruyt der aerden niet quetsen en souden, ende int singhen des sesten engels werden ontbonden die ghebonden engelen in die groote riuiere Euphrate.

Dat .ix. Capittel

[pagina *]
[p. *]

¶ Die achste Figuere.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+ENde die vijfste engel basuynde, ende ic sach een sterre vanden hemel op die aerde geuallen, ende hem wert den slotel totten putte des afgronts gegeuen, ende hi dede den put des afgronts op,

2

ende den roock des puts ginc op, als den roock eens groten ouens, ende die sonne wert verduystert ende dye lucht vanden roock des puts.

3

Ende wt den rooc gingen sprinchanen op der aerden

4

Ende haer wert geboden, dat si dat gras der aerden niet quetsen en souden, noch geen groen, noch geenen boom, mer die menscen die dat teeken Gods in haer voorhoofden niet en hebben,

5

ende haer wert ghegeuen dat sise niet dooden en souden, mer dat sise vijf maenden quellen souden, ende haer quale was gelijc die quale des scorpioens, alst eenen mensche hout oft slaet.

6

Ende in dien seluen dage sullen die menschen den doot suecken, ende niet vinden, ende sullen begeeren te steruen, ende die doot sal van haer vlyen.

7

Ende die sprinchanen sijn gelijc die peerden die tot oorloge bereyt zijn, Ga naar margenoot+ ende op haer hoofden als croonen den goude gelijc, ende haer aensichten gelijc der menscen aensichten,

8

ende hadden hayr gelijc vrouwen hayr, ende haer tanden waren gelijc der leeuwen tanden,

9

ende hadden pantsieren gelijc yseren pantsieren, ende dat ratelen oft geluyt haerder vlogelen, als dat ratelen der wagenen, ende der peerden die int orloge loopen, ende hadden steerten gelijc den scorpioen,

10

ende daer waren haken oft angelen aen haer steerten, ende haer macht was vijf maenden die menschen te quellen,

11

ende hadden ouer haer eenen Coninck den engel des afgronts, ende dien naem hiet int Hebreeusch Abaddon, ende int Griecx heeft hi den name Appollion, dat is verderuende,

12

Het een wee is wech gegaen, ende siet, daer coemter noch twee na dien.

¶ Die neghende Figuere.

13

Ende die seste engel basuynde, ende ic hoorde een stemme wt den vier hoecken des gouden outaers voor gode,

14

Ga naar margenoot+seggende totten sesten Engel, die die basuyne hadde, Ontbint die vier engelen gebonden aenden groten waterstroom Euphrates,

15

ende die vier engelen sijn ontbonden, die bereyt waren tot eender vren, tot eenen dach, tot een maent ende tot een iaer, op dat si dat derde deel der menscen souden dooden,

16

Ende dat getal der ridderliker crijgers was wel duysentmael dusent, ende ic hoorde haer getal,

17

ende also sach ic die peerden inden gesichte, ende die daer op sa-

[afbeelding]

ten hadden vierige ende geele ende swauelsche pantsieren, ende die hoofden der peerden waren gelijc die hoofden der leeuwen, ende wt haren monde ginc vier ende rooc ende solfer,

18

Van desen drien plagen wert dat derde deel der menschen gedoot vanden vuere ende rooc ende solfer, die wt haren monde gingen,

19

Want haer macht is in haren mont ende in haren steerten, Ende haer steerten waren den serpenten gelijc, ende hadden hoofden, ende met den seluen doen si schade.

20

Ga naar margenoot+Ende die ander menschen die van desen plagen niet ghedoot en worden, noch die gheen boete en deden vanden wercken haerder handen, op dat si niet en aenbeden die duuelen, ende gouden, silueren, eerenen, oft metalen steenen, ende houten afgoden, die welcke noch sien, noch hooren noch wandelen en connen,

21

Ende die ooc haer moorden, noch hare toouerije, noch haer hoerderije, noch hare dieuerije niet gheboetet en hebben.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 14

margenoot+
D vers 20


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken