Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Nederduytschen Helicon (1610)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Nederduytschen Helicon
Afbeelding van Den Nederduytschen HeliconToon afbeelding van titelpagina van Den Nederduytschen Helicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.47 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Nederduytschen Helicon

(1610)–Anoniem Nederduytschen Helicon, Den–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Nederduydtschen Helicon,
Eygentlijck wesende der Maet-rijm beminders Lust-tooneel.

DE dicke duysterheyt des nachts (die de silverighe Maen nauwelijck toeghelaten en hadde, haer claer-blinckende aensicht te vertoonen) al verdreven zijnde, door den vergulden hoop der uren: die verselschapt quamen, met eenen lievelijcken Lentischen morgenstondt, (bevrijdt van alle bittere fellicheyt des voorgaenden kouden Winters) om alle levende schepselen op te wecken, uyt den sorgeloosen slaep, ende met verheughen te doen aenschouwen, hoe de clare Sonne (doorbrekende d' overgebleven wolcken) den ronden ommeloop dede, door de witte velden der locht, ende alreede de blonde raeyen spreyde op de scherpe spitsen der hooge bergen, comende besoecken de nat bedaude landen, om die met een ghewenschte warmte tot bequame vruchtbaerheyt te brengen: waer in mijnen gheest oock vermaken scheppende, (als benijdende, dat ick my in die groeysame soeticheyt niet mede verquicken en soude) my in mijn woonste niet en liet rusten, maer leyde my uyt, om met oogenlust dit te aensien, ende met aendacht te overleggen. In 't welck ick besigh zijnde, so heeft den spoet (hoe menichmael hy my te vooren ghewent was te quellen) my soo gunstigh gheweest, dat hy my brochte op een plaetse, daer my de eerlijcke reden, ende deughdelijcke Konst-liefde, optrocken in eenen

[pagina 8]
[p. 8]

over-natuerlijcken lust, die mijn gemoedt verdwelmende, my allengskens dede verliesen alle mijn natuerlijcke sinnen: ende om aen te sien, soo docht my dese plaetse, eenen Bergh van middelbarer hooghte, doch met eenen seer quaden opgangh. Aen d' een sijde van den Bergh, daer de klare Sonne den lievelijcken dagh brengt, vertoonde hy hem als een schoon Landtschap, voorsien met veel huevelkens, dellinghen, Dorpen, Sloten, ghehuchten, speelhoven, wijngaerden, boomgaerden, velden, weyden, waterganghen, vlieten, spring-aders, bosschen, lommeren, ende ten cortsten gheseyt, alle wat de gierige ooghe tot haer vernoeginge soude connen ghewenschen. Onder aen den voet van den Bergh was een soo uytermaten fraey gheboude Schouplaets, dat ick gheloove, dat in Carthago, Alexandria, Roomen, Athenen, oft elders, noyt dergelijcke ghesien en is gheweest: daer waren twee poorten tot ingangen, genoechsaem breet ende hooghe: boven den ingangh met fraeye cruys-welfsels, ende de gevels van dese poorten, met groote ingegroefde ende uytgehouwen pilaren, verciert met hunne voeten, knoopen, hoofden, ringhen, lijsten, verhooghsels, verdiepsels, krulwerck ende loofwerck, seer aerdigh ende ghelijckformigh: binnen waren veel leningen van oude verstorven doorluchtighe uytghehouwen steenen, met kleene ghedraeyde torentgens, daer boven de galerijen, vol glasen, ende rontomme beschoten, gevloert met ghespickelde Porphyrsteenen, met wit, root, groen, grau, blau, ende hondertderley verwen ist mogelijck, afwaterende door goten, gemaeckt van bieskens ende Leeus hoofden. Ende op de selve stonde, als ick daer quam aengaende, soo wasser volle ghereetschap (ende men gingh beginnen) om een ghedenckweerdigh schouspel te spelen, welcks inhoudt was, het misbruyck ende recht ghebruyck der Redenrijcke scholen. Ende om dit te sien, was ick so nieusgierigh, dat ick den tijt niet doen en mochte, om te aenschouwen een schilderije, ende te lesen de woor-

[pagina 9]
[p. 9]

den van een tafereel, dat ick sagh hangen in den ingang van dese Schouplaets, maer ick liep sonder toeven oft ommesien, om doch by tijts te mogen comen, een goede plaets te verkiesen, ende 't selve (onbehindert van yemant) wel bescheedelijck te mogen sien, also my ooc gebeurde. Ende om nu de vierighe begheerte van alle (mijns ghelijcke) Lesers te versadighen, wil ick de vertooninghe ende redenen des selven (al vervolgens na mijn beste onthoudt) hier stellen, ghelijck als volght.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken