Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 9 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 9
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (31.12 MB)

XML (1.38 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 9

(1905)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Tegen de Wet op het Nederlanderschap.

Bij rondschrijven van 6 Februari 1905 heeft het Hoofdbestuur aan alle Groeps- en afdelingsbesturen van het Verbond buiten Nederland, en aan alle Nederlandsche Vereenigingen en Kamers van Koophandel in den vreemde den stand van zaken in verband met de beweging tegen de gewijzigde wet op het Nederlanderschap medegedeeld.

Dat rondschrijven eindigde aldus:

‘Wij meenen dat thans de beurt is aan alle rechtstreeks bij de zaak betrokkenen, om hunne meening uit te spreken en zich met adressen tot de Regeering en de Staten Generaal te

[pagina 51]
[p. 51]

wenden, wanneer zij van oordeel zijn, dat de wet, zooals zij nu luidt, niet mag worden gehandhaafd.

Mocht door U tot afzenden van adressen worden besloten, dan zal het ons aangenaam zijn daarvan afschrift te ontvangen.’

Tot dusverre zijn hierop bij het Hoofdbestuur de volgende antwoorden ingekomen:

 

De Groep ‘Nederlandsche Antillen’ van ons Verbond verzond het volgende adres:

 

De Groep ‘Nederlandsche Antillen’ van het Algemeen Nederlandsch Verbond gevestigd te Willemstad op Curaçao veroorlooft zich de vrijheid zich tot uw Kamer te wenden met het beleefd doch dringeud verzoek het wel daarheen te willen leiden, dat de Wet van 12 December 1892. (Staatsblad Nr. 268) op het Nederlanderschap en Ingezetenschap worde gewijzigd in dier voege, dat het verlies van het Nederlanderschap afhankelijk worde gesteld van eene positieve handeling, zoodat hij die eenmaal het Nederlandsch burgerrecht heeft gekregen dit recht overal blijft behouden, totdat door hem uitdrukkelijk te kennen wordt gegeven, dat hij wenscht op te houden Nederlander te zijn.

Met groote voldoening heeft de Groep kennis genomen van het adres van de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen aan Uwe Kamer gericht in October 1904, met welk adres zij zich ten volle vereenigt.

Het komt de Groep onnoodig voor in bijzonderheden te treden betreffende de redenen, die het wenschelijk en noodzakelijk maken gemelde wet te herzien, daar die gronden reeds uitvoerig uiteengezet zijn in voormeld adres.

De groep vermeent evenwel met bijzonderén nadruk er op te moeten wijzen dat, terwijl dit een zaak is, welke ieder Nederlander ter harte moet gaan, dit in het bijzonder het geval is voor onze Kolonie. Immers vele Curaçaonaars moeten reeds op jeugdigen leeftijd hun land verlaten om in den vreemde in hun levensonderhoud te voorzien.

Dat de in den vreemde gevestigde Curaçaonaars geenszins den band wenschen te verbreken die hen aan het moederland verbindt, doch integendeel zich steeds met fierheid op hunne nationaliteit beroepen, hebben zij meermalen getoond.

De troonsbestijging van onze geliefde Koningin is immers met geestdrift gevierd geworden door de Curaçaonaars gevestigd in de omliggende republieken en hard is het voorzeker, dat door een onwillekeurig verzuim, één pennekras voldoende zoude zijn om hen hunne nationaliteit te doen verliezen.

Bovendien is het een bekend feit, dat de Curaçaonaar gehecht is aan de vlag waaronder hij geboren is en zoodra zijn finantieele toestand het eenigszins toelaat, keert hij terug naar zijn geboortegrond om aldaar na zwaren arbeid zijn verder leven door te brengen, wel een teeken dat hij zich aan het moederland blijvend wenscht te verbinden.

Willemstad, 10 Februari 1905.

Johan Gaerste, Voorzitter,

J.A. Snijders Jr., Secretaris.

 

De Nederlanders te Teheran verzonden het volgende adres aan den Minister van Buitenlandsche Zaken:

 

Geven met eerbied te kennen de ondergeteekenden, Nederlanders gevestigd te Teheran,

dat zij doordrongen zijn van het besef dat Nederland en zijne koloniën voordeel kunnen trekken, in een opzicht van stoffelijke welvaart, van aanzien, van taal en van ras, van elken zich in het buitenland bevindenden Nederlander, mits deze wete dat het Vaderland hem of haar niet aan eigen lot overlaat;

dat het mitsdien goed voor het nederlandsche volk, voor de koloniën, voor den hollandschen stam is dat van Regeeringswege breede opvattingen gehuldigd worden ten aanzien van de tusschen de in het buitenland vertoevende onderdanen van Hare Majesteit de Koningin en het Vaderland bestaande banden;

dat de mogelijke nadeelen van zulk een stelsel van breede opvattingen, naar hunne bescheidene meening, geen gewicht in de schaal leggen tegenover de groote voordeelen van de aanhankelijkheid aan het Vaderland en zijne koloniën van elken daarbuiten gevestigden Nederlander, welke liefde in den regel des te sterker bij hem spreekt naarmate hij verder van den geboortegrond verwijderd is, naarmate hij zich meer afgezonderd gevoelt en grooter strijd te voeren heeft om zijne zelfstandigheid, zijne nationaliteit, zijne hoedanigheid als ‘Staal’ van het land waartoe hij behoort, hoog te houden;

dat de bepaling van artikel 7. 5 der Wet van 12 December 1892 (Stsbl. 268) op het Nederlanderschap en het ingezetenschap voor den in het buitenland gevestigden Nederlander die hem in strijd met bovenstaande, een zijner dierbaarste rechten doet verliezen door het nalaten eener bloote formaliteit, huns inziens eene enge, harde en eene te strenge bepaling is;

dat, naar de bescheidene meening van ondergeteekenden, het recht van zich Nederlander te noemen, niet vanzelf zou mogen verloren gaan, doch alleen wanneer de betrokkene persoonlijk, door eene daad, er blijk van geeft op bedoeld recht niet langer prijs te stellen;

dat de ondergeteekenden derhalve met zeer levendige belangstelling hebben gevolgd de stappen, welke van verschillende zijden zijn en worden gedaan om te geraken tot opheffing van bovengenoemde wetsbepaling, meer in het bijzonder de pogingen daartoe in het werk gesteld door het Algemeen Nederlandsch Verbond en onlangs de Nederlandsche kolonie te Londen;

dat zij zich aansluiten bij hen die de wetswijzigingen voorstaan in den meest uitgebreiden zin ten gunste van het niet verloren gaan van

[pagina 52]
[p. 52]

het Nederlandschap, overtuigd als zij zijn dat het Nederlandsche ras bij de moeielijkheid om zich te handhaven, bij de krachtsinspanning vereischt voor het Rijk in Europa en voor de Nederlandsche Koloniën om in het strijdperk der natiën mede te dingen, geen enkelen zijner rechtgeaarde zonen of dochteren missen kan; - weshalve zij de vrijheid nemen zich tot Uwe Excellentie te wenden met het eerbiedig verzoek dat het haar moge behagen het dáárheen te leiden, dat worde tegemoet gekomen aan de wenschen van hen, die reeds tengevolge van meergemelde wetsbepaling hunne nederlandsche nationaliteit hebben verloren, alsmede van hen welke het voorrecht van Nederlander te zijn niet willen verliezen door een onwillekeurig verzuim of door buiten hun wil gelegen omstandigheden.

Hetwelk doende, zij de eer hebben zich met vorigen eerbied te teekenen.

 

J.P. de Hoog.
W. de Hoog-Sommerfeld.
Joost de Vos.
B. Leeuwenburgh.
Maurits Wagenvoort.
L.A. Scholtz.
C.F. Prins.
J.A. Prins-Goudhade.

 

De Nederlandsche Vereeniging te Petersburg, secretaris de heer A. Gerth van Wijk, richtte zich aldus tot de 2e Kamer der Staten Generaal:

De ondergeteekenden alle Nederlanders, wonende te Sint Petersburg, betuigen hierbij hunne instemming met het door de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen verzonden adres aan de 2e Kamer der Staten Generaal in zake de wet op het Nederlanderschap.

 

De heer L.H. Smeding, secretaris der Hollandsche club te Antwerpen schreef:

‘De Hollandsche club te Antwerpen steunt onveranderd en zonder voorbehoud het adres der Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen en zal aan de Nederl. Vereeniging tot Hulpbetoon en de Wilhelminavereeniging te Antwerpen voorstellen hetzelfde te doen.’

16 Maart werd het gezamenlijk adres aan de 2e Kamer verzonden.

Red.

 

Adres van de vereeniging ‘Nederland’ te Dusseldorp:

Aan de Tweede Kamer der Staten Generaal!

 

Geven met den verschuldigden eerbied te kennen, de ondergeteekenden, allen Nederlanders, tezamen uitmakende het Bestuur van de Vereeniging ‘Nederland’ gevestigd te Düsseldorf,

dat de Vereeniging voornoemd, kennis genomen heeft van het door de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen, aan Uw College gericht adres betreffende de Wet op het Nederlanderschap en Ingezetenschap van 12 December 1892 (Stbl. 268),

dat de Vereeniging ‘Nederland’ te Düsseldorf met den inhoud van dit adres volkomen instemt,

dat in eene openbare vergadering van in de Rijnprovincie (Duitschland) gevestigde Nederlanders, een motie van den volgenden inhoud met algemeene stemmen werd aangenomen:

‘Het is wenschelijk art. 7, al. 5o der Wet van 12 December 1892 (Stbl. 268) op het Nederlanderschap en Ingezetenschap in dien zin te wijzigen, dat het Nederlanderschap verloren wordt door het, behalve ter zake van 's Lands dienst, woonplaats vestigen buiten het Rijk en zijne Koloniën of Bezittingen in andere werelddeelen, mits zulks gepaard gaat of gevolgd wordt door eene verklaring van den afwezige aan den burgemeester of het hoofd van het plaatselijk bestuur zijner laatste woonplaats in het Rijk of zijne Bezittingen of Koloniën in andere werelddeelen, of aan den Nederlandschen Gezant of den Nederlandschen Consulairen ambtenaar van het land, waar de afwezige woont, dat hij niet langer den staat van Nederlander wenscht te behouden;
terwijl kostelooze naturalisatie worde toegezegd aan degenen, die door verzuim van kennisgeving, bedoeld in art. 7, al. 5o, hun Nederlanderschap hebben verloren.’

redenen, waarom ondergeteekenden er bij Uw College op aandringen, het tot stand komen eener wijziging der Wet op het Nederlanderschap en Ingezetenschap van 12 December 1892 (Stbl 268) in den zin als in boven-aangehaalde motie omschreven, te willen bevorderen.

't Welk doende, enz.,

 

E. Everts.
H. Muller.
H. van Foreest.
J.C.A. Sepp.
P. van der Graaf.

 

Antwoord van de Nederlandsche vereeniging Dutch Club te Londen:

Wij ontvingen Uwe circulaire van 6 dezer, van welker inhoud het ons aangenaam was kennis te nemen.

De meening geldt echter, dat voorloopig van Londensche zijde voldoende gedaan is om eene billijke verandering der Wet op het Nederlanderschap te verkrijgen. Met groot genoegen echter zien wij Uwe pogingen ook van andere zijde pressie uit te oefenen.

Hoogachtend

Namens het Hoofdbestuur,

IJ. O. Staab,

Secretaris.

 

Antwoord van de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Smyrna:

Wij hebben de eer de goede ontvangst te erkennen van Uw rondschrijven van 6 dezer, waarbij U ons uitnoodigt ons aan te sluiten bij

[pagina 53]
[p. 53]

de beweging die door de Nederlandsche Kolonie te Londen op touw is gezet ter uitlokking van eene herziening der wet op het Nederlanderschap.

Overtuigd dat de bestaande wet voor alle in den vreemde gevestigde Nederlanders noodlottige gevolgen hebben kan en uit dien hoofde bezorgd voor onze Kolonie alhier, hebben wij besloten, in de eerstvolgende Algemeene Vergadering onzer Kamer voor te stellen de noodige stappen te doen ten einde aan de Staten Generaal kenbaar te maken welke wijzigingen de Nederlandsche Kolonie te Smyrna in de wet op het Nederlandschap zoude wenschen te zien aangebracht.

 

Antwoord van de Nederlandsche Kamer van Koophandel te New-York:

In antwoord op Uwe circulaire van 6 Febr. jl. hebben wij de eer U te berichten, dat wij begin December 1904 een adres aan de Tweede Kamer der Staten Generaal hebben gericht om instemming te betuigen met het adres der Kamer van Koophandel te Londen betreffende het Nederlanderschap. Wij spraken daarin als onze meening uit, dat in de Nederlandsche wet als beginsel het verlies en niet het behoud van het burgerrecht afhankelijk behoort te worden gesteld van een positieve handeling.

Hoogachtend,

René J. Jessurun,

Secretaris.

 

De Nederlandsche Kamer van Koophandel voor Australasia, Voorzitter: W.L. Bosschart, Secretaris: L. Reens, verzond volgend schrijven aan de Ned. K.v.K. te Londen:

 

Melbourne, 12 Januari 1905.

Wij hebben de eer U onzen dank te betuigen voor het dezer dagen bij Uwe missive van 4 Nov. l.l. ontvangen exemplaar van Uw adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, betreffende verandering van de wet op het Nederlanderschap en Ingezetenschap.

Het bestuur onzer Kamer moet echter tot zijn groot leedwezen bezwaar maken om een adres in den geest als het Uwe te richten tot de Nederlandsche Regeering, met het oog op de ver strekkende gevolgen en groote moeilijkheden, die uit de door U gewenschte wijziging zouden voortvloeien.

Buitendien zien wij in de verklaring bedoeld in art. 7 sub 5 der wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap een hoogst nuttigen maatregel tot versterking van den band tusschen de Nederlandsrs in den vreemde en Nederland, waardoor Nederland op de hoogte blijft van het bestaan zijner kinderen.

Om verschillende redenen zouden wij de bedoelde verklaring dus willen zien gehandhaafd.

Intusschen deelen wij volkomen Uwe groote sympathie voor hen, die, tengevolge van een ‘onwillekeurig’ verzuim d.w.z. door het nalaten der verklaring, hun Nederlanderschap verliezen, en zijn wij van gevoelen dat zoodanige wijziging in de bestaande wet wenschelijk is, als waardoor de gevolgen van dat onwillekeurig verzuim, zonder kosten en naturalisatie, ongedaan kunnen worden gemaakt.

Met het oog hierop zouden wij de toevoeging van eene bepaling willen bepleiten dat degeen die, onwillekeurig verzuimd heeft de in art. 7 sub 5 voorgeschreven verklaring tijdig te doen, en daardoor den staat van Nederlander heeft verloren, dien terugbekomt zoodra betrokkene den wil om dien terugtebekomen, te kennen geeft aan den Nederlandschen Gezant of een Nederlandschen Gezant of een Nederlandsch consulair ambtenaar in het land van inwoning of aan den burgemeester of het hoofd van het plaatselijke bestuur van de woonplaats in het Rijk of Koloniën

Om verschillende redenen zouden wij echter ook voor de aflegging van laatstbedoelde verklaring een termijn van tien jaren willen zien stellen, aanvangende van af den dag waarop betrokkene den staat van Nederlander heeft verloren.

Overigens zouden wij het van belang achten dat alle Nationaliteits-bewijzen van de Commissarissen der Koningin, alle paspoorten, verhuisbiljetten of huwelijkspapieren in het buitenland moetende dienen, in roode letters de waarschuwing inhielden, dat Nederlanderschap o.a. wordt verloren door een tienjarig verblijf in den vreemde, tenzij aan den Nederlandschen Gezant of Consul in het land van inwoning worde kennisgegeven door betrokkene dat hij/zij Nederlander wenscht te blijven.

Indien verder, - zooals aan het Consulaat-Generaal te Melbourne, - een Alphabetisch Centraal-Register wordt gehouden van alle bij de Consuls in het betrokken land- of werelddeel ingekomen verklaringen, en betrokkenen, - waar mogelijk, - tijdig worden herinnerd aan den termijn voor aflegging der verklaring, zal verlies van nationaliteit door onwillekeurig verzuim stellig uiterst weinig meer kunnen voorkomen en c.q. in den verderen termijn van tien jaren nog meestal kunnen worden hersteld.

In overleg met het Consulaat-Generaal alhier, is de welwillende aandracht der Nederlandsche Regeering in bovengemelden zin op deze aangelegenheid gevestigd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.A. Snijders jr.

  • Johan Gaerste

  • IJ.O. Staab

  • RenĂ© J. Jessurun


datums

  • 10 februari 1905

  • 12 januari 1905