Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hoe Ioannes een wijf sach sitten op een beeste, wesende vol blasphemien, ende seuen hoofden ende thien hoornen, ende met seuen croonen, ende op haer voorhooft ghescreuen, Babylon die grote stadt.

Dat .xvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde daer quam een vanden Engelen die die seuen schalen hadden, ende sprac met mi, seggende tot mi, Coemt, ic wil v dat oordeel der grooter hoeren verthoonen, dye daer op veel wateren sidt,

2

met welcker die Coningen der aerden hebben oncuyscheyt bedreuen, ende die opter aerden woonen, sijn droncken gheworden vanden wijn haerder oncuysheydt.

3

Ende hi bracht mi inder woestijnen inden gheest, ende ic sach dat wijf sitten op een rootachtighe beeste, vol namen der lachteringhen sijnde, hebbende seuen hoofden ende thien hoornen,

4

Ende dat wijf was ghecleet met schaerlaken ende roosen verwe, ende vergult met goude ende edelen steenen ende peerlen, hebbende een gouden drinckvat in die hant, vol grouwels ende onsuyuerheyts haerder hoererijen,

5

ende voor haer voorhooft gescreuen den naem der verholentheit, die

[pagina *]
[p. *]

¶ Die seuenthiende Figuere

[afbeelding]

grote Babylon, die moeder der oncuyscheyt ende der onmenschelicheit der aerden,

6

Ende ic sach dat wijf droncken vanden bloede der heyligen, ende vanden bloede der ghetuyghen Ihesu, Ende ick verwonderde mi seere doen ickse sach.

7

Ende die engel seyde tot mi? waerom verwondert ghy v? Ga naar margenoot+ Ic wil v die verholentheyt vanden wijue seggen, ende der beesten diese draecht, die welcke seuen hoofden ende thien hoornen heeft.

8

Die beeste die ghi gesien hebt is geweest, ende en is niet, ende sal opclimmen vanden afgront ende si sal in die verdoemenisse gaen, Ende die opter aerden woonen, der welcker namen niet ghescreuen en sijn in dat boeck des leuens van begin der werelt, sullen hen verwonderen, siende die beeste, dye was ende niet en is, Ende hier is den sin die die wijsheyt heeft.

9

Die seuen hoofden, sijn seuen berghen, op welcke dat wijf sidt, ende sijn seuen Coninghen,

10

die vijf sijn gheuallen deen is, ende dander en is noch niet ghecomen, ende als hi coemt so moet hi een cleyne tijt blijuen.

11

Ende die beeste die was ende niet en is, dat is die achtste, ende is vanden seuenen, ende gaet in die verdoemenisse.

12

Ende dye thien hoornen die ghi gesien hebt, dat sijn die thien Coninghen die dat rijck noch niet ontfanghen en hebben, Mer si sullen ghelijc Coninghen, een vre macht ontfanghen na die beeste.

13

Dese hebben een meyninghe, ende sullen haer cracht ende macht der beesten ouergheuen.

14

Dese sullen teghen dat lam strijden, ende dat lam salse verwinnen, want het is een HERE alder heeren, ende een Coninck alre Coningen, ende die met hem sijn geroepen ende wtuercoren ende gheloouich.

15

Ga naar margenoot+Ende hi seyde tot mi, die wateren die ghi gesien hebt daer die hoere sidt, sijn volc ende scharen, ende heydenen ende tonghen,

16

ende die thien hoornen die ghi op die beeste ghesien hebt, die sullen die hoere haten, ende sullense woest maken ende naect, ende sullen haer vleesch eten, ende sullense met vier verbernen,

17

want God heeft hen in haer herten ghegeuen te doen dat hem behaechlijc is, op dat si sijnen wille souden doen, op dat si haer rijc der beesten souden gheuen, tot dat die woorden Goods voleyndt worden.

18

Ende dat wijf die ghi ghesien hebt, is die groote stadt die dat rijck ouer die Coningen der aerden heeft.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 15


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken