Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandse historische bronnen 9 (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandse historische bronnen 9
Afbeelding van Nederlandse historische bronnen 9Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandse historische bronnen 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

XML (0.60 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven
non-fictie/geschiedenis-archeologie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandse historische bronnen 9

(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 107]
[p. 107]

45 Aan Van Weede van Dijkveld

Berlijn, 21 februari 1672

 

Mijn Heer, U Wel Ed. missive van den 10e deesesGa naar voetnoot320 is mij den 19e daeraan volgende wèl geworden, waaruijt ick met aengenaemheijt sie de goede apparentie van dat het werck van Sijn Hoocheijt sal ingeschickt werden, oock dat men geresolveert heeft, de nieuwe wervinge haer voortganck te laeten nemen.

De lijste van de officieren bij Hollant gemaeckt is hier overgekoomen, die ick gisteren met den heer Churfurst hebbe gelesen. Daer sijn der onder, ende die niet van de minste, die hier van kleene reputatie sijn. Ick hadde altoos gemeijnt dat men geformeerde regimenten soude in het landt hebben laeten koomen, waertoe sich soo veel beroemde officieren hadden aengeboden, dan dat heeft niet willen wesen. Ick sien der onder anderen een baron van Renes, heer van GentGa naar voetnoot321, hetwelck ick meijn den soon van den heer van Blijenburgh te sijn. Ick weet niet dat die oyt gedient heeft en kan niet begrijpen hoe hij aan de Hollantse resolutie heeft konnen voldoen.

Hoe het de Heeren Staten van Utrecht sullen gemaeckt hebben, sal ick verlangen te verstaen. Ick wenschde, soo het moglijck was, dat men aan monsieur JoncheereGa naar voetnoot322, die hier bij mij is, een compagnie te voet wilde geven. Hij heeft voor desen langh gedient en is een eerlijck man, hij heeft een swaeger genaemt PusterleGa naar voetnoot323, die voor desen page is geweest van de princesse royalGa naar voetnoot324, een brave jong sterck kerl omtrent de daertig jaer, die langh gedient heeft ende bij gebreck van vrunden niet heeft konnen voortkoomen, sijnde een soon van den onderlieutenant PusterleGa naar voetnoot325. Ick wensche dat hij mogte een cornet of een lieutenantsplaats te voet in een van de nieuwe compagnieën bekoomen, waermede men dien ouden man seer soude contenteren. Soo het niet kan wesen in de eerste nieuwe wervinghe ende dat van die charges mogt wesen gedisponeert, dat doch Joncheere en hij in de tweede

[pagina 108]
[p. 108]

mogten voor gerecomandeert gehouden werden, waermede men mij soude verobligeeren.

Ick hoop dat volgens U Wel Ed. schrijven het different over de post van deffroijementen voor de Generaliteijtsreekenkamer sal afgedaen sijn. Het is langer als vijff weecken geleden dat ick gelt tot verval van mijn reijse bij de Generaliteijt hebbe gevoordert ende hetselve is bij Hollant overgenomen. Indes heb ick een wissel getrocken die tot noch toe onbetaelt blijft en sal in korten een tweede trecken. Ick versoecke dan dat U Wel Ed. neffens andere heeren van de regeeringhe wilt sorghe draegen dat ick magh weeten waer mijn betaalinghe sal volgen, opdat ick niet met disrespect ende schande van hier en gae.

De depenses vallen hier grooter, alsoo ick open taeffel houde en daegelijcx veele heeren ende cavalliers van het hoff daeraen heb, ende om de goede geneegentheijd die ick bij deselve allenthalve bespeure tot den Staet, moet men haar al mehr carresseren ende tracteeren als men anders niet doen en soude. In de kraemkamer van de ChurfurstinneGa naar voetnoot326 ende op het hoff sal nae mijn gissingh omtrent vijfthienhondert guldens moeten gegeven werden. Ick hadde noch omtrent duijsent rijcxd. aan ducaten onder mij en soude niet gerne een zoo groote somme daervan uijtgeven, alsoo mij niet teenemael van gelt mach ontbloeten, niet wetende wat mij mogte overkoomen. Indes blijven de 1.500 guldens ongegeven, daer men albereijts op smaet. Het spreekwoort gelt hier: ‘bis dat qui cito dat’Ga naar voetnoot327.

Het is mij aangenaam dat de heere van Mijn[d]en sich tot de heer van Zulensteijn ende andere mede wil voegen, waerdoor ik hoope dat die saecken eens ten eijnde sullen koomen ende dat men met de admissie van ymandts tot het lit der heeren edelen mijne kompste sal afwachten. Waermede verblijve - - -

voetnoot320
Niet aangetroffen.
voetnoot321
Willem, baron van Renesse van Baer, vrijheer van Gent. Vgl. Krämer, De Groot à De Wicquefort, 236: over de dood van deze majoor der cavalerie in 1673. Willems vader, Louis van Renesse van Baer, was inderdaad heer van Blijenburg geweest.
voetnoot322
Jan (Johan) de Joncheere, wagenmeester-generaal (Vorsterman van Oyen, Stam- en wapenboek, II, 125; Hora Siccama, Aanteekeningen, 371; Ten Raa, Staatsche leger, VI, 13: kapitein-petardier der artillerie). Hij fungeerde in deze tijd als hofmeester van Amerongen tijdens diens ambassade en was de zoon van Johan de Joncheere, hoogschout van Maastricht, en (de Utrechtse) Elisabeth (van Amstel) van Mijnden.
voetnoot323
Gratiaan de Pusterlé, in 1673 adjudant regiment cavalerie (Hora Siccama, Aanteekeningen, 555); vgl. Ten Raa, Staatsche leger, VI, 127). Blijkens Vorsterman van Oyen, Stam- en wapenboek, II, 125, was Johan de Joncheere gehuwd met Margaretha de Pusterlé.
voetnoot324
Maria Stuart, de weduwe van stadhouder Willem II.
voetnoot325
Volgens Vorsterman van Oyen, Stam- en wapenboek, II, 125, Hein de Pusterlé.
voetnoot326
Dorothea van Sleeswijk-Holstein-Glücksburg, tweede gemalin van Friedrich Wilhelm, ‘de grote keurvorst’, weduwe van Christian Ludwig van Brunswijk-Luneburg.
voetnoot327
‘Wie spoedig geeft, geeft dubbel’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Nederlandse historische bronnen

  • Briefwisseling van Godard Adriaan van Reede van Amerongen en Everard van Weede van Dijkveld (27 maart 1671-28 juli 1672)


auteurs

  • P.H.D. Leupen

  • Murk van der Bijl

  • Herman Quarles van Ufford


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 21 februari 1672