Musaeus. Jaargang 2
(1994)– [tijdschrift] Musaeus–
[pagina 2]
| |
Al is de leugen nog zo snel...In 1623 verscheen te Parijs van de hand van François de Calvi het werk Histoire générale des larrons, contenant les vols, massacres, assissinats, finesses & subtilitez qui se sont faictes en France, et principalement en la ville de Paris. Hierin stonden allerlei beschrijvingen van misdrijven die in en rond Parijs hadden plaatsgevonden. In ons land verscheen te Utrecht een Nederlandse vertaling van het werk, onder de titel Historien ofte practyke der dieven, in dewelcke begrepen zijn seer jammerlijcke feyten, subtijle dieveryen, en bedriegelijcke stratagemens van gaudieven en kleyers. Tot waerschouwinge van koopluyden en reysende persoonen, om sig te wagten voor snode practijken der gaudieven en beursesnijders. Oock seer nut en bequaem voor officieren en rechters, om de deliquanten te overtuygen, ende verborgen moorden en dieveryen uyt te vindenGa naar voetnoot2. Uit deze Nederlandse vertalingGa naar voetnoot3 kozen wij het afschuwwekkende verhaal over de moord op de rijke koopman Melander, zijn dochter en zijn diensmaagd. Daarin wordt beschreven hoe een doortrapte knecht (die in het verhaal Alexis wordt genoemd) op een kwade dag besluit zijn meester Melander te vermoorden om zich zijn bezittingen eigen te kunnen maken. Hij vindt een groepje misdadigers bereid hem bij zijn snode plannen te assisteren. Samen met een herbergier, een metselaar en een verwant groepje bestaande uit een vader, een zoon en een zwager, gaat Alexis 's avonds naar het huis van Melander. Aldaar wordt door hen eerst de nietsvermoedende dienstmaagd vermoord. Vervolgens gaan de moordenaars naar de kamer waarin | |
[pagina 3]
| |
zich Melander zelf bevindt. Melander probeert zich nog te verdedigen, maar hij wordt al snel met stokslagen om het leven gebracht. Intussen heeft de dochter van Melander in een nabijgelegen kamer alles gehoord. Zij weet dus dat men haar vader heeft vermoord en zij besluit zich te verstoppen. Alexis kent het huis echter van binnenuit en de dochter wordt door hem al snel gevonden. Woest geworden door de twee eerdere moorden besluit hij de dochter te verkrachten. Zijn makkers volgen hem daarin en vervolgens wordt ook het meisje door hen vermoord. Nu is men heer en meester over het huis. De hele nacht wordt er gefeest en na de vreugde van het eerste moment dragen de misdadigers alle waardevolle spullen het huis uit. Alexis verdeelt de buit: diegenen die het meeste hebben misdreven, krijgen het grootste deel. De makkers gaan uit elkaar en beloven nooit over het voorgevallene te zullen spreken. Wanneer de werkers uit Melanders wijngaard hun meester na lange tijd nog steeds niet thuis treffen, gaat één van de druiveplukkers naar Alexis om aan hem de verblijfplaats van zijn meester te vragen. Alexis doet heel verbaasd over de plotselinge verdwijning van Melander. Hij gaat mee naar diens huis en breekt de deur open. Uiteraard treft men in het huis de lijken van de dienstmaagd, van Melander en van zijn dochter aan. Alexis doet voorkomen alsof hij buitengewoon geschokt en bedroefd is. Toch wordt hij na verloop van tijd opgepakt wegens verdenking van moord. De harde bewijzen ontbreken echter en hij wordt weer vrijgelaten. Vier van de misdadigers, de metselaar, de vader, de zoon en de zwager, besluiten na verloop van tijd het succes van hun misdrijf uitgebreid te gaan vieren in een dorpje onder de rook van Parijs. Wanneer zij net volop aan het eten en drinken zijn, komt er een groep soldaten binnen. De misdadigers denken meteen dat de soldaten van plan zijn hen te arresteren. Ze beginnen zich zenuwachtig te gedragen en laden daardoor alle verdenking op zich. Wanneer ze er plotseling en zonder te betalen vandoor gaan, vragen de soldaten aan de waard waarom zij zo ineens vertrekken. De waard zegt het zelf ook heel raar te vinden en vermeldt daarbij dat ze erg veel geld bij zich | |
[pagina 4]
| |
hebben, terwijl ze geen rijke lieden zijn. Daarop besluiten de soldaten achter het groepje aan te gaan. Zodra de misdadigers zien dat ze worden achtervolgd, gaan ze zich nog verdachter gedragen. Ze worden ingehaald door de soldaten en de oudste van de vier begint meteen zijn hele criminele verleden uit de doeken te doen. Door zijn bekentenis komen ook zijn makkers in de problemen. Eén van hen weet nog te ontsnappen, de andere drie wordt een hand afgehakt waarna ze levend worden geradbraakt voor het huis van Melander. De ontsnapte misdadiger is de metselaar, die snel naar Alexis gaat om hem te waarschuwen. Hierna vertrekt Alexis hals over de kop naar Engeland en de metselaar gaat naar Tours. De metselaar verandert zijn naam en begint zijn oude beroep weer uit te oefenen. Hij raakt vanwege zijn kwaliteiten als metselaar erg geliefd en trouwt al snel met een meisje uit de omgeving van Tours. Bij het huwelijk van zijn buurman knoopt hij zijn buurman echter de nesteling. Dat wil zeggen dat hij hem via een aantal toverspreuken tijdens de inzegening van het huwelijk impotent weet te makenGa naar voetnoot4. Hij biedt de arme buurman aan hem tegen betaling uit zijn ellende te verlossen, zonder te vertellen dat híj hem die ellende heeft bezorgd. Bij de afrekening beschuldigt de buurman hem echter van toverij. Er komt een proces van en de buurman wordt in het gelijk gesteld. Daarom gaat de metselaar in hoger beroep. Daartoe moet hij echter naar Parijs, alwaar hij door enkele inwoners als misdadiger wordt herkend. Uiteindelijk wordt ook hem de hand afgehakt en belandt ook hij op een rad voor het huis van Melander. Alexis wordt intussen opgepakt voor een nieuwe diefstal. Voor deze diefstal krijgt hij de galg. Pas op de ladder van de galg bekent ook hij zijn betrokkenheid bij de affaire-Melander. Eigenaardig genoeg geeft de verteller van het verhaal aan het slot aan dat hiermee alle misdadigers zijn gestraft. We lezen echter slechts over de berechting van vijf van hen, te weten: de vader, de zoon, de zwager, de metselaar en Alexis. Toch wordt aan het begin van het verhaal aangekondigd dat het | |
[pagina 5]
| |
groepje uit zes misdadigers bestaat. Om een onduidelijke reden verdwijnt tijdens het verhaal de herbergier (nummer zes) volledig uit beeld. Misschien heeft de verteller een telfout gemaakt? De verteller is in het verhaal voortdurend zeer nadrukkelijk aanwezig. Overal laat hij zijn afkeur blijken en op verschillende plaatsen geeft hij aan dat de misdadigers hun straf niet zullen ontlopen, omdat God alles heeft gezien. Aan het einde van het verhaal lijkt de misdaad tegen Melander, diens dochter en diens dienstmaagd inderdaad gewroken te zijn, al is de herbergier dan spoorloos verdwenen. De zeventiende-eeuwse tekst is hierna weergegeven. We hebben de tekst enigszins aangepast. Evidente zetfouten zijn stilzwijgend verbeterd en de interpunctie is zoveel mogelijk aangepast aan het huidige gebruik. ![]() | |
[pagina 6]
| |
[p. 138] | |
Het XXX. CapittelVan de vreemde moort van den Heer Melander, Burgher van Parys, en hoe de moordenaers gevangen wierden.
Binnen de stadt van Parijs was een eerlijck burger, genaemt Melander, rijck ende van groote middelen. Desen Man had [p. 139] een dienaer die getrout was (die ick Alexis sal noemen), een wildt en ongevoechlijck mensch. De kennisse nochtans dieder Melander van langer hant aen had gehad, dede dat hy hem in zyn huys hielt om zyn particuliere saecken waar te nemen, daar den voorsz. Alexis genoech in ervaren was, want hy had wel ses iaren met Melander gewoont. Melander had een huys niet verre van Parijs, alwaar hy somtyts acht dagen tyts deurbrocht ende had daar oock een gedeelte van zijn middelen. Alexis die getrouwt en met kinderen belast was, gedreven door een gierige duyvel, resolveerden syn meester te bestelen en hem t'ontdragen sijn beste goet dat hy in dat huys hadde, maar soo dickmaels als hy dat voornam, so menighmael verwierp hy't wederom, om dat hy sich niet en konde inbeelden hoe hy hem selven gedragen soude in so een stout en bloedigh voornemen. Nochtans, gelijck wy van ons selven tot de boosheyt genoeg genegen zyn sonder daar toe van andere gedreven te worden, den duyvel, een subtyl leermeester van syn scholieren, riedt hem dat hy hem soude begeven by de gauwdieven en beursesnijders die ordinaris veel in Parijs zyn, 't welck hy dede. Soo als hy op een tijt door de stad ging om enige saecken van zijn meester, en dat met sulcken voorspoet dat hebbende gedacht op vier of vyf vande fameuste ende voornaemste gauwdieven, bad hy haer dat sy op sekeren dach die hy haar noemden, een uyr van [p. 140] daer in een gehucht of parochie wilden komen, dat hy haar eenige saken van importantie had voor te dragen, so wel de hare als zyn eygen particulier profyt betreffend. De stroopers en booswichten hem soo hoorende spreken, beloofden hem haar op die tijd ter gesetter plaetse te sullen laten vinden, twelck zy deden. Zy vergaderden alle ter gesetter plaetse met haar vyven, daarvan den eenen een herbergier was, den anderen een | |
[pagina 7]
| |
metselaer, en d'ander drie in maaghschap onder den anderen verbonden. Alexis die haar geset had den dag, de uyr ende de plaetse, en liet niet naar hem daar te vinden. Sy groete den anderen ende lieten het middachmael gereet maecken, naar dat sy op malcanders gesontheyt gedroncken hadden ende dat sy de hersenen verhit voelden. Soo gaat haar Alexis ontdecken 'tgunt hy voor hadde te doen. Mijn heeren seyt hy (soo sulcken gespuys van menschen heeren mogen genaamt worden), ick heb u de moeyte aengedaen ue alhier op dese plaetse te doen comen. Het voornemen dat ick hebbe is dit: ick heb alhier een meester die seer rijck en machtich is ende die schoone middelen heeft. Soo heb ick bedacht (siende aen d'ander zijde dat wy arm sijn), datter middel is zijn geluck te versaecken: wy moeten hem heymelick vermoorden en zijn gelt naar ons nemen; ick sal mijn wel weeten met de reste te behelpen. Sijn mackers dit hoorende, eenighen preesen sijnen raat, d'andere en wil- [p. 141] den daer niet in consenteeren. Evenwel soo worter noch onder haer vast besloten: Alexis most haer leytsman zijn (als wetende de gelegentheyt van de plaets) en de vijf andere mosten hem volgen en hem gehoorsaem zijn in 'tgunt dat hy haar soude gebieden. Een van de vijf had met voordacht mede gebracht een cleyn schuytjen; langhs de rivier comt hy by avont met zijn mackers, geleyt door Alexis, int Huys van den voorsz. Melander, dieder doen in was, want het was inden tijdt vande wijndruijven te plucken, waer in den voorschreven Melander seer rijck en machtich was. Also sy alle ses aen de deur waren, Alexis clopt. De dienstmaeght, om dat het laet was, vraeght wieder clopt, maar verstaende dat Alexis antwoorden, so en maeckte sy geen swaricheijdt de deur open te doen. Evenwel so had sy een seker naedencken als zij hem sach gevolcht van vijf persoonen. Sy laet haer binnen komen en sloot de deur achter haar toe. Sy en waren nauwlijcks in de keucken of sy dooden die arme dienst maecht met hamer slagen, want die beulen haddense ter aerden geslagen en setten haar den voet op de keel, tot dat sy doodt was. | |
[pagina 8]
| |
Desen eersten slag dus gegeven sijnde, so leyt Alexis sijnen hoop met alle wreetheydt inde kamer, alwaar Melander hem te ghe- [p. 142] moet quam, hem vragende wat dulligheydt hem over quam ende om wat redenen hy sulck een plonderingh in zyn huys maeckt. D'ander, die de oogen ghesloten hadde voor 't respect 't welck hy zijn meester schuldig was, gelijck oock sijn ooren voor sijne remonstrantien, seyde hem dat hy voorgenomen hadde hem te dooden ende dat hy hem selven den heere soude bevelen. Melander in die benautheyt en wist niet wat dencken, maer niet tegenstaende hoe oud en gebreckig hy was, resolveerden hy haer sijn doot dier genoeg te verkopen, loopende naer een hellebeaert die daer stont aen 't hoofden eynde van sijn bedt-stede. Maer Alexis dit voorkomende, wencten zijn mackers dat sy op hem vielen, 't welck sy deden. Sy smeten hem ter aerden ende gaven hem twintigh of dertig slagen met een hamer, waer mede sy hem 't hooft kloofden van't een eynde tot 't ander. Siet daer over groote wreetheyden ende barbarische vreemdigeden van een simpelen huysknecht, maer het scheen dat 't gevolgh noch onmenschelijcker was. Melander had in sijn velt-huys mede gebracht een van sijn dochters, uyttermaten schoon, om sorgh te dragen ende opsicht te hebben op de druyfsnijdinge en al 'tgunt doen in't huys omging. Dese dochter was alreede houwbaer en men meenden haer alreede uyt te houwelijcken aen een goedt partuyr, ten waer de wreetheyt van die tyrannen haer den loop des levens niet afghe-[p. 143] sneden hadde. Sy lach in een vande naeste kamers ende hoorden datmen haer Vader vermoorden, had sy haer verborgen onder de bedsponge van't bedde om de slach des doots 't ontgaan. Alexis evenwel, die de heymelijckheden van't Huys bekend waeren, Melander vermoordt hebbende, komt inde camer van die voorsz. jonge dochter ende haer ontwaer wordende dat sy lach en beefden onder de betstede, beveel hy zijn mackers haer daer van daen te nemen, 'twelck sy deden. Dese arm dochter begon doen te weenen ende kermen. Alexis, die nu alreede alle schaemte en schande afgeleyt hadde, voelden hem ontsteken met een snoode onkuysche lust. O Godt, is het oock mogelijck dat Uwen arm vercort soude zijn, terwijl | |
[pagina 9]
| |
dien schelm soo wreede stucken bedrijft! Waerom en sent Ghy Uwen blixem niet om al levende te doorschieten die woedende wolven en die onmenschelijcke tygers, die soo grouwelijcke schenderien bedrijven? Alexis laet de dochter van Melander nemen, de welcke alleen zijnde in haers vaders huys te vergeefs om hulpe riep, want behalven dat 't huys wat van de wech afstondt, soo was haer noch de duysterheyt des nachts behulpich. Hy laet van vieren vasthouden ende met een meer als tygersche wreetheyt berooft hy haer maegdom. Hier mede noch niet te vreden zijnde, so laet hy al zijn mackers van gelijcken doen. Alhier te beschrijven 't gekerm en geclaech van [p. 144] die jonghe dochter, haer siende in die ellendigen staet gebracht, en isser geen tonge, hoe welsprekende of bevallijck, die 't selve soude kunnen uytdrucken. Onder alle dese tormenten en konde die arme dochter niet anders doen dan klagen en kermen, alsoo haer anders niet overich en was dan die eenige wech. Een diamanten hardt soude gebroken hebben haere jammerlijcke lamentatien te hoore ende haer in dien beklaecklijcken staet te sien, maer die ysere menschen, gevoet in stael ende bloet, en konden niet beweecht worden: sy moetsen voortgaan naedien sy soo verre gekomen waren. Sy dooden haer met hamer slagen ende sonder andere medogentheyt over haere jonckheyt noch van haer geslacht, streckten sy haer doot op d'aerde. Siet daer zijn zy alleen int huys: Alexis is de meester; hy heeft de sleutelen van alle de camers. Doen roofden sy al de nacht, smijtende, breeckende ende 't onderste boven werpende, al datter in huys was. Eyntlijck doorsochten sy alle de camers ende maeckten gereetschap 's nachts daer aen hen te gaen. Den heelen dag van 's anderendaegs brochten sy deur in lachen, blijschap ende bancquetteren, want sy hadden de sleutelen van alles. Op den avont nae dat sy groote menichte van den besten huysraat en imboel by een geraept ende een groote somme gelts wech genomen hadden, gingen deur op de middernacht, dragende al haer gestolen [p. 145] goedt in het schuytjen, dat sy daer aen de kant vast gemaeckt hadden. Daer ontlaeden sy haer ende keerden vijf of ses mael weder in't huys | |
[pagina 10]
| |
van Melander, alwaer sy den kostelijcken huysraedt uyt naemen dieder was, gedurende welcke dingen haer nimmermeer yemand en sach. Maer Godt die het al siet watter omgaet, als tegenwoordigh zijnde, sal soo Godloosen daed wel weten aen den dach te brengen. Also geladen zijnde met gelt ende met de beste meublen die sy in't huys van Melander hadden konnen vinden. Alexis deelden al den buyt uyt, die ontrent bedroegh soo duysent Croonen. De deelinge was so gedaen, dat de gene die 't meeste quaet hadde gedaen, den meesten buyt hadde. Alexis en vergat niet voor hem te houden het beste deel, als Autheur ende eersten aenlegger zijnde van soo een voornamen aenslagh. Sy verlaten malkanderen, den anderen voor al bevelende hier van niet ter werelt te melden. Maer te vergeefs soo meendt des menschen voornemen en raedt t'ontvlieden de onveranderlicke Goddelijcke besluyten; 't sy ofmen wil of niet, sy moeten haer effect sorteren. Twee dagen gaen voorby datmen geen tijdinge van Melander en hoorden. Sijn wijngaerdeniers en druyve-snijder verwonderen haer dat hy niet te huys en was, want niemandt dede haer open. Eyntlijck komt een van heur te Parijs om te sien of [p. 146] hij daer niet en was. Daer ontmoet hy Alexis, die hem in de herbergen ende kaetsbanen vast vermaeckten. Dien vraeghden hy waer zijn meester was. Alexis maeckten hier den geveynsden ende hiel hem seer ontset, seggende dat hy hem niet ghesien en hadde en dat hy geloofden dat hy in sijn velthuys was. En om meer en meer te betonen aen den wijngaerdenier dat hy uytermaten seer verlanghden om goede tijdinge van Melander te verstaen en dat hy hem heel ontroert voelden, gehoort te hebben dat hy in sijn huys niet en was, verlaet hy spel en geselschap, komende in grooten haest naer't Huys van Melander, alwaer gevolght zijnde van vier of vijf daer ontrent. Naer dat hy lange tijdt aen de deur hadt geklopt en gesien dat niemandt en antwoorden, hy weldicht de deur open, alwaer ten eersten de dienstmaeght in't midden van de keucken doot uytgestreckt vonden leggen op de aerde. Doen wierden sy al met schrick bevangen. Alexis seyt aldereerst dat'er moordenaers in't huys | |
[pagina 11]
| |
moeten zijn (hy en looch dit niet), want hy wasser selver in. Sy gaen al geheelijck naer de kamer, alwaer sy Melander doot vonden ende gemartelt van de slagen. Doen wierp hem Alexis met een gemaeckte gheveynsdigheyt op't lichaem van Melander, bedrijvende den meesten rouw die men konde bedencken. Men besoeckt in die verslagentheyt al de kamers en sagen die arme dochter soo jammerlijck vermoort. Daer begint [p. 147] Alexis wederom sijn klachten als vooren. Het geruchte van dese moort verspreyt sich datelijck om de bywoonende buyren; elck loopt'er naer toe om soo een bloedigh spectakel te sien. Alexis ondertusschen blijft in de wooninge als meester van het huys, meenende al de wereldt door sijn gemaeckte droefheyt te bedriegen. Maer die wat vorder sagen, hielden hem soo suspect dat hy daer op eyntlijck wierdt gevangen; doch by gebreck van behoorlijck bewijs wierdt hy wederom los gelaten. Ses maenden gaen deur dat dese moort verholen bleef. De moordenaers en dachten niet dat men'er oyt meer van soude spreken, maer sy waren wel bedrogen in haer opinie. Want soo als vier van de selve moordenaers, namentlijck vader, soon, swager ende den metselaer (soo wy verhaelt hebben) malkanderen ontmoeten in een seker dorp onttrent Parijs, soo wilden sy haer oude schelmeryen eens gedachtigh zijn. Syn gegaen in de naeste Herberge, alwaer sy haer begonden te vermaecken ende den anderen wel te tracteren. Men begint de taeffelen te decken met allerley leckere en kostelijcke gerechten; sy eeten 't middachmael en drincken lustich om. Nu so sy haer laetste gerecht hadden, siet hier komen thien of twaelf helbardiers van de provoosten van de maerschalcken, die moede en mat zijnde van een langen tocht [p. 148] die sy gedaen hadden, komen by geval om haer te ververschen ende eens te drincken in de herberge daer dese moordenaers saten, sonder anders naer haer te dencken (want haren moordt en was noydt ontdeckt gheweest). Soo als sy in quamen, sy leggen haer mantels af om aen taeffel te gaen sitten, die daer voor de hand stont en daer de moordenaers aen saten, 't welck sy deden gelijck als of den donder in 't huys geslagen hadde. So bleven die moordenaers verslagen, niet wetende hoe | |
[pagina 12]
| |
sy haer souden houden; sy spreken al soetjes met malkanderen en door vrees en mochten sy nauw eten. Sy besterven in haer aensichten, haer sinnen zijn als bevroosen. Sy laten haer voorstaen datmen haer soeckt, sy beschuldigen genoeghsaem haer selven ende en spreken voortaen niet anders dan luysterende in't oor. Haer blyschap daer sy noch soo onlanghs in waren, is als nedergeslaghen; in't kort: sy zijn meer doot als levende. De helbardiers doen haer wijn brengen ende en dochten nergens minder op als op die moordenaers, maer sy waren verwondert dat in min als een oogenblick sy die by haer waren de vlucht namen, latende wijn en kost op de taeffel ende ginghen selfs deur, sonder met den waerdt te reeckenen of te betalen, die niet wel daer in te vreden was, niet tegenstaende hy haer van langer handt gekent hadde. De helbardiers siende dat sy soo heymelijck gegaen waren, ende dat sy haer spijs [p. 149] op de taeffel gelaten hadden, vraeghden den waert wat dat volck schorten in dier voegen te vlieden. Den waerdt antwoorden dat hy hem daer over niet genoegh en konde verwonderen; hy seyt haer wat volck het is ende dat sy veel geldts by haer hadden, niet tegenstaende sy van haer selven seer arm waren. Doen overleyden de helbardiers onder den anderen, dat daer wat achter most schuylen en dat sonder twijffel die persoonen van haer verschrickt zijnde, de vlucht hadden genomen, datmen haer most vervolgen. Soo haest voorgenomen soo haest in't werck gestelt: men vraeght waer heen sy gegaen zijn, sy gaen twee aen een, ende vier aen een ander zijde en deden so veel dat syse vonden. Sy siende de helbardiers, nemen de vlucht, veel meer als te voren, 't welck de helbardiers te meerder dede geloven datter boosheyt by haer schuylden. Men achterhaeltse ende terstont seyt een van de helbardiers, dat hy last hadde haer by den kop te vatten ende dat soo sy niet en begeerden te bekennen de roovinge die sy hadden gedaen, dat hy haer de duymen so dicht byeen soude sluyten, dat hy met gewelt uyt haer soude trecken, 't gunt hy met vruntschap niet en konde krijgen. En mits so greep hy den outsten hem siende gevangen en seyder niet lang tegen, maer seyde metten eersten | |
[pagina 13]
| |
dat sy in der waerheyt alle vier de doot wel verdient hadden en dat [p. 150] sy groote roovingen gedaen hadden. Hy openbaerden haar de moordt die sy met Alexis bedreven hadden, waar van zijn mackers op de plaets dul meenden te worden, om dat sy geresolveert waren op de wijse van Alexis niet te beliegen, niet tegenstaande al de pijne diemen haar soude aendoen. Nochtans waaren sy gedrongen het te bekennen, siende dat den ouden man haar ontdeckt hadde. Daerenboven bekenden den ouden man dat hy meer dan tsestich menschen om hals gebracht hadde, verscheyden in ouderdom en geslachte, in zijn schuyt, daer wy hier voor van gesproken hebben, als hyse de rivier soude overvoeren. En dat hy se voer tusschen twee eylandekens, alwaer hyse verdronck, haar een steen om den hals bindende, haar dan int Waeter werpende, tot de nacht, als wanneer hyse dan gingh plunderen en haar al benam dat sy goets om en aen hadden. Daerenboven vertelt hij haar hoe dat hy op seeckeren dach ongeluckelijck een jongh knechtken vermoort hadde van ontrent sestien of seventien jaren, daar hij niet meer dan tien stuyvers aan gelt by en vont en dat al de plonderingen en moorden dien hy had gedaan, hem niet meer knaegden als dese, als oorsaak wesende van de doot van een den fristen en fraeysten jongman die hy oijt had gesien. Terwijl hy dese bekentenisse dede, so schreef het een van de helbardiers al op een blat papier. Alexis gehoort hebbende 't gerugte van dit vangen, en wilde de [p. 151] laatste niet blijven, want een van de vier die vervolcht wierden, ontquamt en quam Alexis waarschouwen om weg te loopen. Alexis vluchten in Engelant en den anderen te Tours. De helbardiers ondertusschen so goeden vanghst gedaan hebbende, keerden weder na de Herberge om haar mantels te haalen. Al 't volck van dat dorp en konden haar niet genoeg verwonderen dat volck also gevangen te sien, haar van buyten aan niet anders kennende dan voor goet volck. De moordenaars zijn sekerlijck gebragt te Parijs. Men arbeyt in haar proces te maken. Men doet getuigen hooren, diemen konde bekomen op de suspicie die genomen was van't | |
[pagina 14]
| |
eerste aan dat Melander vermoort was. Alles gesien ende overwogen zijnde zijn by sententie van 't Hof verwesen de hant afgehouwen te worden ende al levende op een radt voor het huys van Melander gerabraackt te worden, 't welck ter executie worde gestelt int bywesen van een seer grote menigte ende toeloop van volck. Een onder haar die gerabraackt worden, seyde voor zijn sterven dat hy Godt ende Justitie om vergiffenisse bad en dat hy noch swaarder dood verdient hadde om de groote en sware misdaden, daar mede hy de Almachtigheyt Godts had vertoornt ende onder andere seyde hy, dat hy gewent was over velt ende inde bosschen gaande die om Parijs staen, de passanten te verworgen met een [p. 152] touw dat hy tot dien eynde over hem droech en dat wanneer de gene die hem te gemoet quamen, vraeghden waar hy gingh, hy haar dan antwoorden dat hy een koe gingh koopen, daar van hy haar het touw toonden ende dat hy also een groote menichte soo gaende als komende gedoot hadde. Gevraecht zijnde of sy niet en wisten waar Alexis met zijn macker waren, antwoorden sy dat sy 't int minste niet en wisten. Also wierden sy gerecht na haar verdienste. Nu den ghenen die te Tours gevlucht was, het perijckel dat hem over 't hooft hing, had zijn naam verandert en dede zijn hantwerck, alwaar hy over al seer wellekom ende wel begeert was, om dat hy een goet meester van zijn hantwerck was. So als zijn gerucht meer en meer verspreyden onder de metselaers die in die quartieren woonden, verlieft op een dochter van dat Lant; creech haar met consent van haar vader ten houwelijck. Eenigen tijdt daar naar, een van zijn buyren mede trouwende, die knoopt hy de nestelingh, 't welck ghedaen zijnde, so komt hy den nieuw gehouden besoecken ende seydt hem dat hy voorseker van goeder hant wiste datmen hem den nesteling geknoopt hadde ende dat so hy in redelijckheyt met hem wilde handelen en in prijs over een komen, dat hij hem soude ontbinden. Den ghehuwden, die niet liever en had dan van die swaricheyt verlost te zijn, sonder nochtans eens te droomen dat hy de geen was diese hem [p. 153] geleyt hadde, accodeert met hem, belovende vier croonen gereet ende vier als 't werck | |
[pagina 15]
| |
gedaen sal sijn. Hy ontfanght de helft ende nae de genesinge maent hy hem om d'ander helft. Doen verweet hem zijn buyrman dat hy een bedrieger ende toovenaar was ende dat hy ontwijffelijck hem betoovert hadde ende dat hy moest branden. Sy raecken in proces. De rechters met rijp oordeel alles overwogen hebbende, verstonden gemeender handt dat den metselaar schuldich was ende dat hy d'eenige oorsaeck was van 'tquaet, 'twelck by nae bewesen worde, om dat den voorsz. metselaer ontrent thien dagen na de voorsz. feest zijn roem opentlijck gedragen hadde tegens eenige dat hy de voorsz. acte gepleegt hadde, 'twelck tegens hem ingebracht zijnde, so wordt hy veroordeelt gebannen en gegeesselt te worden op de hoecken van de straten van de stadt. Hy appeleerter naar van voor't Parlament van Parys daar hy gebrocht worden. Maar het was daar hy zijn doodt vandt; den tijdt was gekomen dat hy vergelding na wercken most ontfangen. Wesende te Parijs, so wort hy bekendt van eenige inwoonders van't voorsz. dorpken, die 'tselve dateiljck d'erfgenamen van Melander quamen aenseggen, die hem aen allen kanten vervolghden, doen hem sluyten inde gevanckenisse ende verrichten haar saecken so wel, dat hebbende de getuyghen doen hooren die sy tegen [p. 154] d'andere geconfronteert hadden, worden hy overtuycht ende worden alsoo veroordeelt tot de selve straffe van d'andere, te weten dat hem de vuyst soude worden afgehouwen ende al levend gerabraeckt te worden voor het Huys van den vermoorden ende dese leste executie geschieden int iaer 1616, vijf jaren nae de moordt van Melander. Daer en resteerden niemandt als Alexis, die alleen den alderschuldigsten was. Hy was gevlucht naar Engelandt, meenende dat hy de wrake van den hemel soude tegenstaen, die hem dicht op de hielen volghden. Maar hy vondet hem wel verre buyten sijn gissingh, want passerende door Calays gebeurdent (gelijck de gauw-dieven niet en konnen laten quaet te doen) dat hy int huys van een machtigh coopman gingh, alwaar hy een groote menichte gemunt silver stal terwijlmen int sermoen was. Hy wort daer op gevangen en veroordeelt om gehangen te worden, maar hy en was so sot niet ghelijck zijn macker, want hy en | |
[pagina 16]
| |
wilder niet van appeleren, wel oordeelende dat hy aen die coop winnen soude. Wesende op de ladder, verklaert hy al den handel zijns levens ende also wierden sy alle gestraft over die boosheyt aen den armen Melander begaen. ![]() |
|