Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Madoc. Jaargang 1997 (1997)

Informatie terzijde

Titelpagina van Madoc. Jaargang 1997
Afbeelding van Madoc. Jaargang 1997Toon afbeelding van titelpagina van Madoc. Jaargang 1997

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Madoc. Jaargang 1997

(1997)– [tijdschrift] Madoc–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De middeleeuwen in handen

Pieter Obbema, De middeleeuwen in handen. Over de boekcultuur in de late middeleeuwen (Verloren; Hilversum 1996). 203 p. Geïll. ISBN 90-6550-277-7 (geb.) f 49, -

In januari van vorig jaar nam Pieter Obbema afscheid als conservator van de collectie westerse handschriften in de Universiteitsbibliotheek van Leiden. Ter gelegenheid hiervan heeft de bibliotheek hem de mogelijkheid gegeven een selectie te maken van artikelen die hij in de afgelopen decennia schreef en deze in een verzamelbundel opnieuw te publiceren. Obbema zocht voor deze bundel twaalf artikelen uit, die verschenen tussen 1972 en 1995. Hij vulde de bundel aan met twee nog niet eerder gepubliceerde artikelen. Die bijdragen zouden al voldoende aanleiding kunnen zijn het boek eens ter hand te nemen. Belangrijker is dat alle artikelen opnieuw zijn bewerkt: sommige zijn sterk uitgebreid en een enkel artikel is zelfs geheel herschreven. De artikelen zijn bovendien voorzien van recente literatuurverwijzingen.

De bijdragen zijn ondergebracht in groepen van verwante onderwerpen, elk met een overkoepelende titel. Na het eerste, inleidende artikel zijn onder het kopje ‘Handschriftenkunde’ bijdragen over werkplaats, werkwijze, afschrijvers en schrift opgenomen. De tweede groep gaat over allerlei aspecten van de overlevering van handschriften, onder de veelzeggende noemer ‘De geschonden overlevering’. Tenslotte houdt Obbema drie Leidse ‘Handschriften onder de loep’. De bijdragen zijn, zoals Obbema zelf in zijn inleiding al aankondigt, aan-

[pagina 57]
[p. 57]

gepast voor een breder lezerspubliek, maar zijn niet allemaal even gemakkelijk te lezen. Dat geldt met name voor de bijdragen waarin specialistische onderwerpen worden behandeld. Het artikel over het schrijven op onopengesneden vellen bijvoorbeeld, vereist enig doorzettingsvermogen, maar is een doorwrocht artikel dat volledig overtuigt, mede dankzij de illustraties en tekeningen. Wie het uitleest, heeft beslist iets bijgeleerd.

De keuze voor het artikel ‘De opkomst van een nieuw schrifttype: de littera hybrida’ vind ik minder gelukkig. De lijn van het betoog, dat voornamelijk gebaseerd is op cijfermateriaal, is goed te volgen, maar door de veelvuldig voorkomende verwijzingen naar plaatmateriaal in de catalogi van gedateerde handschriften in Nederland en België (Catalogues des Manuscrits datés) laat de bijdrage wel erg veel aan de fantasie van een niet-ingevoerde lezer over. Enkele goed gekozen illustraties hadden dat misschien enigszins kunnen ondervangen.

Blijkbaar ook tot spijt van de auteur heeft het inleidende artikel op één punt geleden onder de heruitgave; het ontbeert de ‘overdaad aan kleurenplaten’, zoals hij het zelf omschrijft in de noot bij de titel. ‘Van schrijven naar drukken’ verscheen oorspronkelijk in 1979 in Grafisch Nederland bij gelegenheid van het jubileum van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond. Dat voor deze speciale uitgave kosten noch moeite gespaard werden, zal duidelijk zijn, maar het zou wel heel erg makkelijk zijn en beslist geen recht doen aan het artikel om het met deze opmerking af te doen. Het artikel heeft na zeventien jaar namelijk nog niets aan waarde verloren. Het is een prachtig, voor een groot publiek begrijpelijk geschreven, overzicht van de complexe geschiedenis van het handgeschreven boek. De schrijver schetst met een paar goed gekozen lijnen een volstrekt helder beeld. Bovendien beschrijft Obbema de handschriftenproductie niet als een geïsoleerd fenomeen, maar laat zien dat het aan de wieg staat van en verweven is met de boekdrukkunst. Tenslotte heeft het artikel nog een andere waarde: Obbema schreef het in een tijd dat het handschriftenonderzoek zich nog nauwelijks in de belangstelling van een groot publiek kon verheugen. Met zijn artikel heeft hij een aanzet gegeven tot de (her)waardering van het geschreven en verluchte boek en de bestudering ervan. Wie na het lezen nog steeds teleurgesteld is over het gebrek aan kleurenplaatjes, moet de oorspronkelijk uitgave ernaast leggen en zal ontdekken dat de ‘andere selectie van illustraties’, zoals Obbema het noemt, ook betekent dat er in de nieuwe bewerking illustraties voorkomen die in de oorspronkelijke versie niet afgebeeld zijn.

Er zijn meer artikelen in deze bundel die het karakter van een overzicht hebben. De artikelen 6 en 7 behandelen achtereenvolgens de overlevering van de literaire handschriften en de overlevering van de geestelijke literatuur. Artikel 7 is sterk uitgebreid ten opzichte van de oorspronkelijke versie. Met de frustratie, waarvan Obbema bij verschijning van de oorspronkelijke tekst in Ons Geestelijk Erf (1985) blijk gaf: ‘binnen de beperkte ruimte die deze bundel bood, moest mijn bijdrage drastisch worden omgewerkt en bekort’, rekent hij hier af: ‘Tekst en noten zijn ...[]... teruggebracht naar de oorspronkelijke opzet’.

Dat Obbema niet uitsluitend schrijver van overzichtsartikelen is, bewijzen de bijdragen 8 tot en met 10. Zij handelen over boekenregisters en -catalogi. De bijdragen vinden hun oorsprong in Obbema's dissertatie (1973) over de bibliotheekcatalogus van het Deventer fraterhuis. Obbema laat in deze artikelen zien

[pagina 58]
[p. 58]

het handwerk van de boekwetenschapper allerminst te schuwen. Het nauwkeurig bestuderen van de vaak taaie en alleen al door het gebruikte schrift ontoegankelijke registers leidt soms tot intrigerende resultaten. En ook in dergelijke artikelen bewijst Obbema een echte verteller te zijn. Overigens doet hij de lezer een bijzonder verheugende mededeling in de noot op de titel ‘het Register van Rooklooster op de weegschaal’. Hij acht het eerder gehouden pleidooi voor uitgave van het register (het Weense handschrift) niet meer nodig. Het relevante materiaal is ingevoerd in databases en een uitgave van de relevante titels is in voorbereiding. Deze mededeling had mijns inziens een plaats mogen krijgen in de lopende tekst. Daar betoogt hij immers dat men al flink wat jaren op een dergelijke uitgave wacht.

De artikelen 9 en 10 die handelen over de bibliotheekcatalogus van het klooster Lopsen bij Leiden en over het meditatieschema dat in het Deventer fraterhuis in gebruik was, worden beide afgesloten met registers die nooit ophouden me te imponeren. De in beide bronnen verkort weergegeven en lang niet altijd even heldere aantekeningen over boeken en teksten zijn beschreven en voorzien van de moderne, meestal gereconstrueerde titel, eventueel met bibliografische verwijzingen. Een blik op de foto's bij de artikelen leert dat dat niet alleen doorzettingsvermogen, maar ook eruditie vereist.

Uiteraard is er wel wat aan te merken op de uitgave. Door de bewerking van de artikelen, de toevoeging van recente literatuur en de referenties naar de artikelen onderling, kloppen de verwijzingen in noten en tekst nogal eens niet. Op den duur gaat dat storen. Bovendien blijft hier en daar afgekort geciteerde literatuur onopgelost en lopen zinnen niet meer, doordat delen ervan herschreven of opnieuw geformuleerd zijn.

Het zijn kleinigheden die soms, zij het onbedoeld, illustratief zijn voor wat de auteur beweert. Zo schrijft Obbema in het zesde artikel: ‘Soms verraden de bewaarde handschriften nog iets van de wijze van produktie’. (p. 86, na noot 35). Deze bewering heeft hij dan al bewezen. In noot 35 staat: ‘Vgl. hieronder’ 5: ‘Een atelier in de archieven.’ De tekst waarnaar hij verwijst is echter het ervoor geplaatste derde artikel. Een soortgelijke verwijzing in noot 43 van hetzelfde artikel heeft me doen besluiten te zijner tijd de wijze van productie van deze bundel te reconstrueren.

Ik denk dat Obbema met deze verzamelbundel ondanks deze slordigheden een mooi overzicht geeft van wat hem de afgelopen decennia heeft beziggehouden. Hij is erin geslaagd zowel de leek als de specialist (opnieuw) te boeien door zijn artikelen grondig bewerken, te voorzien van recente literatuur en inzicht te geven in zijn voortschrijdend inzicht. Hij heeft hij zijn artikelen toegankelijk weten te maken voor een breder lezerspubliek door de herformulering, beperking van het jargon en de illustraties. Obbema bereikt mijns inziens het doel waarnaar hij streefde; hij is erin geslaagd het plezier dat hij in zijn vak heeft over te brengen aan derden en hij geeft de lezer zo een fascinerend stukje Middeleeuwen in handen.

Aafje Lem


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De middeleeuwen in handen. Over de boekcultuur in de late middeleeuwen


auteurs

  • Aafje Lem