Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mekka. Jaarboek voor lezers. Jaargang 1994 (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mekka. Jaarboek voor lezers. Jaargang 1994
Afbeelding van Mekka. Jaarboek voor lezers. Jaargang 1994Toon afbeelding van titelpagina van Mekka. Jaarboek voor lezers. Jaargang 1994

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.51 MB)

ebook (3.14 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mekka. Jaarboek voor lezers. Jaargang 1994

(1994)– [tijdschrift] Mekka. Jaarboek voor lezers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

3 Leesclubs

‘Dat is mevrouw Zwaan van het leesclubje,’ zei de wasvrouw.
‘O God,’ zei ik.
willem brakman, Leesclubje

Willem Brakman schetst in zijn roman Leesclubje (1985) een curieus beeld van leesclubjes. Volgens de knorrige ik-verteller, een typische Brakman-held door wie feit en fictie niet altijd even helder uit elkaar worden gehouden, is het een oord ‘waar vreselijke dingen gebeuren met boeken...’. Het wekt daarom waarschijnlijk geen verwondering dat het schromelijk uit de hand loopt wanneer juist deze protagonist, met zijn sombere visie, ingaat op de uitnodiging van zo'n clubje om tijdens een van hun bijeenkomsten eens iets te vertellen over zijn ‘grote leeservaringen’. De politie moet eraan te pas komen om de man, als attractie binnengehaald, uiteindelijk als was hij uitschot op hardhandige wijze uit de zaal te smijten. Een van de leden van het leesgezelschap, dat voornamelijk uit oudere dames bestaat, wijst daarbij en passant nog even op de gulp van de verteller, die inderdaad moet constateren: ‘hij stond wagenwijd open’, en daaraan toevoegt: ‘zo iets overkomt iedereen, maar voor mij was het net te veel, snikkend liep ik de straat op, beide handen voor het gezicht: “Wat een avond... wat een avond! maar wat een belangstelling allemaal!”’

De toenemende interesse voor de deelname aan leeskringen, leesclubjes of leesgezelschappen - naar schatting delen 50 000 tot 100 000 mensen hun leeservaringen op een dergelijke wijze - weerspreekt de gedachte dat de bijeenkomsten in werkelijkheid vaak op een fiasco uitlopen. De clubjes en clubs verheugen zich zelfs in een dermate grote populariteit, dat het er alle schijn van heeft dat alleen door het lezen in groepsverband een behoorlijke leescultuur in stand wordt gehouden. Het échte lezen - in je eentje, in stilte, ver van al het straatgewoel - wordt tegenwoordig slechts beoefend door een bizarre enkeling, een solerende waaghals. De meeste mensen zoeken voor het verrichten van het inspannende karwei dat het lezen van een boek nu eenmaal is, steun bij anderen. In het boekje Handleiding voor Leeskringen beschrijft Marita Mathijsen beeldend welke gevaren er aan het lezen op eigen houtje kunnen kleven. Zij ziet lezen als een unieke en eenzame ervaring, die schokkend, bevrijdend of aangrijpend kan zijn. In elk geval ‘gebeurt er iets met een lezer’. Mathijsen acht het niet onverstandig om na ‘de afzondering en afsluiting die lezen met zich meebrengt, de beleving met anderen te delen’. Bovendien bouwt men dan die speciale verwantschap op ‘die men voelt met lezers die houden van dezelfde boeken’. Het beeld dringt zich op van overlevenden van een vliegramp, die vaak de behoefte hebben erover te praten. Ook bij leesclubjes staat het uitwisselen van adembenemende ervaringen centraal. Na een avondje gesteund en gesterkt te zijn door de groep, kan men er weer een tijdje tegen en waagt men zich aan een volgend boek.

Men moet ook wel, constateert Willem Pijffers in de populistische sociologische studie Zoeken naar nieuwe idealen. Het levensgevoel van de jaren negentig. Hij stelt vast dat we in een tijd leven ‘waarin het aanzien wordt verhoogd met immaterialia, zoals een interessante kennissenkring of het lidmaatschap van een club die een overzichtelijk stukje van de werkelijkheid in beheer heeft’. Zo'n club kan een leeskring zijn, waarbij men bij

[pagina 110]
[p. 110]

voorbeeld één keer in de vijf weken bij elkaar komt om een spraakmakend boek te bespreken, dat men speciaal voor die avond ook gelezen heeft. Het lidmaatschap van een dergelijke club dwingt de vrijetijdsarme, drukbezette moderne mens een gaatje in zijn agenda te maken om iets aan cultuur te doen, en zo zijn maatschappelijk aanzien op peil te houden. De stichting ‘De Literaire Salon’ heeft dit gat in de markt ontdekt. Zij biedt een ‘Broodje Literatuur’ aan. Bedrijven kunnen tegen betaling van 2500 gulden vijf lunchpauzelezingen in huis halen, met als afsluiting een echte schrijver. Elma Drayer beschreef voor Vrij Nederland (30-10) de lunch die Maarten 't Hart zich goed liet smaken bij het Amstelveense reclamebureau fhv/bbdo: ‘De schrijver verscheurt, conform zijn reputatie, een redelijk aantal vruchten en een enorme stapel broodjes.’ De reclamemakers die aan de lunch deelnemen hebben het idee bij de happy few te horen. ‘Dit zijn,’ zegt een van hen, ‘mensen die in principe al geïnteresseerd zijn. Persoonlijk denk ik dat mensen die niet lezen, echt verloren zijn. We merken het in ons eigen vak. Er komt steeds minder tekst, het gaat er echt uit. Er is zoveel beeld beschikbaar.’

 

Naast het elkaar ondersteunen bij de intensieve leesarbeid door elkaar op te vangen na de schokkende ervaringen die men bij het lezen van een boek opdoet én het opkrikken van de eigen intellectuele marktwaarde, sturen sommige leesclubs dus ook aan - vergelijk de lunch die de reclamemakers hadden met Maarten 't Hart - op de persoonlijke ontmoeting met een schrijver. Niet alleen is een ontmoeting met zo'n interessante persoonlijkheid spannend en onderhoudend, ook willen veel deelnemers aan een leesclub zélf wel eens de bedenker van al het fraais dat ze gelezen hebben aan de tand voelen over hoe het nu allemaal begrepen dient te worden. Zo haalt W. Woltz in het artikel ‘Honderden leesclubs in Nederland. Hobbits zijn gek op feesten’ (nrc Handelsblad, 26-4-1991) een deelneemster van een leeskring in Heerhugowaard aan, die naar aanleiding van een van de verhalen in Margriet de Moors Dubbelportret opmerkt: ‘Dat vind ik nou zo jammer hè, dat je niet te weten komt waarom die man zelfmoord heeft gepleegd. Dat zou ik Margriet de Moor wel eens willen vragen.’ Volgens Jef van Gool in zijn bijdrage aan het boekje Handleiding voor Leeskringen blijkt het verlangen naar een ontmoeting met een auteur misschien wel om een wezenlijke behoefte te gaan die een ‘verdieping van kennis en beleving’ teweeg kan brengen. Hij geeft een tip hoe een schrijver daadwerkelijk binnen de kring kan worden gehaald. Na zijn constatering dat het voor een leeskring van bij voorbeeld tien personen behoorlijk in de papieren kan lopen om een schrijver uit te nodigen, reikt hij oplossingen aan om de kosten te drukken: ‘Zo kan het evenement worden georganiseerd samen met één of meer andere leeskringen uit de regio of samen met de bibliotheek. Of men kan familieleden, vrienden en kennissen van de leeskringleden in de gelegenheid stellen aanwezig te zijn en dan de kosten met elkaar delen.’ Ook kan de Stichting Schrijvers School Samenleving (sss) - die als doelstelling heeft het stimuleren van de belangstelling voor lezen, boeken en literatuur bij volwassenen en kinderen - hierbij bemiddelend optreden. Het bureau van de Stichting Schrijvers School Samenleving kan adviseren bij een keuze van een auteur, legt contacten, stelt het contract op, geeft adviezen voor voorbereiding en organisatie en kan in sommige gevallen een bescheiden subsidie op het honorarium verlenen.

[pagina 111]
[p. 111]

Hoeveel geld men ook bij elkaar brengt: overleden auteurs kunnen nooit meer ter verantwoording worden geroepen, en dat steekt soms. Tijdens een bijeenkomst van een leeskring die viel binnen het kader van het onderwijsprogramma van de Volksuniversiteit Castricum, werd docent Arie Storm na de bespreking van Marcellus Emants' klassieker Een nagelaten bekentenis verrast door de vraag van een van de deelnemers ‘of ze die Emants later nog te pakken hebben gekregen’. Storm vertelt dat het hem in het algemeen opviel dat de leeskringdeelnemers sterk tenderen naar een vereenzelviging van de auteur met zijn hoofdpersoon: ‘Zo vond men het eigenlijk maar belachelijk dat Louis Couperus schreef over Eline Vere, want “wat weet zo'n man nou van wat er allemaal in zo'n meisje omgaat”.’ Deze kritiek op Couperus kwam misschien extra sterk naar voren door het feit dat de leeskring die Storm verzorgde uitsluitend door (oudere) dames werd bezocht: ‘Dat bracht enkele complicerende factoren mee bij de discussie over een boek. Zo ontaardde het gesprek over Van Eedens Van de koele meren des doods bijna in een exhibitionistische groepsbiecht over de seksuele dwangbuis waarin de dames zich in de jaren dertig van onze eeuw opgesloten hebben gevoeld.’ Storm begeleidt inmiddels geen leesclubjes meer, maar heeft zelf een boek geschreven: ‘De hoofdpersoon is van het mannelijk geslacht en heeft ongeveer mijn leeftijd. Het verschijnt dit jaar bij De Arbeiderspers. Ik ben benieuwd wat de dames ervan zullen vinden.’

Het zijn vooral vrouwen die zich fanatiek storten in het leeskringgebeuren. Ook W. Woltz viel het op tijdens een gezamenlijke avond van diverse leesclubs in Drenthe. Nelleke Noordervliet leest die avond voor en beantwoordt vragen. In de pauze vraagt Woltz aan enkele vrouwen waarom er geen mannen zijn: ‘[...] de echtgenoten lezen alleen non-fictie, of ze klussen, of ze zitten op het koor. Eén dame, gespreksleidster van een leesclub, zegt fier dat vrouwen meer geduld hebben en meer dan mannen geïnteresseerd zijn in menselijke relaties en gevoelens. En dan, het is altijd zo geweest, de leesclubs zijn tenslotte opgericht door de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen.’ Leesclubs hebben dan ook een belangrijke rol gespeeld in de emancipatiestrijd. Een van de overwegingen die hebben geleid tot het oprichten van de literatuurclubs in Drenthe is geweest dat vrouwen de mogelijkheid moesten krijgen zich met elkaar te oriënteren op maatschappelijke thema's. Jef van Gool schrijft in Handleiding voor Leeskringen: ‘Tot op de dag van vandaag mogen de emancipatorische effecten van de literatuurclubs niet worden onderschat. Veel leden blijken het lidmaatschap met name te waarderen omdat het bijdraagt “tot een verbreding van de persoonlijke en algemene ontwikkeling”.’

 

Bij leesclubs ligt voortdurend het gevaar op de loer dat ze ontaarden in praatgroepen waarin uitsluitend maatschappelijke thema's centraal staan, waardoor het literaire boek uiteindelijk naar de achtergrond verdwijnt. Een manier om deze klip te omzeilen is wellicht om binnen een leeskring één auteur centraal te stellen. Niet zelden leidt dit tot ware literaire genootschappen waarbij leven en werken van één schrijver de bindende elementen vormen. Zo'n gezelschap is de Willem Brakmankring. Dit is weliswaar niet in strikte zin een leesclub, maar wel wordt er binnen de kring gewerkt aan het opzetten van iets dergelijks. Albert Megens, de secretaris van de Willem Brakmankring, spreekt van ‘een zogenaamde fanclub’, die bijeenkomt om per

[pagina 112]
[p. 112]

keer een werk van Brakman samen te gaan lezen en herlezen, onder leiding van de Brakmanspecialist Gerrit Jan Kleinrensink. De Willem Brakmankring telt ongeveer zestig leden die zich voor een groot deel uit wetenschappelijke of beroepsmatige belangstelling bezighouden met de bestudering van het werk van de maëstro. Alles wat er over Brakman verschijnt wordt bijgehouden, er verschijnt eens in de zoveel tijd een nieuwsbrief en er wordt vergaderd. Maar het bestuur is bang zijn grip te verliezen op de gewone liefhebber van het werk en vandaar dat er plannen bestaan om een leesclub op te zetten. Kleinrensink heeft al eerder ervaring opgedaan met het begeleiden van dergelijke groepen. Ook hij constateert dat het ‘samen lezen en bespreken van boeken blijkbaar vooral onder vrouwen enorm sterk leeft. En,’ zo meent hij, ‘ze zijn daarbij erg sterk gericht op de eigen ervaring, in de sfeer van: als ik dat nou allemaal zo over die hoofdpersoon lees, dan pakte ik de opvoeding van mijn zoon wel even heel anders aan. Ja, soms begreep ik niet waar ik naar aanleiding van de bespreking van een literair boek allemaal in verzeild raakte.’ De plannen voor de Brakmanleesclub verkeren overigens nog in een beginstadium. De afstand tussen de leden onderling vormt een probleem. ‘De Vestdijkkring heeft zo'n zeven à acht leeskringen die over verschillende regio's zijn verspreid. Daar hebben wij niet genoeg leden voor.’ Komt het echter allemaal goed van de grond, staat dan de roman Leesclubje als eerste op het programma? Kleinrensink lacht hartelijk, maar zegt dat het niet alleen aan hem ligt: ‘Ik denk dat ik voorstel om met het vroege werk te beginnen, om vandaar uit te kijken hoe lijnen in het nieuwere werk zijn terug te vinden.’

 

Er zijn kortom vele redenen om deel te nemen aan een leesclub, of om er zelf een op te zetten. Jef van Gool onderscheidt in Handleiding voor Leeskringen sociale, intellectuele, emancipatorische, pedagogische, educatieve, ideële, en commerciële motieven. Het voornaamste is natuurlijk dat men plezier beleeft aan het samen praten over boeken. En wel zoveel plezier, dat dit opweegt tegen het feit dat elke avond die men doorbrengt met het praten over boeken verloren gaat voor het daadwerkelijk lezen van boeken.

Potentiële deelnemers van leesclubjes kunnen zich wenden tot diverse instanties. In hoofdstuk 5.3 zijn de nodige adressen opgenomen. Bovendien is voor het opzetten van een leesclub geen vergunning vereist. Men kan het dus ook altijd op eigen houtje proberen. Dan valt men binnen de categorie wilde leeskringen.

Een handige uitgave voor hen die zelf iets willen opzetten, maar ook voor meer algemene informatie, is het hier eerder aangehaalde boekje Handleiding voor Leeskringen, waarin onder meer een praktische handleiding is opgenomen hoe zoiets aan te vatten. Het is een uitgave van het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, Postbus 93054, 2509 AB Den Haag. Over leesclubs in de eigen woonplaats kan ook vaak relevante informatie worden verstrekt door de plaatselijke bibliotheek. Andere belangrijke instellingen zijn de Stichting Schrijvers School Samenleving en Stichting De Literaire Salon. Een van de voornaamste activiteiten van deze laatste stichting is de organisatie van cursussen moderne Nederlandse letterkunde na 1945. Verder organiseert De Literaire Salon onder andere literaire reizen en lezingen. Ook de Volksuniversiteit zet regelmatig leeskringen op (algemene informatie: 070-3655808). Tot slot zijn er de vele genootschappen die zich richten op één schrijver. Enkele hiervan zijn opgenomen in hoofdstuk 5.3.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken