Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 76]
[p. 76]

Hoe Malegijs ende Vivien ordineerden haer bataelgie, om den coninck Kaerle van Vranckrijcke te bevechtene, metten grave van Moncler haren oom.

DOe Malegijs ende Vivien ghecomen waren bi haren oom, den grave van Monclere metten Rosbeyaert, soo waren sy daer wel ontfanghen, ende daer dede de grave zijn clachte, hoe dat hem coninc Karel beleghen had, om dat meester Iorck zijn broeder u meester Malegijs bystont, ende dat wilt hy op mi wreken, ende heeft mi veel volcx af gheslagen, ende uwen vader heeft hy ghevangen. Malegijs seyde. Oom weest te vreden, wy sullen zijn verraders also tracteren dat hi blijde sal zijn, dat hi hem wt laten sal, oft ick sal hem altoos (als ic wil) met consten wel wt crijghen. Desghelijcx seyde Vivien, dat hi hem verlossen soude, of daer voor doot bliven. Die grave van Moncler was hier in seer blijde, ende hy seyde tot hem lieden. Mijn lieve neven, tis morghen den dach dat wi coninc Karel strijt moeten leveren, hoe sullen wy best ons battaelgie stellen ende ordineren. Doe seyde Malegijs. Ist dat u lieden belieft, ic sal ons dye bataelgie setten, dat ghi daer eere af hebben sult. Dye grave seyde. O Malegijs lieve neve, wat ghy daer in doet daer ben ic mede te vreden, want ic kenne u daer cloec genoech toe. Doe seide Malegijs. Wi willen ons volc deelen in drie scharen daer af ic deerste scare self bewaren sal, dander sal Vivien mijn broeder gheleiden, ende die derde scare suldy heer oom selve geleiden. Desen raet dochte alle den heeren goet, ende elc maeckte zijn harnas gereet ende wapenden hem. Doe si aldus bereit waren om vechten so waren die poorten ontdaen, ende daer [reet] Malegijs vore als beleyder van den heyre op Rosbeyaert sittende, dwelc ginck al briesschende ende thierende oft een duyvel geweest hadde. Aldus wter poorten rijdende, so wertse Karel siende, hem selven verwonderende

[pagina 77]
[p. 77]

dat si so stout waren: dat si met cleender menichte dorsten wtcomen tegen soe grooten hoop volcx. Doe seyde Roelant. Heer coninc siet hoedanigen paert brengen si daer me, het scijnt badt een duivel dan een beeste. Die coninc seyde. Ick heb menich scoon paert gesien, mer van sulcken paert soe en hoorde noyt man spreken, desgelijcx so seyden die heeren. Coninck Karels heyr was oock in roere ende elc was te peerde, ende onder sinen standaert. Dus so quamen dese twee heyren tegen malcanderen, ende int vergaderen scheen dat de gheheele werelt soude vergaen hebben. Hoe swaer wast om liden aen beyde siden, die malcanders lancien gemoeten mosten hoe menich mosten daer wten sadel tumelen, deen doot dander doorreden, och wat grooter moort so dede Beyaert inde bataelgie door rijdende ende door scorende Karels heyre dat yeghelijc moeste wijken daer tpaert quam, soe fellijcken sloech ende beet soo afgrijselijck, dattet paert meer lieden doode dan Malegijs dede. Vivien theyr doorrijdende met den swaerde in die hant hebbende, heeft menich mensce vermoort. Die bisscop Tulpijn ende die ander heeren waren qualijc te vreden dat si haer volc sagen vermoorden sonder weere oft sonder reden, niet wetende van waer alsulcken orloge wt quam. Als Karel dye groote schade sach die hem gebuerde vergaderde zijn volc noch eens, ende quam voor rijden met Roelant, als die Malegijs van Beyaert wel waende te werpen, mer twas al moeyte om niet, want Beyaert hem so vervaerlijc was slaende ende bijtende, dat Karel blijde was dat hy achterwaerts deysde met al zijn volc tot in haer tenten. Malegijs ende Vivien ende haer oom metten gemeenen volc togen in die stadt daer [si] blijdelijc ontfangen waren. Doe Kaerle aldus schandelijc wten velde geweken was seer verstoort in hem selven segghende. Wee mi van deser grooter schaemten die mi ghebuert is, alle

[pagina 78]
[p. 78]

coningen, hertogen, princen ende heeren plagen my onderdanich te zijn ende nu ben ic veriaecht tot in mijn tenten, mijn volc verslaghen, daer ic wel drie mannen tegen een hadde, och wat grooter scande is dit voor mi. Roelant, bisschop Tulpijn ende die ander heeren seyden. Heer coninc ons verwondert hoe dat ghi gaet vechten ende striden daer ghi altoos int vuylste zijt, ghy siet wel hoe dat u volc verslagen leyt tegen de aerde ende hadden si gewilt ghi hadt noch meer scade ende scande verworven. Doe seyde coninc Karel. Dat en heeft niemant gedaen dan dat vermaledijde paert, dat mijn bataelge meer scoorde dan al tvolc datter was, mer mi verwondert wie tpaert toehoort. Doen seyde Roelant, het was meester Malegijs die op tpaert sadt, ende dat paert en is anders niet dan een teeken van plagen, aldus heer coninc so waert goet dat ghy dye kinderen in paeyse naemt, ghi doet hem groot onghelijc, want ghi hout haren vader gevangen sonder recht of reden. Die coninc dese woorden hoorende was seer verstoort ende seyde. Mi dunct neve Roelant dat ghi beghint vervaert te werden, dat ghi geslagen sout werden, daerom loopt wech. Roelant wert seer verstoort ende seyde. Nemmermeer en sal ick met u op dit gheslachte strijden, ende daer mede ghinck hi in zijn tente. Doe de slach gheslaghen was soo sende bisschop Tulpijn eenen bode tot Malegijs dat hi zijn conste orboren soude dat hi zijn vader verloste, of die coninc soude hem dooden. Malegijs dit hoorende: so nam hi orlof aen sinen oom de grave van Moncler ende Vivien, ende ginc alleen wter stadt, ende verschiep hem met zijnre consten in die gedaente van eenen heremijt, ende so ginc hi in Karels heyre, daer de coninc in sijn tente stont, ende wilde Buevijn van Eggermont dooden, mer die heeren en wildent niet consenteren. Ter wijlen dat si dus onledich stonden, so quam

[pagina 79]
[p. 79]

daer Malegijs ende seyde totten coninck aldus. De Here diet al geschapen ende ghemaect heeft moet u bewaren edel heer keyser. U sal ghelieven te weten, dat ic hier van Gode gesonden ben om u te waerschuwen van tperikel daer ghi in vallen sult, ende ist dat ghi verhart blijft in u quaetheyt, so suldi al gelijc sterven. Karel dit horende seyde. O lieve bode wat wil die Heer van mi hebben ghedaen. Malegijs antwoorde. De Heere is op u gestoort, om dat ghi hier oorlocht teghen dat kersten bloet, daer so menich man om moet sterven sonder reden ende schult. Aldus so ontbiet u God dat ghi op breect van hier, ende Buevijn van Eggermont laet vrij gaen ofte hi salt op u wreken, ende ooc mede, hi sal tgeslacht van Eggermont u onderdaen maken. Aldus siet wel toe, dat ghi den Heere nyet en vertoornt. Bisscop Tulpijn ende ander heeren die wel wisten dattet Malegijs consten waren vielen op haer knien seggende. Heer coninc wildi Gode vertoornen, ghi siet wel de heremijtte hier van Gods wegen staen, ende oft ghi Buevijn gedoot hadt, en haddi noch uwen willen niet, dus weest Gode onderdanich, ende doet dat u de heremite beveelt. Die coninc dit horende was seer verwondert ende stont vertwifelt lange tijt sonder spreken. Doe seyde Malegijs. Heer coninc ic seg u noch eens van Gods wegen, dat ghi Buevijn quijt laet, oft God salt op u wreken. Doe seide coninc Karel. O heylich heremite mijn herte is wel genegen om op te breken, ende pays te laten maken, mer ic duchte altoos bedrogen te sijn, want daer is de toovenaer Malegijs die heeft my twee oft drie reisen bedrogen ende hier om sorghe ic oft hier ooc bedroch in soude moghen sijn. Doe antwoorde Malegijs seer soetelic ende seide. Heer coninc ghi laet u duncken, dat ic u bedriegen ende bespotten wil, ende daer mede wil ick van u sceiden. Doe keerde hem Malegijs om recht oft hi had

[pagina 80]
[p. 80]

willen wech gaen ende seide. Adieu Karel, als ghy den slach opten hals hebt peynst dan in u selven, dat ic u dan gewaerscuwet heb. Karel dit siende dat de heremijte wech wilde gaen greep hem biden mantel ende seyde. O heylighe vrient Gods blijft hier by my ick sal des heren wille volbrengen, ende hi beval Gardepiet dat hi reisen soude na Parijs ende seggen dat dye coninck bevolen had datmen Buevijn van Eggermont wter vangenisse soude laten gaen. Doe wert Gardepiet roepende met luder stemmen. Heer coninc hoe laet ghi u aldus bedriegen, die voor u staet als een heremijte dats Malegijs de tovenaer, die gaerne zijn vader wten kercker had. Malegijs dit horende nam sijn crucke, daer hy mede ginc met beiden handen ende hi sloech Gaerdepiet op zijn hooft, dat hi doot viel. Doe wert Malegijs gevanghen van Vulfaert den verrader, twelc Gaerdepiets neve was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken