Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 6 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 6
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.24 MB)

Scans (29.30 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 6

(1902)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vlaanderen

Uit Vlaanderen.

De leden van de Zuid-Nederlandsche groep, die de minimum-bijdrage betalen en die dus ‘Neerlandia’ als postabonnement ontvangen, worden beleefd verzocht voor al wat den besteldienst van dit blad betreft, zooals klachten, adresveranderingen, enz., zich uitsluitend te wenden tot hun postkantoor of hunnen brievendrager. De andere leden gelieven te schrijven aan den Penningmeester der groep: den heer Eg. De Backer, Van-Hulthemstraat 52, Gent.

[pagina 9]
[p. 9]

Nieuwe toetreders tot het Alg. Ned. Verbond, die wenschen de minimum-bijdrage te betalen, kunnen zich 't best aanmelden door op de post eene inschrijving te nemen op ‘Neerlandia’, voor heel het loopende jaar, tegen storting van fr. 2,75. Enkel zij die verlangen beschermend lid te worden, wezen zoo goed het te laten weten aan den Penningmeester, met opgave van het bedrag, dat zij jaarlijks wenschen te storten.

 

De Vlamingen willen het nieuwe jaar niet intreden, zonder aan al de Nederlandsche stamverwanten hunne hartelijkste wenschen aan te bieden. Dat 1902 ons brenge den vrede voor Zuid-Afrika, vrijheid en onafhankelijkheid voor onze diepbeminde, bewonderenswaardige broeders en zusters, die in het afgeloopen jaar weer zooveel geleden hebben, maar fier mogen terugzien op den strijd der 12 laatste maanden; dat het Neerland's koningin hernieuwde hoop brenge op zalige moedervreugde en het Nederlandsche volk stoffelijken voorspoed en stijgende grootheid in kunst en wetenschap, dat het ons Vlaanderen de kracht schenke tot het volbrengen van zijn strijd voor taal en volksbeschaving, dat het alle leden van het Groot Nederlandsche gezin, waar zij ook mogen wonen op den aardbodem, nauwer vereenige in vriendschapsband, dieper verwarme en heller verlichte bij den gloed van het oplevend stambewustzijn. En moge ook het nieuwe jaar, bij het besef van eigen nationaal leven, in de harten van al de volkeren liefde strooien voor alle menschen, eene liefde zoo groot, dat zij den gruwzamen oorlog van de wereld verdrijven en bij vergeving voor alle verleden kwaad den vrede op aarde bevestigen kan.

Vooraleer voor goed het doode jaar te laten rusten, werpen wij een blik op den arbeid, dien het ons te verrichten heeft gebracht en moge de Vlaamsche beweging al niet wijzen op een eindresultaat van dien arbeid, op een schitterende zegepraal door de Vlaamschgezinden behaald, wij hebben toch veld gewonnen, wij zijn toch vooruitgegaan, zij het ook maar voetje voor voetje. Doch vooraleer hier nader op in te gaan, brengen wij nog eens eene weemoedige hulde aan onze dierbare afgestorvenen van het verloopen jaar: Meester Peter Benoit, Hilda Ram, Vader Sleeckx en anderen. Hunne nagedachtenis blijft leven in onze dankbare harten. Benoit's droom is zijne verwezenlijking nader getreden: Gevormd in zijne school, onder zijne leiding, hebben de mannen van het Lyrisch tooneel den strijd om een eigen lokaal voortgezet. Jan Blokx, Benoit's opvolger als bestuurder van het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium, heeft met zijn laatste gewrocht ‘De Bruid der Zee’ hun de eindzegepraal voorbereid. Thans heeft de gemeenteraad van Antwerpen een eerste crediet van 500.000 fr. gestemd voor den nieuwen lyrischen schouwburg. Hoezee!

Brussel en Antwerpen hebben prachtige uitvoeringen van 's Meesters werken gehoord; zijn roem verbreidt zich meer en meer, en de toondichters zijner school hebben in het afgeloopen jaar onzen schat van muziekwerken met mooie scheppingen verrijkt.

