Musaeus. Jaargang 2
(1994)– [tijdschrift] Musaeus–
[pagina 2]
| |
‘Objectieve’ observaties van een serieus geneesheerHierna zullen enkele passages volgen die zijn overgenomen uit de Collectanea medico-physica, oft Hollands Jaar-register der genees- en natuur-kundige aanmerkingen van gantsch Europa &ct. Dit werk werd vanaf 1680 samengesteld door Steven (of: Stephanus) Blanckaert. Blanckaert werd op 24 oktober 1650 geboren te Middelburg als zoon van Nicolaas Blanckaert en Maria Eversdijck. Op 23 februari 1703 overleed hij in Amsterdam. In Middelburg bezocht hij de Latijnsche school, waarna hij zich bij een apotheker bekwaamde in de scheikunde en de kruidkunde. Hij vervolgde zijn opleiding aan de hogeschool van Franeker, alwaar hij op 18 december 1674 promoveerde tot doctor in de wijsbegeerte en de geneeskunde. Hij begon vervolgens een artsenpraktijk in Amsterdam; daar maakte hij al snel naam. In die periode verschenen zijn eerste werken over verschillende facetten van het artsenberoep. Van deze werken wordt zijn Lexicon Medicum het meest geprezen. Van dit werk verschijnen al snel ook Engelse en Duitse vertalingen. In zijn vrije tijd beoefende Blanckaert ook de schilderen dichtkunst. Tijdgenoten weten zijn voortbrengselen te waarderen, hoewel deze tegenwoordig als niet meer dan middelmatig worden beschouwd. In 1682 trouwt Blanckaert in Amsterdam met Isabella de Carpentier (die leefde van 1644 tot 1730). Zij schonk hem twee zonen. Eén van deze zonen stierf echter al op vierjarige leeftijd aan de kinderpokken. Dit was voor Blanckaert aanleiding om zijn verhandeling Over de kinderpokken te schrijven. Veruit de meeste werken van Blanckaert behandelen aspecten van de medische wereld. Zijn belangrijkste werken werden in 1701 te Leiden uitgeven onder de titel Opera medica, theoretica, practica et chirurgica. Zoals gezegd geven wij hierna enige fragmenten uit zijn Collectanea medico-physica. Dit werk was een van de eerste geneeskundige tijdschriften in ons | |
[pagina 3]
| |
landGa naar voetnoot1. Blanckaert heeft in dit werk allerlei observaties op medisch gebied van hem en vooral ook van anderen verwerkt. Daarnaast besteedt hij aandacht aan verschillende eigenaardigheden uit het planten- en dierenrijk. In zijn voorrede bij het eerste deel in 1680 (zie hierna) roept hij iedereen op zoveel mogelijk bijzondere observaties aan hem door te geven: ‘derhalven werden alle Liefhebbers, die yets raars by haar hebbende berusten, of dagelijks observeren, genoodigt om ons dat gemeen te maken, op dat het gemeene beste vrugt geniete uit d'ondervindingen van een yder quaal’. Blanckaert wil het volk dus onderwijzen door het naukeurig beschrijven van allerlei ziektebeelden. In zijn voorrede haalt hij fel uit naar de vele kwakzalvers van zijn tijd, die zommaar denken dat ze net zo bekwaam zijn als de geleerde doktoren. Zij vullen slechts hun eigen zakken, waarschuwt hij. Het is dus hoog tijd dat er in dit land een tijdschrift verschijnt waarin alles door een echte arts is beschreven. In het buitenland (Blanckaert noemt Frankrijk, Engeland en Duitsland) verschijnen dit soort overzichtstijdschriften immers al heel lang. Blanckaert zal oprecht in veel van de door hem beschreven observaties hebben geloofd. In de ogen van de moderne artsen is hij echter waarschijnlijk net zo'n ‘kwakzalver’ als degenen die hij in zijn voorrede zo fel onderuit haalt...
We zullen nu de verschillende fragmenten laten volgen, hier en daar met de nodige toelichting vooraf. De volledige titelbeschrijving van het tijdschrift van Blanckaert luidt: | |
[pagina 4]
| |
Collectanea | [rood] medico-physica, [rood] | oft | [rood] Hollands Jaar-register [rood] | Der Genees- en Natuur-kundige Aanmer- | kingen van gantsch Europa &ct. | Beginnende met het Jaar, | [rood] MDCLXXX. [rood] | Door eigen ondervinding en gemeen-making | van verscheide Heeren en Liefhebbers. | By een versamelt | Door | [rood] Steph. Blankaart, [rood] | Med. Doct. en Praktizyn tot Amsterdam. | [typ. orn. ] | [rood] t' Amsterdam, [rood] | [streep] | By [rood] JOhan ten Hoorn, [rood] Boekverkooper over | het Oude Heeren Logement. 1680. || [opgeplakt strookje onderaan de titelpagina: Ex Legato VERRIJST.] [Exemplaar: UBL 615 G 10]In de hierna volgende voorrede legt Blanckaert uit wat hem ertoe heeft bewogen een medisch tijdschrift op te zetten: hij is er door anderen toe aangezet en dat kwam goed uit, want hij had toch al veel observaties klaarliggen:
[f*2r] TOE-EIGENING WAarde Heeren, had men de genees-kunde by outs niet te vroeg tot een konst gebragt, men sou sekerder regels hebben uitgevonden, dan men jegenwoordig van d'ouden nagelaten ziet, hierom hebben verscheide Collegien goed gedagt alles aan te merken wat'er voor quam, als daar is Vrankryk, Engeland, Duits-land en meer andere plaatsen, die jaarlyks en maande-[f*2v] lyks hare jaar-registers gemeen maken, en dat meest in haar moeder-taal. Dewyl der niemand sulx in Holland deed, heb ik dat by der hand gevat, zynde daar toe van andere aangeport, dewyl ik nu al een goed getal eigen observatien by elkander had, heb ik | |
[pagina 5]
| |
die met tussen menging van andere mede gedeelde in druk gebragt, zijnde het getal opgeklommen tot vier hondert, waar van wy jaarlyks meinen een vervolg te maken, derhalven werden alle Liefhebbers, die yets raars by haar hebbende berusten, of dagelijks observeren, genoodigt om ons dat gemeen te maken, op dat het gemeene beste vrugt geniete uit d'ondervindingen van een yder quaal. Seker al die Systemata der Medicynen, hebben ons lange geblindhokt, gestut zynde op enkele en ydele speculatien, daar de minste waarheit niet in en was. wat de vergroot glasen hedendaags ontdekken sal men hier in dit boek bespeuren: d' ontleding der lighamen, wat heeft die niet al ligt ontrent het gebruik der deelen by gebragt. de schei-konst insgelyks heeft duisende dingen uit gevonden, daar men noit te voren af gehoort en ge- [f*3r] sien heeft, alle dese navor-schingen geven nader kennis ontrent de genesingen; alhoewel sommige alles veronagtsamen, en sien maar datse veel visiten by de zieken maken, om dezelve veel gelt af te stroopen, weinig lettende om de zieken haastig, en vaerdig te genezen, daar het meest aan gelegen is. Hierom heeft men heden soo veel lappers van Apothekers die den aap van den Doctor so aardig weten te spelen; om datse quansuis meinen te weten wat een purgatie, sweet-drank, klysteer &c. is, beelden sy haar in de voorsigtigheid, beleid, en wysheid van een goed Doctor te hebben, even of de kok meester was, daar hy boven knegt niet en is. Men sou ook zekerder genesingen hebben wanneer de Heeren Medici hare eigen Medicamenten aan de zieken leverden, gelyk sommige alreeds hebben begonnen te doen, en zyn in haar genezen vry voorspoediger. 't en was niet qualyk dat dan yder genees-heer ontrent yder siekte naukeurig observeerde soo daar yts wat ongemeens mogt gebeuren, op dat, de aanmerkingen aangroeyende, de kennis om | |
[pagina 6]
| |
te genezen vaster mogt zyn, [f*3v] dat wy jegenwoordig begonnen hebben, wensende dat my een yder sulx sal na doen; verblyve onderwylen u lieder
S. Blankaart. M.D. Vriend en dienaar.
Amsterdam MDCLXXX. 28 October
Blanckaerts eerste beschrijving betreft een merkwaardige observatie bij het aderlaten:
[fA1r, p. 1] | |
I.
| |
[pagina 7]
| |
[fA3r, p. 5] | |
VII.
| |
X.
| |
[pagina 8]
| |
brande. De reden hier van mein ik te zyn, dat de pupilla zig met den avond sloot, de geesten daar uit wykende, even als de bloemen, die by den dag zig door het zonne-ligt op-spannen, en 's avonds weder toeluiken.
[fG3v, p. 102] | |
XIII.
| |
XXIX.
| |
[pagina 9]
| |
[fA7v, p. 30] | |
XXII.
| |
XXIII.
| |
[pagina 10]
| |
schen Doctor tot Leiden vermaart door 't water te besien, dese laat ook haar dogters water besigtigen, welken antwoort dat sulks een wonder water was, en de siekte ongeneesbaar: maar wilde niet verklaren wat haar deerde: de moeder vroeg, of haar dogter behekst was, maar antwoorde dat sy sulks niet meer behoefde te vragen, dat het een ziekte was die de Medici niet mogten noemen: ondertusschen ging dese Juffrouw weder ongetroost na huis. Sy ordineerde dat men eens het bed door-snuffelen sou, en sien of daar yets in was, gelyk men wel meermaals in betooverde kinderbedden vond. Het bed opgesneden zynde, vond men daar schriften in die buiten gemeen net geschreven waren, dog van geene natie leesbaar, men vond daar ook by kransen van hair gevlogten. Dit bed dan wierde met toegesloten deuren verbrand. Men leide haar weder op een [fB8v, p. 32] ander schoon bed, in welke al weder diergelyke schriften &c. gevonden wierden, en dat geduurig, 't zy wat bedden men haar gaf. Men verplaatste haar ook van d'eene Stad na d'ander, denkende dat de verandering van plaats yts tot de zaak mogte doen; maar alles te vergeefs, alles was tegenspoedig, soo de reis als het verblyf tot Alkmaar, alwaar de kinderen met de koors bevangen wierden, het eten in de pot wilde niet gaar werden, de bodem viel daar uit, en meer diergelyke tegenspoeden. Voorts in't vierendertigste jaar quam dese Juffrouw te sterven, en hadde begeert dat men haar ontleden sou. Men bevond dat de Lever van uitnemende grootte geworden was, maar het hert, dat het wonderbaarste is, was soo klein geworden als het hert van een mosje, of andere kleine vogel, welke opgesneden zynde, quam daar een druppel water uit, en meer niet. Dese Geschiedenis weet is [sic] seer waaragtig te zyn geweest, dog de persoonen die my dese Casus gegeven hebben, wilden daar in niet genoemt zyn.
Zwangere vrouwen geven aanleiding tot het doen van zeer uiteenlopende observaties. De volgende waarneming lijkt een waarschuwing aan alle aanstaande moeders: denk niet te veel na over wat je tijdens je zwangerschap eet: | |
[pagina 11]
| |
[fB3v, p. 38] | |
XXXIII.
| |
XXXIV.
| |
XXXIX.
| |
[pagina 12]
| |
sy meinde dat haar hersenen opgegeten en geknaagt wierden, welke worm sy door de neus quyt werdende, is van de hooft-pyn verlost geworden.
En niet alleen wormen verlieten in de zeventiende eeuw het lichaam via de neus:
[fC7v, p. 46] | |
XLXIX.
| |
LXIX.
| |
[pagina 13]
| |
[fE6v, p. 76] | |
LXXXVIII.
|
|