Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 6 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 6
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.24 MB)

Scans (29.30 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 6

(1902)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Boekbespreking

De oorlog in Zuid-Afrika door Dr. W. van Everdingen. Eerste tijdvak: Van 11 October 1899-Maart 1900. Met drie kaartjes en een inleidend woord van Dr. H.J. Kiewiet de Jonge. Delft. - J. Waltman Jr. 1902.

Het is een reuzenarbeid de overtalrijke gegevens over dezen oorlog stelselmatig te rangschikken en ze dan nog tot een aangenaam geheel te verwerken. Alle Nederlanders kennen de verschillende merkwaardige feiten van deze worsteling.

[pagina 92]
[p. 92]

Ze hebben ze elken dag gelezen in hun krant; maar de meeste kunnen zich geen recht begrip vormen van die bonte opeenvolging van berichten. Hun loopt het hoofd een beetje om van die dwarreling van tijdingen. Den draad hebben ze al heel gauw verloren, met hoeveel belangstelling ze ook het geheele verloop gevolgd hebben. Dit beweren is geen geringschatting van de krantenlezers. Het is niet meer dan natuurlijk. Om den draad duidelijk te volgen moet men een studie van de geschiedenis maken en dit kan niet ieder, hiervoor heeft niet ieder den lust, den tijd of de bekwaamheid.

Dr. Van Everdingen heeft de bekwaamheid, den lust en den tijd. Hij heeft van het begin de snelle opeenvolging van berichten nagegaan. Hij gloeide voor die reuzen worsteling, en - zooals dr. Kiewiet de Jonge het in zijn inleidend woord zegt - uit louter hartstocht is dit boek geworden.

Wij moeten waardeering en bewondering hebben voor de zorg waarmee de schrijver heeft gezocht, verzameld, gewikt, geschikt en gewogen; waarmee hij de feiten aaneen heeft geregen en waarmee hij alles zoo uitvoerig heeft beschreven, zonder één oogenblik iets van de gloeiende geestdrift te verliezen die zijn boek zoo aantrekkelijk maakt.

De breede opzet - het werk dat slechts de eerste zes maanden van den oorlog behandelt, beslaat ruim 380 bladzijden - had zoo licht aanleiding gegeven tot een ongelijkmatige verdeeling. Onze aandacht had zoo gemakkelijk in ruimer mate kunnen worden gevraagd voor het eene feit dan voor het andere. De schrijver had zoo gemakkelijk, bij den reusachtigen rijkdom van gegevens, door te groote uitvoerigheid aan de duidelijkheid van zijn betoog kunnen schaden. Dit nu is de groote verdienste van dr. Van Everdingen's boek, dat het vlot geschreven is en een klaar en schilderachtig beeld geeft van alle belangwekkende gebeurtenissen welke die eerste zes maanden van den strijd de geheele wereld hebben in spanning gehouden.

De schrijver verdeelt zijn boek in tweeën. Het eerste deel omvat het tijdperk van het uitbarsten der vijandelijkheden tot den inval in den Oranje Vrijstaat. Het tweede begint met de beschrijving der toebereidselen en verkenningen die dezen inval voorafgingen en eindigt met de beschrijving van de reeks gebeurtenissen, die den snellen opmarsch van Lord Robert's leger mogelijk maakten doordat zij den Boeren langen tijd met schrik en ontmoediging sloegen; bedoeld worden hier: de overgave van Cronjé en het ontzet van Ladysmith.

Een overzicht te geven van de verdeeling en inrichting van Dr. Van Everdingen's werk zou mij te ver voeren. Het is overigens niet mogelijk grepen uit het boek te doen om een denkbeeld te geven van de wijze van bearbeiding der stof. Het boek vormt één geheel dat niet te verbreken is.

De schrijver stelt op den voorgrond dat het niet in zijn bedoeling heeft kunnen liggen een geschiedkundig werk te leveren en ook dr. Kiewiet de Jonge wijst den lezer in zijn voorrede hierop. Voor den wetenschappelijk ontwikkelden lezer zijn deze opmerkingen natuurlijk niet bestemd. Hij weet dat wij te dicht op de feiten staan om een duidelijk overzicht te kunnen krijgen. Hij weet dat nog te veel in het duister ligt. Hij weet dat daarvoor ook het bestudeeren van andere bronnen noodig is als die waarover de historicus tot heden kan beschikken. Alle gedachten aan een geschiedkundige studie blijven dus verre. Maar dan doet zich toch nog de vraag op waarom de schrijver bijna uitsluitend gebruik heeft gemaakt van de Hollandsche boeken die over den oorlog verschenen zijn en alleen de aanhalingen uit werken in andere talen geeft, zooals die in onze Nederlandsche pers zijn verschenen. Een verkeerde aanhaling uit een artikel van mijn hand over generaal Botha zij dr. Van Everdingen bij voorbaat vergeven. Onduidelijkheid in den stijl zou hier voorgewend kunnen worden. Bij een volgenden druk, die wij verwachten dat niet lang zal uitblijven, kunnen ook foutjes verbeterd worden, foutjes die den schrijver bij kalmer lezing zullen zijn opgevallen. Ik wijs slechts op den voetnoot op blz. 38 waar staat dat de Johannesburger politie het eenige goed gedrilde en gediciplineerde corps was van het Boerenleger; - en waar blijven dan de artillerie-corpsen der beide republieken? -

op de letters O.V. (Oranje Vrijstaat) op blz. 235 achter den naam van Andries Cronjé, waar de Transvaalsche Andries Cronjé, wordt bedoeld;

op de vermelding dat de la Reij den 5en Februari 1900 nog in den omtrek der Diamantstad was (blz. 237), terwijl hij, ook volgens den schrijver, blz. 352, toen de troepen te Colesberg aanvoerden;

op het beweren dat Piet Cronjé reeds bij den slag van Rooilaagte (25 Nov. 99) aanwezig was;

op het ‘Sir’ voor Rhodes' naam (blz. 66.)

op de opheldering achter de letters Z.A.R.P. (Randpolitie) die natuurlijk Zuid Afrikaansche Republikeinsche Politie beteekenen;

en zoo zou ik kunnen voortgaan hier en daar kleine vlekken aan te toonen, die het zoo ernstig bedoelde boek ontsieren.

Zou de schrijver meenen dat Christiaan de Wet, toen hij Piet Cronjé te Paardenberg ter hulp snelde, (blz. 275) op zijn weg van Blauwbank speciaal een omrit zou maken over Jacobsdal dat bovendien bezet was door de Engelschen; terwijl het gewone pad volkomen vrij van den vijand was?

Zoo is het moeilijk te begrijpen waarom dr. Van Everdingen, waar hij overal in zijn voetnooten zeer nauwkeurig de volledige titels der door hem geraadpleegde boeken opgeeft, telkens spreekt van de Ambtelijke Verslagen van Lord Roberts, waar hij bedoelt de ‘South African Despatches, Vol. I en II.

Zou ook Dr. Van Everdingen in een volgenden druk het verhaal niet weglaten van Generaal White die aan Gen. Joubert uittreksels uit zijn dagboek zou hebben laten brengen met verzoek ze naar het departement van Oorlog te Londen te willen doorzenden; uit welke uittreksels de opperbevelhebber der Boeren de juiste verliezen der Engelschen gedurende de drie eerste weken van het beleg van Ladysmith zou hebben gezien? Gesteld dat dit verzoek werkelijk zou zijn geschied - wat ieder zeker sterk zal betwijfelen - en ingewilligd, zou Gen. Joubert dan zoo onbescheiden zijn geweest van den inhoud kennis te nemen en die openbaar te maken?

Doch waarom meer punten te noemen; ik ben er van overtuigd dat de schrijver zijn zoo merkwaardig boek aan een zeer kalme en ernstige herziening zal onderwerpen, alvorens den tweeden druk de wereld in te zenden. Van harte zij Dr. Van Everdingen intusschen alle succes toegewenscht met zijn zoo geestdriftigen arbeid.

Dordrecht 24 Juli '02.

Frederik Rompel.

Theodore Roosevelt: Amerikanisme, vertaald en met voorwoord door J. de Hoop Scheffer, Haarlem, Vincent Loosjes 1902.

Als er een boek is, dat de belangstelling van de vrienden van een Algemeen Nederlandsch Verbond vraagt, dan is het wel deze verzameling van twaalf opstellen van Theodore Roosevelt, den president der Vereenigde Staten van Noord-Amerika.

Vooral omdat het boek, door het eerste hoofdstuk, een gevaar voor een Algemeen Nederlandsch Verbond openbaart, een gevaar voor idealisten, menschen, die iets voelen voor vaderlandsliefde en stamgemeenschap hier in Europa en ginds in Amerika. Het opstel van Roosevelt handelt over diezelfde idealen, maar de wijze waarop ze nagestreefd worden door hem, brengt niet met zich een eerbied hebben voor, een samenwerken met andere menschen, die voor hun stam, hun land dergelijke idealen koesteren. De redeneering luidt niet: ‘Wij Amerikanen voelen zoo verbazend veel voor een gezond Amerikanisme, we kunnen ons daarom te beter voorstellen wat gij Nederlanders voelt voor een A.N.V.; we willen u daarom in dat streven helpen, ook waar dat Verbond hier in Amerika arbeidsveld koos’.

Integendeel, het Amerikanisme eerbiedigt niet het recht van een ander nationalisme, zoodra dit moet groeien op Amerikaansch grondgebied.

De Nederlandsche en de Amerikaansche idealen van patriotisme komen hier in strijd, in botsing met elkaar.

Zijn ideaal noemt de schrijver nog wel ‘het ware Amerikanisme’, zooals de titel luidt van dat eerste opstel in zijn boek, gedateerd April 1894. Eenige aanhalingen uit dit artikel zullen duidelijk doen zien, dat afstammelingen van Nederlanders als Roosevelt niet willen helpen bevorderen de belangen van den Nederlandschen stam door de taal en zelfs niet door het behoud van Hollandsche gewoonten, Hollandsche gebruiken, ja van het geloof der Hollanders.

De lezer oordeele zelf:

‘Wij heeten den Duitscher, den Ier welkom, die Amerikaan wil worden, maar kunnen geen vreemdeling gebruiken, die niet afstand wil doen van zijn nationaliteit. Wij verlangen geen Duitsch-Amerikanen en Iersch-Amerikanen.’

 

‘Wij zijn vurige voorstanders van het openbaar onderwijs. In 't Engelsch en in geen andere taal moet onderwijs worden gegeven.’

 

‘Tracht hij (de imigrant) zijn moedertaal te blijven spreken, na enkele geslachten ontaardt ze in een leelijk koeterwaalsch. Houdt hij vast aan zijn oude gebruiken, binnen korten tijd wordt hij een onbeholpen zonderling.’

[pagina 93]
[p. 93]

‘De Nederlanders hadden meer moeite te wennen dan de Hugenoten; niettemin is 't hun eindelijk toch gelukt, en zij zijn er goed bij gevaren. Een der voornaamste generaals in den onafhankelijkheidsoorlog, en een der presidenten van de V.S. (nu twee, Roosevelt zelf) waren van Nederlandsen bloed, maar zij stegen tot hun posities, de hoogsten in den lande, door dat zij Amerikanen waren geworden en hadden opgehouden te zijn Nederlanders. Hadden zij zich bij hun landgenooten aangesloten en zich door taal, gebruiken en geloof van de overige Amerikanen afgescheiden, Schuijler was zijn leven lang gebleven een boersche landheer, en Van Buren zou zijn dagen geëindigd hebben als een ‘nederig logementhoudertje.’

 

Zou het ware vaderlandsliefde zijn als wij van de Duitschers in Amsterdam en Rotterdam vergden dat ze Hollanders werden, dat ze weg deden hun Wochenzeitung, hun Niederl. Nachrichten? Of mogen we Holland en Indië niet vergelijken met Amerika, en het doel van een A.N.V. niet met Amerikanisme, het doel van een British Association, een Alliance française, een Alldeutschen Verband? Kunnen deze niet naast elkaar werken in eerlijken wedloop?

Te vergeefs zoekt men in het boek van R. naar een trotschzijn op Nederlandsche afkomst, op het dragen van een Nederlandschen naam.

Voor Engelsch voelt R. meer. Wat Engeland deed was goed. (Ook in Zuid-Afrika?) Als we het opstel ‘het ware Amerikanisme’ gelezen hebben en dat over ‘Gebiedsvergrooting en vrede’ (5 jaar later geschreven), dan wordt het ons duidelijk waarom de Boeren geen steun vonden bij Amerika, ten minste bij Amerikanen als Roosevelt, wiens voorvaderen met die der Boeren, met die der Nederlanders, tegen Spaansch imperialisme streden.

Maar èn Boeren, èn Hollanders in Amerika hebben deze gemeenschappelijke afstamming vergeten: zij zingen niet meer het Wilhelmus-lied.

Nog èene aanhaling, uit ‘Gebiedsvergrooting en vrede’:

‘Engelands invloed in het Nijldal is van onberekenbaar nut voor de beschaving. Wie de geschriften leest van de Oostenrijksche priesters en leeken, die onder het bestuur van den Mahdi in Soudan gevangen werden genomen, zal beseffen dat, toen Engeland den Mahdi ten onder bracht en Soudan vermeesterde, het een onschatbaren dienst aan de menschheid bewees en de geheele beschaafde wereld aan zich verplichtte’.

 

Imperialisme kunnen we misschien aldus omschrijven: overnemen der voogdij, indien deze wordt waargenomen door een minder volk (Spanje over Cuba, Philippijnen), totdat het geleide volk mondig is. Dan ook voogdij laten varen.

Theodore Roosevelt heeft veel geschreven, vijftien werken, behalve vele tijdschriftartikelen. En nu zegt de heer J. de Hoop Scheffer in de voorrede van ‘Amerikanisme’: ‘Zal iedereen tijd en volharding genoeg hebben om den langen tocht door al die deelen en tijdschriften te volbrengen?

In Amerika? - 't gaat ons minder aan.

Maar onze landgenooten, trots hun belangstelling voor het rijk dat misschien nog eenmaal ons volksbestaan zal moeten helpen verzekeren, - zullen zij niet op een derde van hun lectuur blijven steken?’

Van het door mij onderstreepte zinnetje wordt licht door een vluchtig voorwoord-lezen de juiste beteekenis niet gevoeld.

Maar als we het boek gelezen hebben en dan ons afvragen: ‘Zullen mannen als Roosevelt misschien nog eenmaal ons volksbestaan moeten helpen verzekeren?’ dan zeggen we: Wij hopen buiten die voogdij te kunnen. Wij zullen eerst trachten sterk te zijn door een A.N.V. En... er zijn in Amerika nog andere patriotten, goede Amerikanen, die Hollandsch spreken (geen koeterwaalsch), Hollandsche bladen lezen; of anderen die de taal niet meer beoefenen, maar die trotsch zijn op hun Hollandsche afkomst, en hoog houden Hollandsche deugden, Hollandsche gewoonten en het oude geloof. En van die lieden zal grooter steun uitgaan voor een opbloeien van den Hollandsche stam in Europa, in Indië, in Amerika, in Afrika, dan van beoefenaren van het Ware Amerikanisme.

 

Heemstede, 13 Juni 1902.

J. Rasch.

Het Onderwijs in Zuid-Afrika, vooral in betrekking tot de Nederlandsche Taal. - Lezing gehouden door Dr. N. Mansvelt. - Uitgegeven ten voordeele van de Transvaalsche onderwijzers in de verstrooiing. - Amsterdam, J.H. de Bussy - 1902.

De lezing werd gehouden en was reeds gezet vóór de vrede gesloten werd, zegt de schrijver in een kort voorwoord. Enkele uitdrukkingen klinken daardoor anders als ze nu zouden moeten luiden; maar de belangrijkheid van de beschouwingen is er niet minder om. Vooral nu het onderwijs in Zuid-Afrika op Engelsche leest zal geschoeid worden, heeft het helder en duidelijk overzicht, dat Dr. Mansvelt van de verschillende stelsels voor onderwijs in de voornaamste staten van Z.-A. geeft, des te meer waarde.

Eerst behandelt de schrijver de Kaap-kolonie en komt tot het besluit, dat ondanks de stiefmoederlijke behandeling, die de Nederlandsche Taal daar nu ongeveer een eeuw lang ondervonden heeft, deze zich zoo wèl heeft weten te handhaven, ondanks de Van der Bijls, Van der Riets en Cloete's, die zich Vanderbail, Vanderriet en Klietie noemen, ondanks ook predikanten der Nederduitsch Gereformeerde kerk, wier huistaal Engelsch is. Schrijver noemt als oorzaken den taaien Hollandschen aard, de Bijbel en den eersten Transvaalschen vrijheidsoorlog (1880-'81). Over Natal en den Oranje-Vrijstaat is hij kort. De laatste vormde door zijn ligging den overgang tusschen Engelsch en Hollandsch. Vele Vrijstaatsche welopgevoede jonge dochters spreken en schrijven dan ook bij voorkeur Engelsch.

Uitvoerig is de oud-superintendent van onderwijs natuurlijkerwijze over de Z.-A. Republiek.

Levendig schetst hij den treurigen staat van het onderwijs ten tijde van zijn komst, de groote moeilijkheden, die hij heeft moeten overwinnen, de verdachtmaking waaraan hij bloot stond voor hij de scholen op het betrekkelijk hoog peil had, dat het Departement in staat stelde zoo voorbeeldig op de Parijsche Wereldtentoonstelling voor den dag te komen en de bekende onderscheiding te verwerven.

Aan het eind van zijn lezenswaardig boekje geeft Dr. Mansvelt het middel aan de hand om te verhoeden, dat de Nederlandsche Taal, die zij het dan ook in gewijzigden vorm door honderdduizenden in het Zwarte Werelddeel over een groote uitgestrektheid grondgebied gesproken wordt, ònderga: Hare oude Moeder vatte haar bij de hand, steune hare nog wankele schreden en sta haar bij in den geweldigen strijd, die nu eerst recht beginnen zal.

‘De Nederlandsche Taal heeft nog eene schoone, grootsche toekomst in Zuid-Afrika; maar dan moet zij niet zich zelve in den weg staan, zooals zij dat nu doet. En dat doet zij ernstig, op gevaar af van haar voortbestaan te verbeuren, door het zoo angstvallig vastklemmen aan die verouderde vormen; die dwaze kunstmatige geslachtsregels; die door niemand dan schrijvers en kanselredenaars meer in acht genomen buigingsvormen; die, schijnbaar althans, zoo willekeurige spelregels!’

‘Geef mij het kind en ik heb den man’ luidt een spreekwoord in Z.-A. Te veel hebben Hollandsch-Afrikaansche ouders die groote waarheid uit het oog verloren. Niet genoeg kan ze in het oog gehouden worden door allen, die thans willen meewerken om ten minste de taal en daarmee het volkskarakter te redden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • F.J.L. Rompel

  • Johannes Rasch

  • over Willem van Everdingen

  • over Jacob Gijsbert de Hoop Scheffer

  • over N. Mansvelt


datums

  • 24 juli 1902

  • 13 juni 1902