1901 heeft aan den drang naar vervlaamsching der Hoogeschool (van Gent) meer vorm gegeven, het stelsel Mac Leod met overgroote meerderheid door de Vlaamschgezinden zien aannemen, en door de werkzaamheden van het 2e studentencongres en door het onvermoeid streven van het propagandacomiteit van het Algemeen Nederlandsch Verbond, de belangstelling in den lande voor dat belangrijke vraagstuk veel meer algemeen gemaakt. Dit jaar zal de strijd krachtig worden voortgezet; dit bewijst de inrichting van het 3e studentencongres op Zondag 2 Februari aanstaande, door de vertegenwoordigers der Katholieke Studentenmaatschappij ‘Rodenbach's vrienden’ en der Liberale ‘'t Zal wel gaan’, voor de trapsgewijze maar volledige vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Diezelfde commissie heeft een schrijven gezonden aan de volksvertegenwoordigers, opdat zij er voor zouden zorgen, dat een Nederlandschkennend hoogleeraar aan de Gentsche universiteit worde benoemd om den afgestorven professor den heer Seresia te vervangen, en aan dien nieuwen professor de verplichting zou worden opgelegd zich te verbinden in het Nederlandsch te doceeren, zoodra de trapsgewijze vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool een aanvang zal nemen. Wij voorzien wel, dat dit nog niet gauw gebeuren zal, maar hoe lang en moeielijk de strijd ook moge wezen, wij deinzen er niet voor terug. De Vlaamsche Hoogeschool zal er komen, nu of binnen twintig jaar.

De arbeid der Vlaamsche beweging is slechts voor een klein gedeelte aan de oppervlakte; de grootste gebeurt stil, door het zich een weg banen van juiste begrippen over onze taaltoestanden in de hersenen, en van goede gevoelens er voor in de harten der onwetende en onverschillige Vlamingen, ook der Walen. Dit jaar is daartoe op breede schaal geijverd door de uitmuntende vlugschriften van Vermeylen (Vlaamsche en Europeesche beweging), van Mac Leod (Nieuwe wegen - Onze taal in de wetenschap), van Vercoullie (L'université flamande), en door de meesterlijke redevoering, op het nationaal feest van Juli, door Jan Van Rijswijck te Antwerpen uitgesproken. Die invloed kan moeielijk in de schaal worden gewogen, doch hij zal zich in de volgende jaren op praktische wijze toonen.

Bij de toepassing der taalwet op de Burgerwacht, zijn in de voorgaande jaren schandelijke wetsverkrachtingen door de oversten gepleegd. 1901 bracht in Gent de zegepraal aan de Vlaamschgezinden, voor wier rechtvaardige eischen majoor Stassinet buigen moest, alhoewel aan de wachten, die voor hun taalrecht in de bres waren gesprongen, niet ten volle recht wedervoer. De uitdrukking ‘Sale jésuite’, door den majoor gebruikt tegen een hunner, werd onder andere niet gestraft.

In Antwerpen is de strijd op dit gebied nog in vollen gang. Daar ook wordt in de bijzondere korpsen (uitgezonderd in de 2e groep der kanonniers) de taalwet nog immer ongestraft verkracht. Thans zijn ook, tegen twee officieren der infanterietroepen, tuchtmaatregelen genomen, omdat zij aan geene onwettige (uitsluitend Fransche) oproepingsbrieven, gehoor wilden geven. Doch beiden hebben eene aanklacht wegens wetsverkrachting en willekeurige strafoplegging ingediend. Zal ditmaal het recht zegevieren?

In het leger heeft de strijd voor onze taal nog geen begin genomen; zij speelt daar nog altijd de rol der arme Asschepoester; dat is nog een strijdpunt voor latere zorg. In het gerecht heeft men zich in het verloopen jaar meer en meer aan Vlaamsche rechtspleging gewend; maar hier komen toch soms nog ongehoorde klachten. Dit bv. Voor het assisenhof van Brabant stond op 5 November een Franschonkundige Vlaming terecht wegens doodslag; de geheele rechtspleging geschiedde in het Fransch en de betichte verstond geen woord. Is het niet wraakroepend?

Van denzelfden aard is het volgend feit, in Kortrijk gebeurd. Onlangs zat eene vrouw op het bankje en de voorzitter vroeg haar (wat niet wettelijk, maar toch zijne gewoonte is) in welke taal haar advocaat pleiten moest: ‘In 't Vlaamsch,’ antwoordde zij, doch heur advocaat zegde: ‘In 't Fransch of niet.’ De voorzitter herhaalde zijne vraag, de betichte herhaalde haar antwoord en de advocaat zijne weigering! En dat gebeurde tot zes maal toe! Welaan, Vlamingen, niet gerust, eer zulke handelingen onmogelijk zullen geworden zijn!

In de Kamers deed het gebruik onzer moedertaal weinig voortgang. Buiten den Heer De Backer (de heer Buyl schijnt ook al ontmoedigd) verwaarloozen zelfs onze Vlaamsche leiders het gebruik hunner eigen taal, zelfs daar waar haar minder algemeen begrepen worden geen nadeel doen kan aan de besproken zaak. Wat is de lamlendige slenter toch een sterke vijand!

In de openbare besturen, onder de bureelratten, vinden wij onze hardnekkigste vijanden, zij hebben ook in het afgeloopen jaar menige onwettelijkheid op taalgebied gepleegd en de strijd door de Vlaamsche beweging hiertegen aangebonden, vergt veel hardnekkigheid en een immer open oog. Die hebben wij gehad en zullen onzen ijver steeds voelen groeien. Aldus heeft de Gentsche Tak van het A.N.V. in de verloopen maand tot de Gentsche Volksvertegenwoordigers een schrijven gericht, om hen te verzoeken den Minister openbaar in de Kamer te ondervragen over de benoeming van een Vlaamschonkundigen Waal, ditmaal als leeraar voor viool, waarmede ons Gentsch Koninklijk Conservatorium opnieuw wordt bedreigd. De HH. Braun en Devigne hebben geantwoord, dat zij de rechtvaardigheid van onzen eisch erkenden en dat zij aan ons verzoek zouden voldoen.

In het lager- en normaal onderwijs, voor dit laatste alleen te Brussel, is de toestand nog erbarmelijk. Reeds aan kleine kleuters van zes en zeven jaren, wordt in onze steden, verscheidene uren per week, het Fransch ingepompt, terwijl in de Brusselsche kweekscholen, vooral van middelbaar onderwijs (ook in die van Gent is de taaltoestand niet schitterend) de studie van het Nederlandsch geene voldoende ruimte inneemt. Daar is voor de Vlaamschgezinden veel werk op de plank!

Ook de Hofbouwschool, de Nijverheidsschool, de Ambachtsscholen en de Beroepschool van Gent vergen voortdurend een waakzaam oog. Doch wij zullen waken.

Verheugend is de houding geweest van onzen toekomstigen vorst en zijne jeugdige gemalin tegenover onze taal.

Wij zien met vertrouwen tot hen op met de vaste hoop, dat de opvoeding van het kleine prinsje Leopold hem zal maken tot een vorst, die rechtvaardig zal zijn tegenover Vlamingen zoowel als tegenover Walen.

De sympathie voor de Boeren is in het afgeloopen jaar zoo

[pagina 10]
[p. 10]

mogelijk nog gestegen, dank zij de onvermoeide werking van het Belgisch Transvaalcomiteit, met zijnen wakkeren Voorzitter Reinhard, dank zij de reeks voordrachten eerst door Andries De Wet en Dr. Vallentin, later door Louw en Plokhooy in ons vaderland gehouden, maar dank zij vooral de houding der Boeren zelf, ons bekend gemaakt door onze Vlaamsche pers, waarbij ook Fransche bladen moeten genoemd worden als de ‘Petit Bleu’, die met de ‘Vlaamsche Gazet’ weer eene inteekenlijst geopend heeft voor de vrouwen en kinderen in de kampen; tegen de sympathie van het Belgische volk steekt de lafheid der Belgische regeering allertreurigst af,

De kamer van volksvertegenwoordigers heeft zich in de laatste maand eene onuitwischbare vlek op het voorhoofd gedrukt door het verwerpen, met 51 stemmen tegen 46, van de dagorde Van de Velde, over de boerenkampen, die als volgt was gewijzigd geworden.

‘De Kamer, diep ontroerd door het ongewoon cijfer der sterfte en inzonderheid door de sterfte der kinderen in de kampen van Transvaal en Oranje, drukt den wensch uit dat de maatregelen, door de Engelsche regeering genomen om die sterfte te doen verminderen, doeltreffend zouden zijn en gaat over tot de dagorde.’

Onze Vlaamschgezinde maatschappijen zij hier dank gezeid voor den ijver en de geestdrift waarmede de Vlaamsche belangen in het verloopen jaar zijn verdedigd geworden, zoowel taalbelangen als die der geestelijke- en kunstontwikkeling van ons volk. Wij willen nog aanstippen den Landdag van den Vlaamschgezinden Katholieken Landsbond van 1 en 2 September laatstleden, die zeer goed werk heeft verricht; het 5e Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, dat het wetenschappelijk Nederlandsch hier meer deed kennen en waardeeren, de zoo talrijke en nuttige lessen der Hoogeschooluitbreiding voor het volk, den bloei onzer Vlaamsche schouwburgen. Een woord van dank aan den Nederlandschen Boekhandel (Antwerpen en Gent), die krachtig de verspreiding der Nederlandsche boekwerken heeft ter hand genomen en daardoor aan onze beweging een niet te waardeeren hulp heeft geschonken.

Hebben wij, in het voorgaande jaar, met afwisselende hoop en angst de toebereidselen tot het vieren der Guldensporenfeesten gadegeslagen, thans schijnt de zaak verloren. Onverdraagzaamheid heeft van de Groeningerfcesten een twistappel gemaakt tusschen de politieke partijen, die zich thans elk langs haren kant voorbereiden op het vieren der helden van 1302.

Waar de Vlamingen schouder aan schouder moesten staan tot het officieelmaken van ons mooiste vaderlandsch feest, waaraan ook de Walen deel kunnen nemen; daar doet het, o, zoo wee, partijhaat en kleinzieligheid als oppermachtige vijanden van al wat goed is, ook hier te zien zegevieren.

En wat zal er nu van het Nederlandsch Congres geworden, dat in Augustus aanstaande in Kortrijk moest gehouden worden? Ook daaraan kunnen wij niet denken zonder angst en vreeze.

 

Eindelijk willen wij nog eens terugzien op den strijd dien wij te voeren hebben gehad tegen de eenige maatschappij, die zich openlijk als verklaarde vijandin der Vlaamschgezinde gedachten heeft doen kennen, namelijk de ‘Association flamande pour la vulgarisation de la langue française.’

Zij heeft eerst krachtdadig, hoewel zonder het te weten, meegewerkt tot het welgelukken van het 2e studentencongres voor de Vlaamsche hoogeschool, door hare dwaze plakbrieven, die zoo talrijk en goed door de Vlaamschgezinden zijn beantwoord geworden; zij heeft den Nederlandschen Hoogleeraar Van Hamel als een werktuig willen gebruiken, zij heeft zich door den Provincialen Raad van Oost-Vlaanderen eene gevraagde subsidie zien weigeren voor haar ‘profijtelijk boekje’, ze heeft haar kind, ‘de Taalkwestie’, op zijn doodsbed verloochend, ze heeft Fransche leergangen ingericht, waardoor zij de Vlaamsche beweging niet in het minst heeft geschaad, voor zooverre zij ze niet heeft gebruikt om laster te strooien en valsche begrippen over onzen taalstrijd te stichten, zij heeft eene waardige afdeeling gesticht te Antwerpen en zal ook hetzelfde te Brussel doen, en eindelijk heeft zij op hare laatste algemeene vergadering in December laatstleden, het zoo beruchte institut Rachez verloochend, dat nochtans door de stichting harer Antwerpsche afdeeling, aldaar een hulphuis heeft gekregen.

Hier is onze strijd geen strijd tegen onwetendheid of inertie, maar een strijd tegen jezuitisme en laffe huichelarij, leugen en grof bedrog, en dat is wel de lastigste van allen, omdat wij walgen van zulken vijand. Minachtende spot alleen past hier, geen bezadigd, diepdoordacht betoog.

Wie twijfelt er dan ook aan, dat die maatschappij ‘flamande’ is, wanneer wij in het officieel verslag der algemeene vergadering, Dinsdag, 10 December, in de Flandre libérale verschenen, lezen dat een der kopstukken zich heeft gewaardigd de ouders der in de prijskampen mededingende leerlingen in het Nederlandsch aan te spreken. Of gebeurde dit wellicht om verstaan te worden en in afwachting dat die ouders, door de werking der Association het Fransch genoeg zullen kunnen begrijpen, om de heeren Vulgarisateurs toe te laten de taal van het land volkomen te ‘ignoreeren?’ Dat zij de vijand is van de ‘Vlaamschgezindheid’ steekt zij soms niet onder stoelen en banken, maar wie kan haar dien haat kwalijk nemen als men hoort dat, in de Athenea der Vlaamsche steden, door het toedoen dier verfoeide Vlaamschgezinden, de taal van het volk, de taal van uwe geleerden, van uw hooger en lager onderwijs, o Nederlanders! tot voertaal is aangenomen voor de minderheid der leervakken (o, gruwel!) zoodat het beruchte institut Rachez te Gent en te Antwerpen tot stand is gekomen ‘sans aucune intervention de notre Association, quoi qu'on en ait dit.’

Hierover schrijft het ‘Volksbelang’ van Gent:

‘On slaat hier op de Flaminganten. Iedereen weet, dat die lieden niets anders doen dan liegen en bedriegen.

Dit koen protest van den vulgairen redenaar welde op uit een loyaal gemoed, dat een diepen afkeer voelt voor leugen, bedrog of welk jezuïtisme ook.

Die mannelijke fiere taal juichen wij van harte toe, want iedereen te Gent weet, dat niemand onder de Vulgarisateurs bij iedere groote vacantie bij de ouders der leerlingen van ons Athenaeum en van onze middelbare school heeft rondgeloopen om hunne kinderen naar het Institut Rachez te drijven; dat niemand onder de Vulgarisateurs in den Bestuursraad van het Institut Rachez zetelt; dat nooit een oud-rector der Gentsche Hoogeschool, ijverig lid der Vulgarisateurs, de prijsuitreikingen van het Institut Rachez heeft voorgezeten; dat geen enkel donateur van het nieuw gesticht onder de Vulgarisateurs te vinden is; dat geen enkel lid van het Bestuur der Vulgarisateurs naar Antwerpen gegaan is om de Société flamande op het banket der stichting van het tweede Institut Rachez aldaar officiëel te vertegenwoordigen en er eenen warmen heildronk namens de Gentsche Vulgarisateurs in te stellen; enz., enz., enz.

Dit alles is geschied sans aucune intervention de l'Association.

Wij hopen eerstdaags daarover eenen plakbrief op onze muren te zien verschijnen, waarin de verontwaardigde Vulgarisateurs elke solidariteit met het Institut Rachez zullen afschudden, evenals zij in den loop van den zomer met klank het blad De Taalkwestie in 't openbaar verloochend hebben.

Dan hebben wij die flinke daad van eerlijkheid ook naar waarde geschat; want, zooals men zich herinneren zal, en zooals iedereen te Gent weet, heeft nooit één lid van het bestuur der Vulgarisateurs het blad in quaestie bestuurd, noch de kopij er van persoonlijk naar de drukkerij gedragen; nooit heeft datzelfde ijverig lid der Vulgarisateurs de proeven van dat blad in het lokaal der Vulgarisateurs laten brengen om ze aldaar te verbeteren en persklaar te maken; nooit werd bevel gegeven aan den drukker iederen keer geheel het pak nummers der Taalkwestie naar het lokaal der Vulgarisateurs te laten brengen, om ze door de zorgen van een bestuurslid der Association flamande van daar uit de wijde wereld in te zenden.

Dit alles gebeurde nogmaals sans aucune intervention de l'Association.

Men zou een echte jezuïet moeten zijn, om dit alles te durven loochenen. Geheel de stad kan er van getuigen.’

Verwondert het u dan nog, dat de Association de Vlaamschgezinden haat? Zij immers zijn zoo vijandig gezind tegen de ‘chère langue française’ dat zij ze snood willen verdrijven uit de Gentsche Hoogeschool, om er het ‘sale patois’, (ons Nederlandsch, a.u.b.) te laten tronen.

Maar de Association zal waken, dat het oude regiem behouden blijve, want het opdringen van ‘ce langage nouveau’ heeft slechts voor doel ‘de servir quelques budgétivores.’

De Vulgarisateurs werken ook niet voor het Fransch alleen, want ‘zij hebben aan de Vlaamsche gemeentebesturen gevraagd de studie van Fransch, Engelsch en Duitsch te willen bevorderen.’ Waarom zij dat niet aan de Waalsche provinciën vragen? Die hebben immers aan het Fransch genoeg! Het is daarenboven een feit in ons Vlaanderen dat al de Franskiljons het Engelsch en het Duitsch machtig zijn (ja, sommigen zelfs ook eenige woorden Nederlandsch) terwijl de Vlaamschgezinden, alhoewel ze hunne kinderen Fransch doen leeren, het volk slechts éene taal willen laten kennen. Dit is natuurlijk, daar het de weerspiegeling is van den toestand in Frankrijk en Nederland. De Franschen zijn immers beroemd om hunne kennis der vreemde talen, terwijl de Nederlanders in hun taaltje ingesloten zitten als in een Chineeschen muur, verstoken van alle buitenlandsch geestesleven. Wat afschu-

[pagina 11]
[p. 11]

welijke Flaminganten, die hun volk in den toestand van het Nederlandsche zouden willen brengen!

Doch, Goddank, de Vulgarisateurs zijn daar:

‘Par nos travaux, nous cherchons à démolir la barrière, qui sépare les riches des classes moins favorisées par la fortune.’

Dat de Vlaamschgezinden dit doel trachten te bereiken door van de hoogere standen de kennis van de Nederlandsche taal te vergen, is toch al te dwaas, niet waar! De rijken hebben immers geen tijd, om Nederlandsch te leeren, terwijl de werklieden, 's avonds om 8 uren, na hunne dagtaak, en des Zondags in de lessen der Association zich in de kennis van het Fransch kunnen bekwamen.

Hoe slecht de Vlaamschgezinden zijn, heeft ook de heer De Smet de Nayer bewezen.

Denk eens, gansch onze geschiedenis door, zijn in onze gewesten Fransch en Vlaamsch zoo goed overeengekomen. De taal van het volk lag immer ten gronde en de fiere Fransche taal stond met haren hiel op Vlaanderens nek. ‘En, zegt de heer De Smet de Nayer, toch heeft zelfs het Napoleontische keizerrijk het Vlaamsch niet kunnen vernielen, evenmin als het Hollandsch regiem de studie van het Nederlandsch verplichtend heeft kunnen maken.’

‘De Grondwet van 1830, zegt hij verder, die de gelijkheid der landstalen uitriep, heeft aan de misbruiken een einde gemaakt.’ (Daar twijfelt nu toch niemand aan!) Die domme Flaminganten hebben geen ander doel dan het Noorden van België van de Waalsche provinciën te scheiden, die snoodaards!

Heusch, het is een reuzenwerk, zulken kwaadwilligen dommepraat te wederleggen. En toch moet het, want hij wordt geloofd door honderden, die niet beter weten. Komt, Vlaamschgezinden, voor ons heerlijk ideaal zij ook die strijd ons niet te zwaar!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken