Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 11 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 11
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.72 MB)

Scans (28.72 MB)

XML (1.41 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 11

(1907)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zuid-Nederland.

De Vlamingen zijn nog geen meesters in hun eigen land.

De gebeurtenissen van de afgeloopen maand hebben het nogmaals bewezen: de Vlamingen zijn nog geen meesters in hun eigen land. Na jaren strijd, na een bespreking van bijna twee lange maanden in de Kamer, is men het in ons Parlement nog niet eens kunnen worden over het wetsvoorstel Coremans en werd het, tot nader onderzoek, naar een parlementaire commissie verwezen. Dit was in de gegeven omstandigheden nog het beste wat er mee kon worden gedaan, want, zooals het in eerste lezing was aangenomen, had het toch geen kans er bij de tweede stemming door te komen, en beter dan één van die vele amendementen of subamendementen aan te nemen, waardoor de Vlamingen toch geen voldoening zouden hebben gekregen en begiftigd zouden zijn geworden met wat men een ‘loi de façde’ noemt, was het òf te handelen zooals gedaan werd òf de wet maar in eens te verwerpen.

Dit laatste heeft men niet durven doen; en daardoor leverde men het bewijs, dat men het toch nog niet zoo heelemaal waagt om den Vlamingen den voet dwars te zetten. Het zou anders voor de Vlaamsche Beweging nog niet zoo slecht geweest zijn, indien men de wet zonder meer verworpen had. Dan zou pas voor goed de verontwaardiging wakker geworden en de verbittering ontstaan zijn. En er is niets zoo goed voor den vooruitgang van een beweging dan de gemoederen te verbitteren van hen, die de strijders voor die beweging zijn. Hebben wij het niet in 1897 gezien, toen de Senaat de gelijkheidswet verworpen en de burgemeester van Brussel de groote Vlaamsche straatbetooging in de hoofdstad verboden had? Toen werd het nationaal, Vlaamsch bewustzijn bij veel Vlamingen wakker geschud, toen heeft de Vlaamsche Beweging misschien meer nieuwe aanhangers aangeworven dan in al de jaren die voorafgegaan waren. Het is een algemeen waargenomen feit, dat hoe meer men beproeft een nationaliteit te onderdrukken, hoe meer die nationaliteit het besef van haar waardigheid krijgt. En men moet ook niet uit het oog verliezen, dat er onder de Vlamingen velen gevonden worden, die voor geen geld den naam van Flaminganten zouden willen dragen, die zelfs niet eens zijn wat men Vlaamschgezind noemt, maar die toch in zekere gevallen gevoelen, dat zij ‘Vlaamsche jongens’ zijn en dan ook niet willen dulden, dat hun in dit opzicht iets tekort wordt gedaan. Er sluimert in die menschen een heel flauw nationaal bewustzijn, waarvan zij zich zelf geen rekenschap geven, doch dat op een zeker oogenblik toch ontwaakt. En om dit wakker te schudden is niets zoo goed als tegenkanting.

Dit goed gevolg zal ook stellig het gescharrel met het wetsvoorstel Coremans hebben, al spreekt het van zelf, dat dit gevolg niet met wiskunstige nauwkeurigheid kan worden nagegaan. Maar wanneer de bewuste commissie niet met een oplossing voor den dag komt, die de Vlamingen kan bevredigen, dan ware het te wenschen, dat de werkelijke Vlaamschgezinde volksvertegenwoordigers een afkeurende stem uitbrachten, liever dan zich tevreden te stellen met een halve wet. Het vraagstuk blijft dan weliswaar onopgelost, maar beter is het geen oplossing dan een halve oplossing.

Het schijnt toch niet meer dan billijk dan dat een afgevaardigde de opdracht vervult, die hij van zijn kiezers gekregen heeft, niet meer dan logisch dan dat hij in voeling blijft met zijn lastgevers. Dit is een algemeene regel, die natuurlijk ook geldt waar het de Vlaamsche zaak betreft. Doch juist in die laatste kwestie is het, dat wij door niemand minder dan den leider der rechterzijde in de Kamer, den heer Woeste, de stelling hebben hooren verkondigen, dat een afgevaardigde niet gebonden is aan de beloften, die hij aan zijn kiezers gedaan heeft. Het zal wel niet noodig zijn te wijzen op al het onzedelijke, dat zoo een theorie behelst, vooral wanneer zij verkondigd wordt door den leider van een partij, naar wien zich toch steeds aller oogen richten, door iemand, welke voortdurend beweert te strijden voor al wat waar en zedelijk is. Doch eigenaardig is het nogmaals, dat de bespreking van een Vlaamsche wet tot zoo een verklaring aanleiding moest geven.

Neen, de Vlamingen zijn nog geen meesters in hun eigen land, het weze hier ten tweeden male gezegd. En wanneer zij in hun eigen land hun gelijkstelling met de Walen durven vragen, dan kan men een minister in de Kamer hooren zeggen, - al is hij dan ook Vlaming en door een Vlaamsch arrondissement afgevaardigd - dat zij onruststokers zijn. Dit werd beweerd van zekere leden van ‘de Verbroedering der Vlaamsche tolbeambten’, een machtige maatschappij, uit overtuigde Vlamingen bestaande, - misschien juist zoo overtuigd omdat zij verbitterd zijn - die op alle mogelijke wijzen door het verfranschte hooger bestuur vervolgd worden, omdat zij het wagen hun belangen als Vlamingen te verdedigen, omdat zij het wagen te verzoeken, dat zij op denzelfden voet als hun Waalsche collega's zouden worden behandeld, omdat zij durven opkomen voor recht en rechtvaardigheid. Daarom wordt hun het leven lastig gemaakt en verwijt een minister hun in volle Kamer, dat zij onruststokers zijn.

[pagina 131]
[p. 131]

De Vlamingen zijn nog geen meesters in hun eigen land! Dat heeft ook hetgeen te Gent in de ‘Liberale Associatie’ gebeurd is, bewezen. Daar bevond zich op de voorloopige lijst van de kandidaten, die voor de a.s. gemeenteverkiezing in October moeten worden voorgedragen, o.a. ook de bekende hoogleeraar Vercoullie, die, buiten verschillende hoedanigheden, ook die bezit, dat hij een trouw kind van zijn volk is. Maar in die ‘Liberale Associatie’ bevinden zich een aantal leden, die, vooraleer liberaal te zijn Vlaamschhaters zijn. En dank zij hun werking, zijn zij er in geslaagd professor Vercoullie in den ‘poll’ te doen vallen, natuurlijk niet omdat hij geen goed liberaal is - daaraan twijfelt niemand - maar omdat hij Vlaamschgezind is, omdat men met de denkbeeldige vrees rondliep, dat hij in de Vlaamsche stad Gent Schepen van Openbaar Onderwijs had kunnen worden, - al is er dan ook in de verste verte geen sprake van dat de huidige titularis van dit ambt zal aftreden - en dat hij misschien het onderwijs in die stad wat meer had kunnen vervlaamschen dan nu het geval is.

Welk gevolg de liberale Vlamingen te Gent aan die honende vernedering zullen geven is nog niet bekend, maar, wat er ook van zij, dit feit heeft eens te meer bewezen, dat waar Vlaamschgezindeni en niet Vlaamschgezinden te zamen gaan, de eersten altijd het kind van de rekening zijn.

En wat te Brussel is voorgevallen, is dat ook niet teekenend? Daar moest een stokhouder van de balie worden gekozen en dezen maal kwam de plaats toe aan de Katholieken. Als hun candidaat was de heer Juliaan Van der Linden vooruitgezet, aan wiens overtuigde gevoelens als Katholiek niemand ooit getwijfeld heeft, die als Vlaamschgezinde volstrekt geen hemelbestormer is, die zelfs bij de eerste stemming van het wetsvoorstel Coremans een afkeurende stem had uitgebracht en later met een amendement was voor den dag gekomen, dat zoo wat niemand had bevredigd. En toch werd hij niet als stokhouder gekozen! En het werd zonder omwegen bekend, niet omdat men iets tegen zij persoon had, maar alleen omdat hij Vlaamschgezind was.

Dat is de balans dus van de afgeloopen maand: een anti-Vlaamsche werking op heel de linie. Al de vijanden der Vlamingen, of zij katholiek of liberaal heeten, zijn eerst en vooral anti-Vlaamsch. En intusschen blijven de goedzakkige Vlamingen als dusdanig juist verdeeld ten gevolge van hun politieke denkbeelden, terwijl zij nochtans bij hun tegenstrevers zulke uitstekende lessen zouden kunnen nemen.

Quousque tandem! Hoe lang nog? Wanneer zullen hun de oogen eens opengaan en zij tot de overtuiging komen, dat boven alles het nationaal begrip staat, het ideaal van het Algemeen Nederlandsch Verbond, het Groot-Nederlandsche denkbeeld, zonder welk voor Vlaanderen geen redding mogelijk is en zij nooit meesters in hun eigen land kunnen worden?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken