Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 30
(2014)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap–
[pagina 180]
| |
![]()
Cyriel Buysse op het Conscienceplein in Antwerpen, bij zijn bezoek aan de expositie van zijn werk in de Stedelijke Hoofdbibliotheek naar aanleiding van zijn 70ste verjaardag (1929). V.l.n.r. Lode Baekelmans, de Antwerpse schepen Willem Eekelers, Cyriel Buysse, hoofdbibliothecaris Emmanuel de Bom, Isidoor Opsomer en Felix Timmermans.
| |
[pagina 181]
| |
Hoe Cyriel Buysse de twintigste eeuw overleefde
| |
[pagina 182]
| |
![]() ![]()
Cyriel Buysse met normaalschoolstudenten, de auteur Frans Smits en de Franstalige Gentse dichter Fernand Séverin op de Molenheuvel in Deurle (ca. 1930).
| |
[pagina 183]
| |
Van Dishoeck: ‘Mijn doel (gekocht en gelezen worden in mijn eigen land) schijnt echter, hoe laat dan ook! bereikt te zijn. De verkoop, ginder, gaat uitstekend’.Ga naar voetnoot(3) In een interview uit 1929 zegt hij: ‘Mijn werk wordt in Vlaanderen zeer veel verkocht. En nog meer gelezen. [...] Van ieder van mijn werken worden er nu drie of vier duizend gedrukt. En ze zijn spoedig uitverkocht.’Ga naar voetnoot(4) - ‘En nog meer gelezen’: met name ook door abonnees van stadsbibliotheken, ‘volksboekerijen’ en de lezers van de liberale en socialistische kranten waarin romans van hem verschenen als feuilleton. 't Bolleken werd in 1926 zelfs separaat herdrukt in de reeks Vooruit's Romans. Hoewel ook Herman van Puymbrouck in 1929 tot de conclusie kwam dat Buysse ‘stellig in Vlaanderen een der meest gelezen schrijvers’ was, relativeerde hij zijn uitspraak terecht met de vraag wat die enkele duizenden exemplaren betekenden in verhouding tot de vier miljoen Vlamingen.Ga naar voetnoot(5) | |
1932-1940In de weken na het overlijden van Buysse in de zomer van 1932 werd een comité opgericht dat intekeningen verzamelde voor een monument.Ga naar voetnoot(6) Achilles Mussche, auteur van de fraaie Buysse-monografie uit 1929, kwam met een beter idee: geen borstbeeld op een plein, wél ‘een monument in de geest en het hart van ons volk’.Ga naar voetnoot(7) Dat wil zeggen, een literair monument, een ‘volksuitgave’ van zijn verzameld werk of althans de heruitgave van een aantal romans en novellenbundels die | |
[pagina 184]
| |
niet meer verkrijgbaar waren in de gewone boekhandel. Daar kwam voor de oorlog niets van terecht, in de eerste plaats omdat Buysse in 1931 zowel zijn Nederlandse uitgever Van Dishoeck als zijn Gentse uitgever Rombaut verloren had.Ga naar voetnoot(8) Beide uitgevers overleden voortijdig en onverwacht, zodat het werk van Buysse na zijn dood een jaar later om meer dan één reden verweesd achterbleef. De herinnering werd wel levend gehouden. Op 22 augustus 1932 programmeerde de Vlaamse radio-omroep NIR - voorvader van de VRT - een aantal fragmenten uit Emile Claus, mijn broeder in Vlaanderen en op 2 november werd Buysse door de omroep herdacht met een volledig aan zijn werk gewijde avonduitzendingGa naar voetnoot(9) in drie delen: een bijdrage van Lode Monteyne over Buysse als toneelauteur, een leesvoorstelling van de eenakter Sususususut! en een interviewtje van Vooruit-journalist Staf Briers met Peet, de ‘stokkendrager’ van Buysse in de golfclub van Sint-Martens-Latem. In december werd de schrijver in de Gentse KNS herdacht met een opvoering van Het gezin Van Paemel,Ga naar voetnoot(10) met in de hoofdrol Isidoor Benoot die dertig jaar eerder de allereerste boer Van Paemel was. Helemaal stil rond Buysse werd het ook na 1932 niet. In Gent publiceerde de krant La Flandre Libérale in 1933 L'agression nocturne, de Franse vertaling van de roman De nachtelijke aanranding. In Antwerpen pakte het ‘onpartijdig morgenblad’ De Dag in Woord en Beeld op 25 mei 1935 uit met een overvloedig geïllustreerde Buysse-editie, en in 1936 zond het NIR een hoorspelbewerking uit van het verhaal ‘De koe van Dons’.Ga naar voetnoot(11) In de Antwerpse Volksgazet van 10 november 1938 wijdde hoofdredacteur Willem Eekelers een volle pagina aan de schrijver naar aanleiding van het besluit van de Antwerpse gemeenteraad om een nieuwe straat in Wilrijk naar Buysse te noemen. Eveneens in 1938 opende de Vlaamse Toeristenbond een Cyriel Buysse-pad door de Leiestreek tussen Gent en Deinze. | |
[pagina 185]
| |
![]()
Cyriel Buysse en Achilles Mussche, auteur van de monografie Cyriel Buysse (1929).
| |
[pagina 186]
| |
In 1937 - dertien jaar na de eerste druk - verscheen in Querido's Salamanderreeks eindelijk een eerste herdruk van Tantes maar omdat er geen heruitgaven kwamen van andere romans en van de novellenbundels, verdween het werk van Buysse in de schaduw van spraakmakende nieuwe romans van Lode Zielens (Moeder, waarom leven wij?, 1932), Willem Elsschot (Kaas, 1933; Tsjip, 1934; Pensioen, 1937; Het been, 1938) en Gerard Walschap (Celibaat, 1934; Een mens van goede wil, 1937; Houtekiet, 1939). Na een bezoek op de Molenheuvel in Deurle schreef Zielens in februari 1934 aan Elsevier-uitgever Herman Robbers: ‘Gister was ik in de schrijfkamer van Buysse, daar hoog in die paalwoning. Alles is daar bewaard. Het uitzicht, naar drie zijden ook, is eenig. [...] Ge zoudt dat moeten zien!’Ga naar voetnoot(12) Elsschot had in 1933 naar eigen zeggen nog geen regel van Buysse gelezen. Des te groter was de verrassing toen hij in 1938 de Querido-uitgave van Tantes in handen kreeg. Onder een brief aan Jan Greshoff schreef hij: ‘Jan, Ik heb TANTES gelezen, omdat jij er over gesproken hebt. Het is een prachtig boek vind ik. Allemaal echte mensen, echter dan echt’.Ga naar voetnoot(13) Walschap was tien jaar eerder al onder de indruk van de levensechtheid van Buysses werk: ‘pracht [...] die niet demodeert: mensen, leven’.Ga naar voetnoot(14) Elders schreef hij: ‘In één roman van Cyriel Buysse is voor ons, jonge schrijvers, inzake romankunst meer te leren dan met tien kilo boeken van veel beroemdere auteurs’. | |
1940-1950Omdat er in Vlaanderen bij gebrek aan andere verstrooiing nooit méér werd gelezen dan tijdens de Tweede Wereldoorlog, is het niet verwonderlijk dat het tweede leven van de romans en novellen van Buysse begon in de jaren van de Duitse bezetting. In Amsterdam bij Contact verschenen in 1942 en 1943 de vierde en de vijfde druk van | |
[pagina 187]
| |
Het leven van Rozeke van DalenGa naar voetnoot(15) en bij de zoon Van DishoeckGa naar voetnoot(16) in Bussum maar gedrukt in Brussel, de vierde van Het Ezelken. In 1943 volgden in Brussel niet minder dan acht ‘volksuitgaven’ op goedkoop oorlogspapier bij uitgeverij De Lage Landen, waaronder de vierde editie van 't Bolleken in een voor Vlaamse begrippen massale oplage van 50.000 exemplaren.Ga naar voetnoot(17) Op de bladzijde over De Lage Landen in Het verborgen leven van Gerard WalschapGa naar voetnoot(18) van Frans Depeuter wordt Buysse vanwege die oorlogsuitgaven opgevoerd als ‘het onbetwiste trekpaard van deze collaborerende uitgeverij’. Zonder vermelding van het niet onbelangrijke feit dat Buysse lang voor de oorlog overleed, schrijft Depeuter: ‘En wat dan te denken van Cyriel Buysse, die in 1943 met niet minder dan acht werken vertegenwoordigd was’.Ga naar voetnoot(19) Tja, ‘wat te denken’? Postume collaboratie? In 1943 oogstte Jos Gevers stormachtig applaus als boer Van Paemel in de Antwerpse KNS, maar niet te evenaren in deze rol bleef amateur Isidoor Benoot van de Multatulikring in Gent die zijn bekendste lid in mei 1948 in de bloemetjes zette na zijn 145ste vertolking.Ga naar voetnoot(20) In juni 1949, het negentigste geboortejaar, organiseerde de Gentse literaire kring Pan twee ‘Buysse-dagen’ in Deurle waar gepleit werd voor een algemene herwaardering van Buysses werk. Daar was het blijkbaar nog te vroeg voor. Alleen dankzij Het gezin Van Paemel verdween Cyriel Buysse in de jaren vijftig niet compleet uit beeld.Ga naar voetnoot(21) | |
[pagina 188]
| |
Op 1 mei 1951 was zijn onverwoestbaar drama zelfs integraal op de Vlaamse radio te beluisteren in een bewerking door Bert Brauns, met Robert Maes als de boer, Cyriel van Gent in de rol van Kamiel en Paula Semer als Romanie.Ga naar voetnoot(22) | |
1950-1960Omdat het katholieke boekwezen geconditioneerd bleef door de vooroorlogse verbodscriteria van het Lectuur-Repertorium, zag het ernaar uit dat zelfs de beste romans en novellen van Buysse definitief in de vergetelheid waren beland. Over die stille jaren schreef Prosper de SmetGa naar voetnoot(23) in 1959: ‘waar, voor zovelen van zijn generatiegenoten de verspreide werken sedertdien werden verzameld, bestudeerd en soms volledig heruitgegeven, staan de meer dan zestig boeken van Cyriel Buysse daar bestoft en ongelezen, verloren in een uithoek van de uitleenbibliotheken, of op een ereplaats bij enkele rare bewonderaars. Waartoe ik behoor’.Ga naar voetnoot(24) Symptomatisch was het feit dat De Vlaamse Gids in 1959 wel aandacht besteedde aan ‘de honderdste verjaring’ van de Nederlandse dichteres Hélène Swarth maar met geen woord repte over Swarths leeftijdgenoot Buysse. Toch werden in dat 100ste geboortejaar de eerste pogingen ondernomen om de beschamende stilte te doorbreken. In het voorjaar al pleitte Richard Minne in de krant Vooruit voor ‘een plechtige Cyriel Buysse-herdenking’.Ga naar voetnoot(25) In oktober organiseerden de gemeentebesturen van Nevele en Deurle in samenwerking met de Gentse afdeling van het Willemsfonds een Buysse-feest dat gepaard ging met de onthulling van gedenkplaten aan het Nevelse ouderlijk huis en op de Molenheuvel in Deurle, en op initiatief van Achilles Mussche, de Gentse voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, verscheen in de decemberaflevering van het Nieuw Vlaams Tijdschrift een hommageGa naar voetnoot(26) van 25 pagina's met bijdragen van Hubert Lampo (‘De sociale achtergrond bij Cyriel Buysse’), | |
[pagina 189]
| |
![]() ![]()
De Buysse-herdenking van 1959 in Nevele.
| |
[pagina 190]
| |
Mussche zelf (‘De getuige Cyriel Buysse’) en Prosper de Smet (‘In het spoor van Cyriel Buysse’). Voor de rubriek ‘Zoek de Mens’ schreef Johan Daisne het kroniekje ‘Cyriel en Achiel’ over zijn gesprek met Mussche in de auto waarin ze na de herdenking in Nevele terugreden naar Gent: Mijn roem, vertelt Achilles voor het eerst zo vertrouwelijk, was toen ik naar hier verhuisde. Ik stond boven op de trap en zag hoe een der werklieden, de kop van Anseele droeg, als een kind dat hij aan zijn hart hield en waartegen hij stilletjes zei: ‘Eedje!’ Toen hij hem in de kamer had neergezet, vroeg hij na een aarzeling: ‘Menier Mussche, maggek u ne kier iets vroge? Zadega Achiel Mussche, van wie dak tuis nen boek hê?... En om Achilles niet onbescheidenlijk te laten zien dat ik de verdachte glans in zijn ogen had opgemerkt, keek ik knikkend door de voorruit en besloot over Buysse: - We hebben veel geduld. In afwachting van de uitgave van zijn Volledige Werken, ee ieder van ons nen boek van em, dierbaar als 't beeldje van Eedje.Ga naar voetnoot(27) Met de monografie Cyriel Buysse van Richard Minne en vooral de heruitgave van 't Bolleken als Vlaamse Pocket nr. 2 kwam in 1959 ook de herwaardering in bredere kring op gang. In het Nederlandse tijdschrift Het Boek van Nu omschreef Raymond Brulez 't Bolleken als een ‘staaltje van autochtoon naturalisme, waaraan onze hedendaagse Vlaamse jongeren, - die blijkbaar deze kunstrichting via hedendaagse Amerikaanse romanciers moesten ontdekken - zich best zouden kunnen spiegelen’.Ga naar voetnoot(28) | |
1960-1970Het eerste pionierswerk werd intussen verricht door de Gentse hoogleraar Antonin van Elslander die zijn lezingen over Buysse verwerkte in de tweedelige uitgave Cyriel Buysse. Uit zijn Leven en zijn Werk (1960-1961). In een ‘Woord vooraf’ lichtte Van Elslander toe wat hij hoopte te bereiken: | |
[pagina 191]
| |
Deze studie over Cyriel Buysse wil in de eerste plaats bij een ruimer publiek hernieuwde belangstelling wekken voor de boeiende persoonlijkheid van den groten romancier. Ze is gegroeid uit lezingen in 1959 en 1960 voor verschillende afdelingen van het Willems-Fonds gehouden. Deze werden meestal besloten of geïllustreerd met de voordracht van enkele fragmenten uit het oeuvre zelf, dat nog niets van zijn werking op een ontvankelijk en niet gesofistikeerd publiek bleek te hebben ingeboet. We hebben dan ook niet geaarzeld, waar ons dit nodig of wenselijk voorkwam, in onze studie langere uittreksels op te nemen uit het werk van Buysse, dat in de laatste jaren bovendien moeilijk beschikbaar is geworden.Ga naar voetnoot(29) Na deze fragmentarische ontsluiting van het werk verscheen in 1962 de vijfde editie van Het Ezelken bij uitgeverij Ontwikkeling en in hetzelfde jaar werd de herneming van Het gezin Van Paemel in de KVS - met Robert Maes als eerste volwaardige opvolger van Isidoor Benoot in de rol van de boer - het grote kassucces van het Brusselse theaterseizoen 1962-1963. Voor duizenden Vlaamse televisiekijkers die nooit iets van Buysse hadden gelezen, betekenden de uitzending op 16 oktober 1963 en de heruitzending op 3 januari 1964 van een van deze KVS-voorstellingen een onvergetelijke eerste kennismaking met zijn werk.Ga naar voetnoot(30) Wellicht was de algemene bijval voor het intussen zestig jaar oude drama niet vreemd aan de beslissing van De Arbeiderspers (D.A.P.), de uitgeverij van de christelijke arbeidersbeweging, om behalve een zesde editie van Het Ezelken ook een vierdelige Cyriel Buysse Omnibus uit te geven die in de jaren 1966 tot 1970 uitgroeide tot het grote succes van de Reinaert Uitgaven. In de brochure die in 1971 verscheen naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van D.A.P., schreef de uitgever: | |
[pagina 192]
| |
![]()
A. van Elslander en A.M. Musschoot, de samenstellers van de VW-editie (1974-1982).
| |
[pagina 193]
| |
D.A.P. gaat er fier op, dat zij met deze omnibussen en haar afzonderlijke uitgave van Het volle leven, Tantes, Plus-que-parfait en binnenkort Het ezelken opnieuw de aandacht heeft gevestigd op een groot Vlaams auteur, die ten onrechte in de vergeetboek dreigde te belanden. [...] Een tiental jaren geleden ware het ondenkbaar geweest, dat een katholieke uitgeverij als D.A.P. de boeken van een zogezegd ‘vrijzinnig’ auteur zou publiceren. De tijden zijn veranderd, ruimere opvattingen en meer objectieve beoordeling hebben mogelijk gemaakt wat vroeger niet kon.Ga naar voetnoot(31) | |
1970-2000Gezien het succes van de omnibussen zal het geen louter toeval zijn dat in 1970 de Vlaamse televisiedocumentaire In de voetsporen van Cyriel Buysse van Marc Galle tot stand kwam en dat uitgeverij Manteau na de edities van het verzameld werk van Karel van de Woestijne (1947-1950), August Vermeylen (1951-1955) en Herman Teirlinck (1955-1973) de tijd rijp achtte om de reeks VW-uitgaven van Van-Nu-en-Straksers voort te zetten met het werk van Cyriel Buysse. Wegens de spanningen tussen uitgeefster Angèle Manteau en haar directeur Julien Weverbergh verliep de realisatie van het zevenjarige project niet rimpelloos. In 1981 schreef Weverbergh: ‘Wél kunnen wij het Verzameld Werk van Buysse dank zij een heel bescheiden rijkssubsidie brengen. Het Vlaamse cultuurbeleid is dus toch niet zo afkerig van Buysse als Angèle Manteau, [Jeroen] Brouwers nabrouwend, in Hollandse bladen vertelt’.Ga naar voetnoot(32) In zes van de zeven delen Cyriel Buysse. Verzameld Werk (1974-1982) staat voorin de vermelding ‘samengesteld en ingeleid door prof. dr. A. van Elslander met de medewerking van dr. A.M. Musschoot’. In het laatste deel is de formulering eindelijk aangepast: ‘samengesteld en ingeleid door prof. dr. A. van Elslander en dr. A.M. Musschoot’. Na het overlijden van Van Elslander in 1999 wees Anne Marie Musschoot erop dat ‘de belangstelling voor Buysse vanaf de jaren zestig in hoge mate mede aan hem te danken is’Ga naar voetnoot(33) maar | |
[pagina 194]
| |
in werkelijkheid droeg zij zelf er vanaf de jaren zeventig in veel grotere mate toe bij om, binnen en buiten de Gentse universiteit, de belangstelling levend te houden en de herwaardering te stimuleren. Het VW-project steunde grotendeels op haar research en zij schreef de grondig gedocumenteerde inleidingenGa naar voetnoot(34) voor de laatste vier delen waarin de verhalen en novellen, het reisproza en de verspreide, nooit herdrukte kritische en journalistieke bijdragen benevens een aantal onuitgegeven teksten voor het eerst bijeen werden gebracht en weer toegankelijk gemaakt. In de 25 jaar tussen het laatste deel van het Verzameld werk (1982) en de biografie Het leven, niets dan het leven. Cyriel Buysse en zijn tijd (2007) bleef Anne Marie Musschoot de pleitbezorger bij uitstek van het werk van Buysse: als hoogleraar in de Vakgroep Nederlandse Literatuur van de Gentse universiteit; als bezieler van het Cyriel Buysse Genootschap vanaf de oprichting in 1983; vanaf 1985 als redacteur en chroniqueur van de Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap waarmee ze de Buysse-studie op gang bracht; als editeur van het foto-album Cyriel Buysse 1859/1932 (1982), van de bundel Cyriel Buysse. Romans en verhalen (1986) van het Davidsfonds en van de Manteau-uitgaven De beste verhalen van Cyriel Buysse (1987) en Cyriel Buysse (1996). Redenen te over om mijn dankwoord in Het leven, niets dan het leven te openen met een oprecht eresaluut aan Anne Marie Musschoot. | |
Op de drempel van de eenentwintigste eeuwOver de eerste delen van het Verzameld Werk - de romans - schreef Paul Koeck in 1976 in Elseviers Magazine: ‘Niets lijkt de stokoude Vlaamse literator nog uit zijn vegetatief bestaan te kunnen halen; ook niet de zeer recente schoktherapie van uitgeverij Manteau in de vorm van een verzameld oeuvre in vele dundrukdelen. Tegen dit kunstmatig rekken van een literair leven sluimeren zoveel motieven voor een pro- | |
[pagina 195]
| |
test, dat het ditmaal eens niet uit de ethische hoek hoeft te komen’.Ga naar voetnoot(35) Koeck werd van repliek gediend door Jeroen BrouwersGa naar voetnoot(36) en later ook door Erwin Mortier naar aanleiding van de recentste heruitgave van 't Bolleken: ‘Dit is en blijft ijzersterk proza van Europese allure, het dient maar eens klaar en duidelijk gesteld in een land dat zijn beste schrijvers al te vaak met dédain heeft bejegend’.Ga naar voetnoot(37) In 2010 legde directeur Aad Meinderts van het Letterkundig Museum in Den Haag een witte roos op het graf van Buysse ter gelegenheid van de opening van de permanente tentoonstelling ‘Het Pantheon. 100 schrijvers - 1000 jaar literatuur’ in zijn museum.Ga naar voetnoot(38) In de woorden van Meinderts: ‘de honderd schrijvers die onze literatuur hebben gemaakt tot wat zij nu is’. Een plaats in de canon van de Nederlandse literatuur is een mooie zaak, maar belangrijker is het feit dat Cyriel Buysse behoort tot de zeldzame auteurs van Nederlandstalig proza uit de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw dat springlevend blijft. De algemene bijval voor de jongste heruitgaven van Tantes (2005) en Zomerleven (2006) bij AtlasGa naar voetnoot(39) en van 't Bolleken (2008) bij Atlas-Houtekiet doet verhopen dat zijn beste werk ook de eenentwintigste eeuw kan overleven. |
|