Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Nederduytschen Helicon (1610)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Nederduytschen Helicon
Afbeelding van Den Nederduytschen HeliconToon afbeelding van titelpagina van Den Nederduytschen Helicon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.47 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Nederduytschen Helicon

(1610)–Anoniem Nederduytschen Helicon, Den–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Hier door ick met veel andere (ons gemoedt gheroert vindende) al vast meer en meer verlangende, om in den Vrede-tijdt (die men hoopte ende verwachtede) te moghen sien, beleven, ende genieten, 't ghene in dit Liedt verhaelt was, hebben wy sien verschijnen, de tusschen Hemel ende Aerde woonende Fama, die van in haer woonstede alles watter gheschiet, hooren ende sien kan, niet die, die met swarte Vleder-muysen vlercken (als een grousaem ghedrochte, vol veders, ooghen, tongen ende monden) altijt ontrent Mars henen vlieght, ende staegh quade ende onware tijdinghen brengt: maer de ghene, die met een suyver dunne, opgeschort kleedt aenghedaen, ende met witte voloogige vlercken, als een Bodinne van Iupiter, door haer rechter handts Trompet, altijt goede ende warachtige tijdingen blaest, dese heeft alle Vrede-lievende na haer doen omsien, ende luysteren, terwijlen sy verkondighde van 't Bestandt, dit volghende.

Bestandts verkondinghe.

 
O Droevigh Nederlandt, u angstigh suchten langh,
 
Om oorlogh bloedig strang // is niet verloren bleven,
 
Maer 't heeft door wolcken dick genomen zijnen gangh,
 
Tot daer den Donder-Godt in hoogheyt sit verheven,
 
Die nu in Belgica de Vorsten heeft ghegheven
 
Verstandt end' sinnen wijs, om hun te mercken doen,
 
Dat Teomastes tongh tot ned'righ rustbaer leven
 
Meer herten wecken kan, dan 't heyr Philippi koen,
 
Dus als Heerschappers kloeck, die naer 't landts welvaert spoen,
 
Sy landt-verderfschen krijgh zijn al geworden teghen,
 
End' hebben naghetracht een stil gherust versoen,
 
Waer toe sy hebben haest schilslissigh Tmolus kreghen,
[pagina 275]
[p. 275]
 
Door hooghsten helpers hulp, also dat in gheen weghen
 
Van 't gantsche Nederlandt, end' bondtghenooten al,
 
Geen trommel noch trompet, tot dienst van Mars genegen,
 
In langh en werdt ghehoort, want hy is in den val,
 
End' rust is komen voort, met vreughdigh bly geschal,
 
Tot landt end' lieden nut, om houden hier Rust-stede,
 
U droefheyt loopt ten eynd', en vreught vermeerd'ren sal:
 
Want Krijg is nu geboeyt, 't Bestant geeft rust en vrede.
 
Saturni gulden eeuw' schijnt nu verschenen wis,
 
De Kercke Iani is // nu toeghesloten cierigh,
 
Daer Bellona verwoedt light in ghevanghenis,
 
Met grousaem wreeden Mars, Megaeras nijt bloetgierigh,
 
De wraeckghier Tisiphon', Alect' onrustigh vierigh,
 
Eumenides ongunst, Erinnes dul gheweldt,
 
D' ontrauwe dobbel tongh van Tryphon onmanierigh,
 
Met al het quaet, daer Mensch oyt Mensch heeft med' ghequelt,
 
End' om die houden al ghekerckert end' ghevelt,
 
Der Vorsten zeghel vast is 't slot der deur (als schuldigh)
 
Daer voor Minerva wijs deurwachster is ghestelt,
 
Met redelijcke Dic', end' Themis trau ghehuldigh,
 
Electra neerstig oock, Alectrion sorghvuldigh,
 
Die t'saem in eendrachts bant voorsichtig houden wacht,
 
Op dat dit Helsch ghespuys niet uyt en brek' onduldigh,
 
Maer dat de Menschen hier in ruste blijven sacht,
 
Dat Ceres, Pomona, end' Flora soet, door kracht
 
Van Hemel-jonste goet, bevrijdt van Phaetons zede,
 
Den Hoorn Achelous vervullen bly bedacht,
 
Want Krijg is nu geboeyt, 't Bestant geeft rust en vrede.
 
Tubalcains krijg-bijl wreet van woeden wort ghestilt,
 
D' Egypters Helm en Schildt // onnut is van ghelijcken,
 
Pentasilees Swijnspriet dient slechts om jaghen 't wildt,
 
Haer Aex' en hoeft m' oock niet, om doen den vyant wijcken,
 
Met scheenplaet, helmets kam, moet Cares henen strijken,
 
Oock Mars soon met zijn lans, werp-pijl en hulpigh zeel,
 
Cretes krijgh-schorpioen magh nu geen kracht doen blijcken,
[pagina 276]
[p. 276]
 
Majorckers slingher oock en heeft hier aen gheen deel,
 
Den handt-boogh Piseï, end' Scytes schicht-juweel,
 
Phenicers kruys-boog schoon wort ooc van kleender weerden
 
Met Syriers pijl ghevlerckt, end' boven al gheheel
 
Een Bartholds stinckend' swart moet henen zijnder veerden,
 
Met alle 't krijgh-ghetuygh, want selve nu de sweerden
 
Der Lacedemoniers, ploegh-ysers werden hier,
 
Om daer door snijden med' vruchtbaren schoot der eerden,
 
In plaets van Menschen vlees, end' teelen vruchten dier,
 
De Spiessen Etoli, nu sickels goedertier,
 
Maer slechts in rijp ghewas betoonen neerstichede,
 
Soo lieflijck is verkeert 't voorgaende boos bestier,
 
Want Krijg is nu geboeyt, t' Bestant gheeft rust en vrede.
 
De Steden neeringhloos, end' onghebauwt wel eer,
 
Ghebauwt nu meer en meer // in neeringh sullen bloeyen,
 
End' Thetis groene borst, ghescheynt door roovers seer,
 
Sal nu gerust end' milt van Koopmans waren vloeyen,
 
Zee-havens, hoe onveyl, de vreemde tot vernoeyen,
 
Voor elck nu, wie daer komt, vry sullen open staen,
 
Voor Irus armoed' sal nu Cresus rijckdom groeyen,
 
Wat krijgh bedorven heeft, sal dees tijdt bet'ren saen,
 
Voor Menschen veel vermoort op d' Ackers van Silvaen,
 
Men Menschen voedtsel sal sien wassen met behaghen,
 
Vertumnes boomen oock, met dooden niet ghelaen
 
En sullen zijn nu voort, maer schoone vruchten draghen,
 
In Weyden voor Driad' en' Faunen bloedt verslaghen,
 
Van Io sullen veel Melck-aders vloeyen soet,
 
In plaets dat Atropos Mensch-slindigh elc ded' klagen,
 
Sal Hymeneus elck verblijdingh gheven vroet,
 
End' daer Meduz' in steen verkeerd' elc Mensch verwoet,
 
Sal Orpheus in Mensch nu steen verkeeren mede,
 
End' allen Vyants nijt, werdt vrienden gonst seer goet,
 
Want Krijg is nu geboeyt, 't Bestant gheeft rust en vrede.

Doe mochte eens Menschen herte verlustigen daer te wesen, ende te aensien, wat vreught, ghenoechte, ende blijschap een yeghelijck aldaer bedreef, niet also men pleeght in Zegefeesten, daer men hem

[pagina 277]
[p. 277]

verheughde van de strijdt overwinninghe, ende dat men den vyandt (door dwangh) wat te rugghe ghekeert hadde, 't welck dick meerder nijt baert, alsser voor henen gheweest is: maer dit was een volcomender herten-vreught, want men den wreeden vyandt nu tot eenen vriendelijcken bondtgenoot vercoent hadde: ende nu en was met sweert ende gheschut, geen veyle bau ende reys-plaetse ghemaeckt: maer met de wijse voorsichtighe beleefde reden, alsoo dat men in veel plaetsen het volck by hoopen sagh lof singhen, den goeden ghever alles goets, van zijn goede nu bewesen ghenade: ende op een plaets hoorde ick singhen, dit navolgende.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken