Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van Malegijs (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van Malegijs
Afbeelding van Historie van MalegijsToon afbeelding van titelpagina van Historie van Malegijs

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Editeur

E.T. Kuiper



Genre

proza

Subgenre

ridderroman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van Malegijs

(1903)–Anoniem Malegijs–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoe coninck Karel beclaechde dat hi Malegijs gheen bystant ghedaen en hadde, ende hoe die ruesen over quamen voor Rootsefluer, ende hoe dat Malegijs tot sint Iacobs reysde.

DOen coninc Karel hoorde dat dese iongers die vromicheyt bedreven hadden, so seide hi tot Guwelloen. Het berout mi seer dat ic den iongelinc Aymijn bystant ontseyt heb, ende dat si daer so groten prijs wt haren eygen name gehaelt hebben, twelc mi een eewige schande sal zijn. Daer op Guwelloen antwoorde ende seide. Heer coninc sedt dat wt uwen sinnen, want die iongers en hebbender niet veel toe gedaen, maer tis al bi Malegijs consten geschiet. Die coninc seyde. Dat en mach niet zijn want Roelant en Olivier seggen dat hi aenden stake was gebonden om hem te verbarnen. Ter wijlen dat si dus spraken soe quam daer vrou Aye zijn suster gegaen ende heeft den coninc haren broeder geseyt hoe dat Druwane gestorven was, ende hoe dat Malegijs met Oriande nae sinte Iacobs ghereyst was. &c.

Doen dese drie ruesen voorseyt ghecomen waren bi den coninc Goriant van Mombrant soe zijnse te schepe gegaen met al haer volck dier wel onderhalf hondert duysent mannen van wapenen waren, ende zijn also gereyst met op getogen seylen

[pagina 330]
[p. 330]

na de stadt van Rootsefluer. Doen si in die havene waren so zijn si wten scepe gegaen op dat lant, ende hebben haer tenten neder geslagen voor die stadt: ende die drie ruesen deden daer maken drie stercke casteelen elck een mijle verscheyden, deen root dander swart ende het derde was wit, ende si lagen so lange ledich ter tijt toe dat dese casteelen gemaect waren. Galier de casteleyn van Rootsefluer die sach alle dit regiment, sorchde dat hi dese stadt niet lange en soude mogen houden door die grote menichte der Sarasinen die hi sach, so heeft hi die heeren vander stadt ontboden ende heeft geseyt. Kinderen hoe sullen wi dese sake aen leggen om te wederstaen dese felle honden die hier zijn gecomen om onse landen ende steden te verderven want opten toren vander stadt heb ic gesien dat si hier ronts om maken drie stercke casteelen om ons te beleggen dat wi wt noch in en mogen, aldus moeten wi allen by malcanderen leven ende sterven, ende si maecten haer seer sterc also si best mochten. Die coninc Goriant metten twee ruesen gingen besien hoe dese drie sloten gemaect waren, ende si besagen eerst het witte, twelck was seer sterc van houten balcken ende van aerden wallen datmer met geen geschutte door schieten en mocht, ende daer wert een graft om ghedolven hondert voeten wijt ende drie roeden diep ende daer over een brugge, ende daer was Gardifort casteleyn af, ende hi stelde daer eenen tol van eender hant die si daer laten moesten al die kerstenen die daer voor bi passeerden. Ende die ruese Gardimant bewaerde tswart casteel dat noch stercker was, ende daer was den tol van deen ooge. Ende troode casteel dat noch alder stercste was, ende dat op den oever vander zee stont dat bewaerde Morgalin, ende sette daer den tol van eenen voet. Ende doen alle dinc dus ghestelt was so is die coninc Goriant weder om int heyr ghecomen ende beval datmen die stadt

[pagina 331]
[p. 331]

bestormen soude, mer die van binnen der stadt schoten so heerlijcken wt datter veel heydenen bleven int stormen, also dat si achterwaert deysen moesten. Dye ruesen siende datter so veel volcx verslagen wert voor alsucken cleynen stadt ende si swoeren dat sijt des anderen dages wreken souden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken