Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22 (2008)

Informatie terzijde

Titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
Afbeelding van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22

(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 174]
[p. 174]

Vakliteratuur en meer
Wilma van der Pennen (red.)Ga naar voetnoot1. m.m.v. Helma van Lierop-Debrauwer en Gerard de Vriend

Sprookjes opnieuw bekeken

Op 7 maart is Vanessa Joosen, onderzoeker, docent jeugdliteratuur en lid van de redactie van Literatuur zonder leeftijd, aan de Universiteit Antwerpen gepromoveerd tot doctor in de taal- en letterkunde op een onderzoek naar de intertekstuele dialoog tussen sprookjestheorie en Duitse, Engelse en Nederlandse sprookjesbewerkingen in de periode van 1970 tot 2006.

In het tijdvak dat Joosen beschrijft, is sprake van een revival van het sprookje. Doodverklaard na de Tweede Wereldoorlog, maakt het genre na 1970 een opmerkelijke come-back, zowel in de traditionele verschijningsvorm als ook in de vorm van sprookjesbewerkingen en in de literaire kritiek. De focus in deze dissertatie ligt op de bewerkingen en de kritiek, maar niet nadat de conventies van traditionele sprookjes helder zijn uiteengezet.

Centrale vraag in de dissertatie is hoe de literaire sprookjeskritiek en de sprookjesbewerking met elkaar verweven zijn. Nadat deze vraag in het eerste hoofdstuk is ingekaderd in een meer algemene beschouwing van intertekstualiteit en mogelijke relaties tussen literatuur en kritiek, wordt de intertekstuele dialoog in de hoofdstukken twee tot en met vijf verkend door een aantal sleutelteksten uit de sprookjeskritiek en hedendaagse sprookjesbewerkingen met elkaar te vergelijken. Deze casestudies geven een vaak verrassend inzicht in hoe kritische teksten direct dan wel indirect de aanzet hebben gegeven tot bewerkingen van traditionele sprookjes. Verrassend, omdat de hervertellingen niet alleen maar aansluiten bij de geest van de kritiek, maar daar ook zelf soms weer een kritische reactie op zijn. Zo wordt de populariteit van de hedendaagse feministische sprookjesbewerkingen door onderzoekers toegeschreven aan de feministische beweging waarvan Marcia Lieberman met haar ‘Some Day My Prince Will Come’ (de kritische sleuteltekst van hoofdstuk 2) een belangrijke spreekbuis is. Joosen laat zien dat een aantal hervertellingen inderdaad naadloos aansluit bij de aanval van Liebermann op seksisme en de stereotiepe representatie van mannen en vrouwen, maar dat andere bewerkingen juist kritische reacties zijn op basis van voortschrijdend inzicht in de genderproblematiek.

[pagina 175]
[p. 175]

Eenzelfde patroon tekent zich af in de andere drie hoofdstukken, waarin achtereenvolgens The Uses of Enchantment van Bruno Bettelheim, Sandra M. Gilbert's and Susan Gubar's The Madwoman in the Attic en enkele sociaal-historische studies de kritische sleutelteksten vormen. Een van de belangrijkste vooronderstellingen van de dissertatie, namelijk dat literaire kritiek en fictionele hervertellingen elkaar aanvullen in de discussie over het traditionele sprookje, is daarmee bevestigd.

Behalve een gedegen antwoord op een aantal wetenschappelijke vragen biedt het boek van Joosen een boeiend overzicht van de rijkdom aan sprookjesbewerkingen in drie taalgebieden. De beschrijvingen van en citaten uit de verschillende hedendaagse hervertellingen laten zien dat het genre van het sprookje misschien wel meer dan ooit ‘alive and kicking’ is. (HvL)

 

Vanessa Joosen, Sprookjes opnieuw bekeken. De intertekstuele dialoog tussen sprookjestheorie en Duitse, Engelse en Nederlandse sprookjesbewerkingen in de periode van 1970 tot 2006. Universiteit Antwerpen, maart 2008.

De veelzijdigheid van Pippi en van Astrid Lindgren

Tijdens een Astrid Lindgren conferentie in Ljubljana meldde een Amerikaanse onderzoekster dat Pippi Langkous de laatste tijd absoluut onmogelijk is in de Verenigde Staten, omdat zij met pistolen speelt. Maria Nikolajeva, op het punt te protesteren, realiseerde zich dat er niet lang tevoren geschoten was op een Amerikaanse universiteit en moest toegeven: Pippi is geen goed voorbeeld voor Amerikaanse kinderen. In Slovenië bleek ook, dat Pippi nu juist zeer inspirerend is voor jonge meisjes in Iran. ‘There are as many sides to Pippi as there are to her creator’, besluit ze haar observaties. Ze doet er verslag van in haar inleiding op een aan Astrid Lindgren gewijde conferentie, die eind mei 2007 in Stockholm plaatsvond. Het bekende Tidskrift för barnlitteraturforskning Barnboken wijdt een dubbelnummer (volledig in het Engels) aan die Zweedse conferentie: The liberated child - childhood in the Works of Astrid Lindgren. Deze belangwekkende publicatie laat niet alleen de veelzijdigheid zien van de schrijfster en haar bekendste heldin, maar laat de lezer ook kennismaken met een aantal benaderingen in de internationale jeugdliteratuurstudie.

Interessant is al direct de observatie van Nikolajeva, sprekend over de grootheid en het succes van Lindgren, dat haar faam niet overal even groot is. Vertaalde Europese kinderboeken zijn in Engels sprekende landen vrijwel onbekend, zodat nogal wat Engelstalige collega's de boeken van Pippi soms vooral

[pagina 176]
[p. 176]

‘van horen zeggen’ kennen. Soms ontbreken ook (nieuwe) vertalingen.

Maar er waren voldoende Pippi-kenners in Stockholm en hun voordrachten zijn in deze bundel te vinden. Ze gaan bijvoorbeeld in op meningen van ‘opvoeders’ (Pippi heeft geen manieren en eet ook te weinig gezonde pap), en vanuit een psychologisch perspectief heet Pippi ook een ‘obscene counterpart’ van de gebiedende en verbiedende vader (Pippi mist zoals zovele kinderboekenkinderen een moeder). In de meeste bijdragen wordt ingegaan op de ondermijnende rol van Pippi, waardoor ze ons bijvoorbeeld laat nadenken over het categoriseren (mens/dier, kind/volwassene). En onderzoek naar de zogoemde Oer-Pippi toont overtuigend aan dat die een ‘political subtext against Nazism’ bevat. Astrid Surmatz geeft in haar bijdrage hiervan duidelijke voorbeelden en voor de liefhebbers: let vooral op de circus-scène.

Er zijn verder twee bijdragen over tekst-beeld relaties (met een aantal kleurenvoorbeelden in een apart katern), waarin begrippen en ‘verteltechnieken’ worden gebruikt en behandeld die in het vorige nummer van Literatuur zonder leeftijd ook aan de orde komen; teksten gaan over ‘het monster(lijke)’ in Lindgrens werk en de ‘pastorale’ (Ronja en Pippi weer) en over haar autobiografische schrijven. (GdeV)

 

The liberated child - childhood in the Works of Astrid Lindgren. Astrid Lindgren Centennial Conference. Stockholm, May 30-31, 2007. Speciaal dubbelnummer van Barnboken. Tidskrift för barnlitteraturforskning, jaargang 30 (2007), aflevering 1-2.

Midden in de week maar zondags niet

Dit voorjaar verscheen bij Uitgeverij d'jonge Hond Midden in de week maar zondags niet, geschreven door Jant van der Weg. Dit rijk geïllustreerde boek biedt behalve de kinderrijmen zelf ook een mooi overzicht van de prachtige illustraties afkomstig uit de omvangrijke collectie van de Koninklijke Bibliotheek. In Midden in de week maar zondags niet: de ware geschiedenissen van Kortjakje, Berend Botje, Jan Huigen en consorten beschrijft Van der Weg de oorsprong van de personages uit de wereld van het kinderrijm.

Naar aanleiding van deze publicatie maakte de Koninklijke Bibliotheek een nieuw dossier: Bakerrijmen. De KB vult het dossierarchief regelmatig aan, vaak naar aanleiding van een speciale gebeurtenis. Over jeugdliteratuur, auteurs en illustratoren verschenen al dossiers, voorzien van illustratiemateriaal uit de eigen collectie. Een greep uit wat er verscheen rond jeugdliteratuur: Dick

[pagina 177]
[p. 177]

Bruna, Marten Toonder, Hans Christian Andersen, 400 jaar Don Quichotte, Thea Beckman, Pietje Bell, Donald Duck, Jip en Janneke, Astrid Lindgren, Harry Potter, Annie M.G. Schmidt, Sinterklaas, Fiep Westendorp, Willem Wilmink. Zie: http://www.kb.nl/dossiers/index.html.

In een volgend nummer van Literatuur zonder leeftijd volgt een bijdrage van Van der Weg over haar onderzoek, waarin ook specifiek aandacht voor wat zij wegens de beperkte ruimte niet kwijt kon in haar boek. (WvdP)

 

Jant van der Weg, Midden in de week maar zondags niet: de ware geschiedenissen van Kortjakje, Berend Botje, Jan Huigen en consorten. Harderwijk, Uitgeverij d'jonge Hond, 2008. ISBN 978-90-89199-13-9; € 17,95.

Constantijn Huygens-prijs 2007

Op 9 maart kreeg Toon Tellegen de Constantijn Huygens-prijs voor zijn hele oeuvre. Tellegen debuteerde in 1980 als dichter. Voor zijn (dieren)verhalen voor kinderen (vanaf 1984) waarin vriendschap en liefde centraal staan, ontving hij in 1997 de belangrijkste prijs voor kinder- en jeugdliteratuur, de Theo Thijssenprijs. De jury van de Constantijn Huygens-prijs schreef het onderstaande juryrapport:

 

‘Toon Tellegen begon zijn dichtersleven met de regel: “De bal is vierkant.” Op zijn vijftiende vond hij deze zin een echte gedichtenzin, omdat je in een gedicht alles anders moest zeggen dan het in werkelijkheid was.

Sinds die vierkante bal heeft Tellegen honderdduizenden zinnen geschreven, waarin een werkelijkheid anders onder woorden werd gebracht dan alle werkelijkheden van alle andere mensen. Hij publiceerde vanaf 1980 meer dan twintig gedichtenbundels, en vanaf 1983 kwamen daar de verhalenbundels voor kinderen bij over dieren die ook helemaal anders waren dan echte dieren. Unieke eenlingen, allemaal even groot en belangrijk en voortdurend bezig met hun eigen logica de wereld om hen heen te begrijpen en met elkaar te bespreken.

Duizenden gedichten en honderden verhalen en teksten voor kinderen en volwassenen heeft hij inmiddels geschreven, en hij is, gezien zijn productiviteit van het laatste jaar, gelukkig nog lang niet uitgeschreven. Over zijn onderwerpen raak je niet gauw uitgedacht. Vragen als: “hoe kom ik ooit te weten wat ik denk”, “besta ik eigenlijk wel”, “is de wereld eindig of oneindig?” houden hem, en daarna ons, bezig. Zijn werk berust op flarden van ideeën en opvattingen, aarzelend vaak onder woorden gebracht, argwanend soms, want je moet op je

[pagina 178]
[p. 178]

hoede zijn voor plompe zekerheden en grote woorden, en voor sentimentaliteit en aanstellerij.

Toon Tellegen gebruikt steeds nieuwe literaire vormen voor zijn vragen over leven en dood, geluk en gemis, liefde, verlangen en eenzaamheid. Soms is het een litanie, een andere keer een verslag van een geheimzinnige reis of een beklemmende dialoog, of een reeks brieven. En heel vaak met de kleur en het mysterie van Russische sprookjes, waarmee zijn grootvader hem als klein kind kennis liet maken. Geen Hollandse karretjes die op een zandweg rijden, maar zwartgelakte koetsen in een droomlandschap die langs onbekende en onbegaanbare wegen naar een onheilspellend eindpunt rijden. Niet de Noordzee en blonde duinen vormen het landschap van zijn ziel, maar de Russische steppe waarnaar hij, in navolging van zijn grootvader, hunkert met een groter, aanhoudender en sterker verlangen dan welk ander verlangen dan ook. Bij zonsondergang staat hij in die onafzienbare steppe, die in werkelijkheid een tuin met een heester, een paar viooltjes, een merel en een poes is. Natuurlijk, dat weet de dichter ook wel. Maar hij weet ook dat die kleine tuin, omringd door buren en heggen, een onafzienbare steppe is, waar een mug gonst.

De schrijver die het liefst zo weinig mogelijk opvalt, de dichter die wel wil uitblinken maar onzichtbaar voor anderen wil blijven, heeft al vele keren voor een bekroning van zijn werk in de schijnwerper moeten staan. Ook vandaag gebeurt dat, want het bestuur van de Jan Campert-stichting wil Toon Tellegen van ganser harte en met grote bewondering voor zijn gehele oeuvre in het openbaar de Constantijn Huygens-prijs doen uitreiken.’

Festival rond dichter Willem Wilmink

De in 2003 overleden Willem Wilmink wordt geëerd met een groot festival op 4, 5 en 6 juni 2009 in Enschede. Wilmink studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en was werkzaam als docent moderne letterkunde aan het Instituut voor Neerlandistiek van de universiteit. In 1988 promoveerde hij aan de Katholieke Universiteit Brabant met een proefschrift over de poëzie van Hendrik de Vries.

De activiteiten tijdens het geplande festival vinden plaats in het nieuwe - dit najaar te openen - Enschedese Muziekkwartier. Hoofdmoot van het programma is de voordracht van bestaand en nieuw dichtmateriaal. Zowel fans van Wilmink als professionele kunstenaars zullen afwisselend werk van de dichter ten gehore brengen. Het is de bedoeling tot een boekuitgave te komen van recent ontdekte of nog niet gepubliceerde gedichten en liedjes van Wilmink.

[pagina 179]
[p. 179]

Dichter/schrijver Willem Wilmink (1936-2003) zal de geschiedenis ingaan als de oosterling met zijn mooie en eenvoudige taalgebruik, de man die aangrijpend schreef voor grote en kleine mensen en wiens omvangrijke oeuvre zowel heimwee en nostalgie als grote maatschappelijke betrokkenheid ademde. Hoewel hij geruime tijd in Amsterdam studeerde en doceerde was en bleef hij een Tukker, iemand die liefst - letterlijk - dicht bij huis bleef. Zijn gedichten, essays, liedjes en proza leven vijf jaar na zijn overlijden nog onverminderd voort en hebben aan hedendaagse betekenis niets aan kracht ingeboet. Willem Wilmink heeft grote betekenis gehad voor de kunst- en taalgeschiedenis van Nederland. Dat is de belangrijkste drijfveer voor het opzetten van een manifestatie die wordt voorbereid door de Stichting Willem Wilmink Festival. (WvdP)

Subsidie helpt ‘allochtone’ jeugdboek niet

Subsidies noch andere prikkels kunnen allochtone schrijvers ertoe bewegen kinderliteratuur te schrijven. Er verschijnen weinig boeken voor kinderen met een niet-westerse achtergrond. In NRC Handelsblad (29 februari 2008) wijdde Marieke van Twillert een bijdrage aan dit onderwerp. Allochtone auteurs schrijven nauwelijks kinderboeken. Sinds het Fonds voor de Letteren in 2004 subsidie beschikbaar stelde voor ‘multiculturele auteurs’ die kinder- en jeugdliteratuur schrijven, heeft nog niemand daarvan gebruik gemaakt. Eind 2006 zijn brieven uitgegaan naar schrijvers als Abdelkader Benali en Kader Abdolah met de vraag of ze niet ook voor kinderen zouden willen schrijven. De animo daarvoor was gering.

Uitgevers hebben steeds minder tijd om schrijvers intensief te begeleiden, aldus Van Twillert. Het Fonds voor de Letteren probeert uitgevers te interesseren voor een prijs voor kinderliteratuur van talent met een ‘andere culturele achtergrond’, analoog aan de El-Hizjraprijs voor literair talent van Marokkaanse en Arabische afkomst.

Neerlandica Sandra van Voorst maakte vorig jaar in Literatuur zonder leeftijd een inventarisatie van niet-westerse en allochtone schrijvers. Zij kwam in de periode 1990-2005 tot een kleine veertig Nederlandstalige kinderboektitels van niet-westerse auteurs. Daarvan vielen veertien af nadat zij waren ‘ontmaskerd’ als westerse vrouw die door een huwelijk een Iraanse, Arabische of Noord-Afrikaanse naam had. Het artikel uit de NRC is online beschikbaar: http://www.nrc.nl/kunst/article955637.ece/Subsidie_helpt_
allochtone_jeugdboek_niet. (WvdP)

[pagina 180]
[p. 180]

BNTL online raadpleegbaar

De nieuwe Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap (BNTL) is op 24 april 2008 opengesteld voor gebruik. Deze database is de opvolger van de BNTL die begon in 1970. De online BNTL bevat Nederlandse, Vlaamse en buitenlandse titels van publicaties over Nederlandse taal- en letterkunde uit de periode 1940 tot heden.

De nieuwe BNTL is een product in ontwikkeling. Regelmatig zullen mogelijkheden aan het systeem worden toegevoegd. Op dit moment kan de gebruiker gelijktijdig zoeken op informatie uit de titels (auteur, jaar, titel) en toegevoegde informatie (trefwoorden, samenvattingen en andere informatie). Ook kan er geavanceerd worden gezocht op specifieke onderdelen. De digitale teksten waarnaar wordt verwezen zullen later dit jaar ook doorzoekbaar zijn. Dagelijks worden titels en teksten van wetenschappelijke secundaire literatuur door de interne redactie toegevoegd. De (geregistreerde) gebruiker krijgt in het najaar van 2008 ook zelf de mogelijkheid om titels en teksten toe te voegen. Zie: http://www.bntl.nl/bntl/. (WvdP)

De Boekenzoeker: voor iedereen tussen 8 en 18 jaar

In november 2005 ging de Boekenzoeker 8-11 jaar online. Dit voorjaar is een nieuwe leeftijdscategorie toegevoegd: de Boekenzoeker 12-15 jaar.

De Boekenzoeker 8-11 jaar sloot aan bij de reeds bestaande Boekenzoeker die in Vlaanderen is ontwikkeld in het kader van het project Fahrenheit 451. De site biedt leestips op maat van de bezoeker: door het volgen van een eenvoudige keuzestructuur komt die uit bij leestips die beantwoorden aan zijn interesse. Net zoals de Boekenzoeker 8-11 en de Boekenzoeker 15+ is de Boekenzoeker 12-15 een zoekmachine die helpt bij het kiezen van een boek. Via een aantal vragen wordt gepeild naar de interesses, de lievelingsbezigheid en de stemming van de bezoekers. Op basis daarvan reikt de Boekenzoeker een gepersonaliseerde boekenselectie aan. Zo kunnen aarzelende lezers een nieuw of minder voor de hand liggend boek ontdekken. Nu er ook voor 12- tot 15-jarigen boekentips op maat beschikbaar zijn, is de Boekenzoeker compleet.

In Literatuur zonder leeftijd 68 (najaar 2005) gaf Eva Devos, coördinatrice van de Boekenzoeker 8-12, een toelichting op het ontstaan en het concept van de website. Zie: http://www.boekenzoeker.org/. (WvdP)

[pagina 181]
[p. 181]

In memoriam

Phyllis A. Whitney, Amerikaans kinder- en jeugdauteur, is 8 februari overleden. Ze is 104 jaar geworden. Whitney (9 september 1903, Yokohama, Japan) bleef als schrijfster actief totdat ze 94 jaar was. Er is een aantal thrillers van haar hand in het Nederlands vertaald; van haar kinderboeken of jeugdromans verschenen in vertaling: Drie meisjes op één kamer: een meisjesroman (1955), De geheimzinnige buren (1960) en Mijn zwarte vriendin (1964).

Joanne Klink, schrijfster van kinderbijbels en boeken over kinderen en geloof, is maandag 17 maart op 90-jarige leeftijd in Vijlen in Zuid-Limburg overleden. Klink was na haar studie theologie in Leiden twintig jaar predikant namens de Remonstrantse Broederschap in onder meer Den Haag, Schoonhoven en Haarlem. In 1968 besloot zij zich toe te leggen op publicaties en lezingen over kinderen en geloof. In 1959 schreef ze Bijbel voor de kinderen, een bijbel die in vele gezinnen kinderen met de bijbelverhalen vertrouwd maakte. In 1994 publiceerde zij een tweede bijbel voor kinderen: Het huis van licht.

Op maandag 17 maart overleed de dichter Ed Leeflang. Hij vertaalde onder meer de verhalen over Kikker en Pad en over Uil van Arnold Lobel.

Schrijfster en beeldend kunstenares Dirkje Kuik is dinsdag 18 maart op 78-jarige leeftijd overleden. Kuiks literaire carrière begon in 1964. Ze illustreerde Aram en de bende van de boomstam van Trude de Jong (1984) en Kind van twee heksen van Bert Oosterhout (1993). Kuik verwerkte haar jeugdervaringen in Het kindercircus: een studie in zwart en mauve (1985) met daarin korte gedichten, die soms geïnspireerd zijn op kinderrijmpjes.

Aanvullingen en verbeteringen

-Tot onze spijt is de naam van een van de auteurs in het vorige nummer van Literatuur zonder leeftijd niet overal goed gespeld. Excuses aan Sara Van Meerbergen!
-Piet Mooren stuurde de redactie onderstaande reactie op het themanummer ‘Woord in Beeld’ (Literatuur zonder leeftijd, 75 (voorjaar 2008):

 

‘In LZL, 75, blz. 67 schrijft Kris Nauwelaerts: “Te vaak wordt kunst nog benaderd vanuit een vooral mimetisch standpunt: herken ik wat er is afgebeeld en vind ik dat mooi? Het esthetisch prentenboek lijdt onder deze benadering. Dit geeft aanleiding tot nogal vreemde uitspraken: zo schrijft Piet Mooren onomwonden dat de illustrator een kundig plagiator is”.

[pagina 182]
[p. 182]

Op blz. 124 (en niet 125) van Het prentenboek als springplank geef ik echter niet mijn mening maar vat ik Nodelmans observaties over de oorspronkelijkheid van het prentenboek zo samen: “Die is volgens hem te danken aan het unieke vermogen van de prentenboekenmaker om andere kunstenaars, een zekere stijl of een bepaalde stroming kundig te plagiëren. Zijn paradoxale oorspronkelijkheid deelt de prentenboekenmaker met de cartoonist”. Dat compliment slaat niet op een mimetisch maar op een autonoom standpunt.’

voetnoot1.
Een aantal van de teksten van deze rubriek is gebaseerd op de nieuwsrubriek van www.leesplein.nl, waarvan de samensteller eindredacteur is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Wilma van der Pennen

  • Helma van Lierop

  • Gerard de Vriend

  • over Jant van der Weg-Laverman

  • over Toon Tellegen

  • over Willem Wilmink

  • over J.L. Klink

  • over Ed Leeflang