Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 130]
[p. 130]

Hoe dat Oriande droevich was, om dat si niet en wiste waer Malegijs ghebleven was. Ende hoe malegijs ende Vivien versloeghen Bertelute metten twee coninghen.

ORiande was seer droevich om Malegijs haer lief, ende si seyde tot Buevijn van Egghermont. Eylacen waer soo mach mijn lief mijn troost sijn, ic duchte dat hem dye heydenen iammerlicken sullen dooden, in wrake dat si coninc Antenor verslagen hebben, ende veel dier claghen. Doe seyde die hertoge Buevijn. Laet staen u clagen, maer conden wy vernemen waer dat si zijn, wi mochten ons bereet maken met crachte van volcke, ende halense fortselijc weder. Doe seyde Spiet. Weest alle gader te vreden, mijn meester Malegijs en sal geen noot vanden lijve hebben. Ooc weet ic wel dat Vivien ende Malegijs sullen corts te lande comen, ende dat by Malegijs consten. Buevijn seyde. Spiet ghy segt waer, ende aldus Oriande zijt te vreden, wi willen van u scheyden, want vanden heydenen so sidi verlost, ic sal over al seynden boden om te vernemen waer si zijn, aldus uwen orlof ic moet nae huys. Oriande was droevich dat dye heeren wech scheyden, mer meester Iorck ende meester Baldaris steldense te vreden.

Hyer laet ic van Oriande, ende beginne te verhalen van Malegijs ende Vivien die daer ghevangen lagen. Als den dach aen quam, so ghingen hem Malegijs ende Vivien wapenen ontrent acht uren ende coninck Sinageel die bruydegom ginck met coninc Glutifax ter salen om te ghaen bancketeren, wantet der maeltijt ghenaecte. Ende die bruyt was gheseten by dye moeder ende aldus saten si bi malcander, makende goede chier, mer Iolente en conde haer niet verblijden. Als si dus in grooter triumphen saten so quam Malegijs met sinen broeder Vivien over die tafele daer si saten ende aten, ende Malegijs seyde. Heer bruydegom wi

[pagina 131]
[p. 131]

comen u visiteren tot uwer bruyloft, al en hebdijer ons niet ghenoot, wi sullen u schincken daer ghi u leefdage mede genoech hebben sult. Doen seyde Bertelute. Wie duvel heeft u hier ghebracht wten kercker, nu laetse ons weder vangen ende brengense inden kercker. Mettien dat si op stonden, soe stiet Malegijs die tafel op haer lijf, soo dat si daer onder vielen. Vivien sloech op coninck Synageel dat hy tot gheen weer en conde comen, ende sloech hem den hals af, ende Malegijs doorstack Bertelute ende versloech coninck Glutifax. Ende Malegijs nam Iolente ende settese achter op zijn paert, ende quam bi Vivien sinen broeder, die ooc te paerde was, ende si vercleeden hem in heydens habite om datniense niet kennen en soude. Ende aldus reden si na kerstenhede, soe seer dat Iolente achter vanden paerde viel, ende brack den hals, dies Vivien ende Malegijs seer droevich waren, ende hebbense inde aerde begraven, om dat se de wilde beesten niet en souden eten.

Buevijn ende Druwane van Eggermont verlangden seer om haer kinderen te sien, ende Benfluer begeerde haren man te sien, ende beclaechden seer waer si mochten bliven. Mettien quam Spiet in gelopen daer si alle stonden ende seyde. Buevijn van Eggermont zijt verblijt want Malegijs mijn meester is voor die poorte ende comt in gereden. Doe si dit alle te samen hoorden, soe waren si verblijt boven maten. Ter wijlen dat si dus stonden, soe sach Aymijn sinen vader comen met Malegijs sinen oom, ende sy liepen hem lieden al te samen te ghemoet met groter blijscappen. Die vader hietse feestelijck willecoem segghende. O lieve kinderen hoe droevich hebbe ic om u gheweest, lof Godt dat wi u ghesont sien. Des ghelickx seyden Benfluer ende Druwane haer beyder moeder. Malegijs ende Vivien danctese alle te samen seer vander feesten ende vrientscappen die si hem deden. Doen

[pagina 132]
[p. 132]

dit ghedaen was, soo ghingen si ter maeltijt (wantet byder noenen was) ende daer was eerlick ter tafelen van alderhande spyse, ende si waren vrolick, ende si maecten goede chiere. Ter wijlen dat si aldus vrolick waren, soo quam voor dye sale een arm cranck ridder, dye seer cranck was vander vanghenissen daer hi in gheleghen had int conincrijcke van Torcamyen bider vrouwen Ysane die sustere van Druwane, ende hi quam inder salen daer dye heeren ende vrouwen saten ende aten, ende heeftse ghegruet met huesscer talen. Die hertoge Buevijn danckte hem seer ende seyde. Vrient van waer coemdy ende wat tijdinge brengdy, mi dunct dat ghi niet wel te passe en zijt. Die ridder seyde. O edel hertoghe, tis reden dat ick nyet wel te passe en ben, want sint dier tijt dat Eggermont beleghen was, heb ick ghevanghen gheleghen in heydenis, by ws wijfs suster die schoone Ysane, die my ghebeden hevet dat ick u segghen soude in wat groter last si is, want si wert alle daghe al naect ghegheesselt, om dat si des conincx wille nyet doen en wil. Ende onderweghen den lande van Mayorcken daer leyt eenen tol van eenen fellen reuse die Fortunus heet, ende niemant en mach daer voor by passeren, hy en laet daer eenen voet oft een hant, dit is den tol. Spiet seyde. Ic wil gaen versoecken dyen reuse met mijnder metalen colve. Die ridder seyde. Laet staen die woorden want hy doode uwer .xxv. wel, ende ooc mede soe heeft hy eenen rinck dye hi aen sijn hant draecht ende daer mede is hi invisibel, aldus soo en can hem niemant hinderen. Spiet seyde. Ick en vragher nyet na, adieu ick gae den reuse besoecken, ende coemt ghi van achtere. Ende dye ridder viel neder ter aerden ende sterf, ende wert eerlic begraven. Die hertoghe Buevijn, Malegijs ende Vivien maecten hem gereet wel met .l. M. mannen, ende reysden nae Mayorcken om Ysane Druwane suster te verlossen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken