Musaeus. Jaargang 3
(1995)– [tijdschrift] Musaeus–
[pagina 62]
| |
Glas-schrift, buiten Haarlem in den Hout, in Rustenburg't Is gewis, twee vrouwe billen konnen meer lokken
Als alle Kloosters-klokken;
Laatse vry luijen
Datse haer moêr bruijen.
| |
Onder een Glas daar Man en Vrou vogten, dat de Zoon belachte, in een Herberg aan de ScheldVajer wil hebben dat Moejerken spint,
Moejerken is 'er niet toe gezint,
Moejer wil hebben dat Vajer naait,
Vajer en is 'er niet mé gepaait;
Daar uit is deze kyvagie gerezen;
Als zy 't moey zyn zal 't vrede wesen.
| |
Glas-schrift aan den HinderdamAls de Visscher is kout en nat,
En den Dronkaart is vol en zat,
Dan heeft de Visscher noch wel een lekkere beet,
Daar den Dronkaart niet of en weet
| |
[pagina 63]
| |
GlasschriftWel te kyven is vrouwellk.
Maar dat niet te agten is Mannelik.
| |
GlasschriftEen zeker Cardinaal, ter eere van Sinte Pieter
En gaf zig nimmermeer aan tafel, of hy lieter,
Een vis-net in de plaats van laken overslaan;
Dit had hy nu al een geruimen tyt gedaan,
Zo lang tot dat hy zelfs in 't end wierd Paus gekooren,
Zyn dienaars quamen weer met netten als te vooren;
Zagt, zeid' hy, berg het want, brengt laken opden Dis;
Het Visje dat ik zogt nu al gevangen is.
| |
Bron:Jeroen Jeroense [Hiëronymus Sweerts]: Koddige en Ernstige Opschriften, Op Luyffels, Wagens, Glazen, Uithangborden, en andere Taferelen. Van lagerhand by een gezamelt en uitgeschreven, door een liefhebber der zelve, Amsterdam, 1731. [Exem plaar UBL Overvoorde 158] |
|