Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoe coninck Carel wilde Malegijs doen onthoofden.

DOe Malegijs aldus gevangen was so [quam] coninc Karel tot Malegijs ende seide. Ghi vermaledijt boeve ende tovenaer die mi so gaerne bedroghen haddet, hoe dorst ghi peisen alsulcken dingen te doen, peysdi niet dat u God plaghen mocht daer ghi hem beliecht met grote valsche logenen, tsal corts gedaen sijn u tooverie. Ende hi riep zijn heren bi hem, ende begeerde dat si iusticie over Malegijs wilden doen. Die heren swegen al stille, ende en seiden een woort niet. Doe vraechde coninck Karel bisscop Tulpijn oft hi Malegijs iusticeren wilde. Doe antwoorde bisschop Tulpijn ende seide. Heer coninc soudi ons die scande doen dat wi yemant souden iusticeren, daer wy uwen raet hebben geweest, meendi dat wi u die cleynicheyt ooc souden willen doen, neen wi niet, desgelijcx seiden ooc alle die ander

[pagina 81]
[p. 81]

heren. Ende si seyden, waert sake dat die coninc Malegijs oft sinen vader doode, so sullen wi thoonen wat in ons is, ende daer om siet voor u wat ghi doet. Doe die coninc dit hoorde, so was hi verstoort, ende hy swoer dat hi Malegijs dooden soude met sinen vader. Doe seide Malegijs. Heer coninc ende heer keiser, en vermeet u niet seer want wie cant geweten hoe dattet noch varen ende vergaen sal. Doe seyde Karel, dat salmen wel sien eer iet lanc, ende hi riep tot hem Roelant en seide. Neve Roelant neemt ghi u swaert ende doet iusticie over Malegijs, ic salt u hoochlic dancken. Roelant antwoorde. Heer coninc ic en heb mi selven niet gegheven om rechter te sijn, aldus en wil ick mi niet aentrecken. Doe die coninc sach dat zijn heeren hem dit ontseyden so wert hi verstoort ende riep den verrader Vulfaert seggende. Steeckt desen tovenaer eenen bal inden mont, so dat hy ons niet en betovere ende neemt een swaert ende slaet hem den hals af. Vulfaert nam eenen bal ende stacse met groter crachten Malegijs inden mont ende doen Malegijs den bal inden mont hadde en mochte hi geen coniuratie lesen. Doe dit bisscop Tulpijn ende die ander heeren sagen seyden [si] tegen malcanderen. Ghi edel heeren hoe sullent wi nu maken, want Malegijs sal nu moeten sterven om dat hi een woort niet en mach spreken. Doe seyde bisscop Tulpijn. Laet ons ghaen voor den coninc, ende bidden hem door die passie ons Heren, dat Malegijs doch sijn biechte spreken mach eer hi sterft, ende sijn also gegaen voor den coninc. Die verrader Vulfaert hadde Malegijs sijn oogen verbonden, ende meende hem den hals af te slaen, mer bisscop Tulpijn hielt dat swaert ende viel op sijn knien ende so deden oock de ander heeren ende seiden. Heer coninc edel heer, ghi die altijt hebt bemint dat swaert der iusticien, als wel openbaer is, ende wilt nu daer tegen doen. Die coninc dit horende

[pagina 82]
[p. 82]

so versachte sinen toornigen moede een luttel ende seide. Heer bisscop waer aen wildi seggen, dat ic tswaert der iusticien niet en beminne. Tulpijn antwoorde den coninck seer soetelic seggende. Heer coninc ghi bemint iusticie, om dat ghi Malegijs dooden wilt om sijn toverie, want het sijn verbooden consten, mer aen een sake so doet ghi contrarie, want tis waer dat Malegijs den doot wel verdient heeft na den lichaem mer heer coninc ghi wilt sijn siele iusticieren, welc [u] niet toe en behoort, mer alleen behoort u toe tlichaem te iusticieren. Die coninc seyde, hoe verstae ic dat. Tulpijn antwoorde, heer coninc denct in u selven, een mensche dye sonder biechte sterft moet hi niet ter eewiger verdoemenisse. Iaet in trouwen, seyde die coninc. So blijctet, seyde bisscop Tulpijn, dat ghi lijf ende siel wilt doen iusticeren ende doden, want ghy wilt hem doen sterven sonder biechte of berou. Is dit niet een teeken dat ghi siel ende lijf veroordeelen wilt. Ghi hebt hem eenen bal in den mont ghesteken, dat en is geen daet van een rechtveerdich rechter, maer tis die daet van eenen tyrant, aldus scuwet dit ververlic stuck. Dit selfde baden al die ander heeren. Die coninc heeft sinen toornigen moet laten dalen, ende heeft bevolen datmen den bal wt sinen monde soude nemen, ende dat hi zijn biechte spreken soude. Als den bal wt sinen mont gedaen was, so viel hi op sijn knien ende dancte den heren die voor hem gebeden hadden ende mettien began hi een coniuracie te lesen, ende terstont quamen daer drie oft vier duvelen ende seiden. O meester Malegijs wat belieft u van ons ghedaen te hebben. Doe seyde Malegijs, ic wil ende beveel u, dat ghi Kaerle binden sult aen sijnre tenten mast ende ooc al de verraders, dat si een lidt niet rueren en mogen. Die duvelen namen den coninc Karel ende bonden hem aen den tentenmaste, daer hi so groote vervaerlicke vrese leet. Die coninc aldus

[pagina 83]
[p. 83]

staende gebonden riep met luyder stemmen. Ghi vermaledijt tovenaer, om die spijte die ghi mi nu doet, soe belove ick u dat ic weder om u te spijte, u vader sal doen hangen binnen drie dagen. Malegis seide. Heer coninc ic hope dat ghi en sult. Doe coninc Karel aldus gebonden was, soe seide Malegijs totten viant. Haelt my den verrader Vulfaert, die moet lijden dat ic geleden soude hebben. Doen Vulfaert hem selven in dit perikel sach, so badt hi Malegijs seer om gratie segghende dat hijt wt vreesen dede, omdat de coninc so seer verstoort was. Malegijs dit hoorende seyde. Hae ghi verrader u subtijle behendicheden en sullen u niet helpen, mer ghi sulter om sterven, ende hi nam een swaert ende sloech hem den hals af. Coninck Karel die daer gebonden stont dit siende, riep met luyder stemmen. Vermaledijt moet ghi zijn dat ghi my dit doet, ic sweer u dat ict aen u noch wreken sal. Doen seide Malegijs. Heer coninc ic belove u dat ghi minen vader quijt laten sult binnen drije dagen. Ende hi beswoer den duvele, datse coninc Karel ende Roelant brengen souden in die camer vanden grave van Moncler, twelc die duvels deden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken