[Nummer 2]
Ter introductie
In deze Musaeus besteden we aandacht aan een beroep waarvan Jacob Campo Weyerman in Het vermaekelyk wagenpraatje schreef, ‘dat de Studenten (...) [daarvoor] zo wel hun tydt vermorssen op de Hoogescholen, als de Theologanten en de Regtsgeleerden die verspillen, want die grote waarheid valt makkelyk uyt derzelver Doktorale onkunde te bewyzen.’ Weyerman doelt hier op de opleiding tot geneesheer. Renaissance-doktoren staan in dit nummer centraal.
We hebben alleen teksten opgenomen van de hand van of over echte geneesheren. Dat wil zeggen dat zij geschreven zijn door of handelen over medici die aan de universiteit hebben gestudeerd. In de Renaissance wemelde het echter ook van de mensen die zich zonder academische opleiding bezighielden met alles wat de medische wetenschap betrof. De geleerde doktoren hadden op deze groep regelmatig veel kritiek.
Weyerman laat zich in hetzelfde werk uit over het onderscheid tussen ‘de bevoorregte Stadsdoktoren, en de onbevoorregte Quakzalvers, voor het grootste gedeelte germaansche poespassen’:
Het onderscheid is niet waard, dat 'er een Man om zou willen vliegen van de grafzuylen buyten groot Kairo, tot op het door den blixem gefnuykt torenspits van den Utrechsen Dom. Den Stadsdoktor geurt na de Botanische planten van de Leydsche en Utrechtse kruydhoven, gelyk een tam Konyn ruykt na de koolbladers en het loof van geele wortelen, waar mede het is opgequeekt, en nog dagelyks wordt gevoed in een besloten kooi. Daar den by u zo genaamde quakzalverende germaansche poespas, is doortrokken door de tym en marioleyn der buytenlandsche ervarenheid.
Bij het zoeken naar teksten hebben we dikwijls zeer plastische omschrijvingen van (geslachts-)ziektes en ledematen aangetroffen. We hebben niet alles opgenomen, ‘Dan om der eerbaerheyts wille, soo en willen wy hier af niet breeder schrijven...’ (Carolus Battus in zijn Medicyn-Boek)
Boukje Thijs
Ingrid Weekhout