Musaeus. Jaargang 3
(1995)– [tijdschrift] Musaeus–
[pagina 52]
| |||
![]() | |||
[pagina 53]
| |||
Tot lering en vermaakIn 1778 verscheen van de hand van Pieter 't Hoen (1745-1828) de derde druk van een boek met gedichtjes voor kinderen. De uitgever legt in het Voorberigt uit waarom ooit de eerste druk het licht zag: [p. 3] men had in onze taal gebrek aan gedichtjes, welke nuttige zedelessen inhielden en te gelijk voor het kinderlijk verstand vatbaar waren; men had wel veele dichtstukken, maar dezelve waren niet geschikt om klijne kinderen al spelende in de waarheid en de gronden der zedekunde te onderwijzen: de kinderen zelfs gaven de duidelijkste blijken, dat hun iets van dien aart ontbrak en zij naar het zelve verlangden; [...] Blijkbaar was de uitgave een groot succes, of in elk geval wil de uitgever doen geloven dat kinderen dolblij waren dat er nu eindelijk gedichtjes voor hen bestonden die een nuttige zedenles inhielden, want: [p. 4] ieder hunner was even begerig om die stukjes te lezen en te herlezen; al spelende zeiden zij die op, en onderrigteden elkander naar hun vermogen van den wezenlijken zin dier gedichtjes; Ook de kinderen van de uitgever waren wild enthousiast, vooral een van zijn dochters: een mijner kinderen, een meisje van ruim ses jaaren, met een vlug oordeel en sterk geheugen begaafd, kon rasch de meesten van die gedichtjes door eene herhaalde lezing van buiten, en stelde al haar vermaak in dezelve optezingen; [...] De versjes van Pieter 't Hoen zijn echter nooit zo populair geworden als die van Hieronymus van Alphen. Zuidema schrijft | |||
[pagina 54]
| |||
in het NNBW dat 't Hoen ‘eenigermate in den trant van dezen [schreef], doch meer nuchter en minder vloeiend, zoodat zijn versjes niet zoo gemakkelijk ingang vonden bij de jeugd en niet zoo goed beklijven wilden. Maar leerzaam waren ze in de hoogste mate en vol van nuttige zedelessen.’Ga naar voetnoot2 Naast zeer opvoedkundige versjes komen in het boekje echter ook luchtiger gedichten voor zoals verschillende ‘verjaarzangen’, waarvan hier één volgt: | |||
VerjaarzangZie eens Saartje!
Neem dit taartje,
Dat ik voor uw mondje spaar,
Wijl gij heden
Zijt getreden
In uw seste levensjaar.
Kom mijn zusje!
Geef me een kusje!
'k Wensch u met dees dag geluk.
Slijt uw dagen,
Zonder klagen,
In Gods gunst, bevrijd van druk.
Een voorbeeld van een wel belerend gedicht is het kaartenhuis, waarin Klaasje bestraft wordt voor zijn wrede omgang met dieren: | |||
[p. 9] | |||
Het kaartenhuisKlaasje schiep een groot behagen,
Als van aart wat wreed en straf,
Vliegjes, die hij vong, te plagen,
Trok hun vlerk' en pootjes af.
| |||
[pagina 55]
| |||
Eens had hij zeer net en vaerdig
Zich een kaartenhuis gemaakt,
ô Riep hij, ô dat staat aerdig,
Als 't maar niet wordt aangeraakt.
Vader, zie eens; dat 's een woning;
't Is zoo lief als ik 't begeer.
Maar in plaats van een beloning
Stiet zijn vader 't huisje neêr.
't Arme knaapje zag bestorven
Zijn gebroken speelgoed aan;
Schreijend riep hij; 't is bedorven;
Vader, heb ik kwaad gedaan?
Hoe! was 't antwoord, moet gij wraken.
Dat uw werk verbroken wordt,
Dat gij weer zo ras kunt maken,
Als het straks is ingestort?
Doe dan nooit een diertje sterven
Dat God schiep, en 't leven gunt.
Zou uw hand zijn werk verderven
Dat gij nimmer maken kunt?
| |||
Bron:
|