Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 31 (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 31
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.90 MB)

Scans (28.64 MB)

ebook (4.72 MB)

XML (1.43 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 31

(1927)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Wat wil het Alg. Ned. Verbond.
II.

Zooals men uit de Verbondswet kan zien, komt daarin het woord ‘Vaderland’ niet voor. Spreken wij van ons vaderland, dan denken wij vanzelf aan het Koninkrijk der Nederlanden, bepaald binnen de staatkundige grenzen, die daarvoor nu eenmaal op grond van geschiedkundige gebeurtenissen zijn vastgesteld. Wij denken aan een staatkundige eenheid, met onze geliefde Koningin aan het hoofd. En niemand kan van ons eischen, dat wij van dat vaderland afstand zouden doen, evenmin als iemand mag verlangen, dat wij staatkundige grenzen zouden willen

[pagina 70]
[p. 70]

uitbreiden. Het A.N.V. is geen politiek verbond en zou dat ook niet kunnen wezen, zonder de Nederlandsche Regeering in moeilijkheden te brengen. Toch bestaan voor het A.N.V. de politieke grenzen niet. Het omvat met zijn belangstelling een veel grooter vaderland dan het Koninkrijk der Nederlanden en beschouwt de zuidelijke grens van Zeeuwsch Vlaanderen en Noord-Brabant niet als de lijn, waarbinnen het met zijn werkzaamheid blijft, want over die grens ligt een land, waarvan de bewoners voor de grootste helft ook Nederlanders zijn, die óf tongvallen spreken, welke aan de tongvallen van ons land nauw verwant zijn, óf een beschaafd Nederlandsch, dat slechts in onwezenlijke eigenaardigheden van het onze verschilt. In dat Zuid-Nederland, die groote noordelijke helft van België, is de Nederlandsche taal, evenals bij ons, ambtelijke regeeringstaal, al bestaat daarnaast als tweede regeeringstaal ook het Fransch ter wille van de Walen in Zuid-België. Die vier millioen Zuid-Nederlanders nu telt het A.N.V. mee, als er van het Nederlandsche Stamgebied in Europa sprake is.

Daartoe bepaalt het Verbond zich echter niet. Het vergeet niet, dat er in de Nederlandsche Oost- en Westindische gebieden ook Nederlanders wonen en dat er tienduizenden uit ons land en uit Zuid-Nederland zich gevestigd hebben in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, daar aan andere wetten gehoorzamend dan wij, maar niettemin nog Nederlanders in hun hart. En ook in hun taal, want er zijn geheele streken in de Vereenigde Staten, waar dorpen en ook steden liggen met een uitsluitend of gedeeltelijk Nederlandsche bevolking, en waar - als bewijs daarvan - ook nog vele in het Nederlandsch opgestelde dag- en weekbladen uitkomen. Het A.N.V. tracht er voor te waken, dat die broeders aan de overzijde van den Oceaan niet van ons vervreemden in de groote republiek, eenmaal door onze voorvaderen gesticht, nu helaas verengelscht, maar al moeten zij ook, ter wille van hun bestaan, opgaan in de Amerikaansche samenleving, trouw blijven aan het Moederland, dat hen als stamgenooten liefheeft.

En wie weet niet, dat de uitgestrekte Zuidpunt van Afrika tot aan de Limpopo toe voor een belangrijk deel bevolkt is met afstammelingen van Nederlanders of van latere nakomelingen, die zich grootendeels, ook in hun taal, daarbij hebben aangesloten. Nog niet al te lang is het geleden, dat elk hier te lande met belangstelling en trots de kansen van den heldenstrijd volgde, die daar door de burgers der beide Republieken van Zuid-Afrika tegen de veroveringszucht der Engelschen werd gestreden, alsof het een oorlog was, dien wij zelf voerden. Hoe algemeen was toen ook hier te lande de droefheid over de nederlagen, waardoor ten slotte de Boeren gedwongen werden zich aan de Engelsche overmacht te onderwerpen! Maar ook als onderdanen van het Britsche wereldrijk kunnen de Zuid-Afrikaners onze stamverwanten blijven en, wat wij kunnen, zullen wij doen om te maken, dat wij over en weer ons aan elkaar verwant zullen blijven gevoelen.

Houden wij deze belangrijke Stamgebieden buiten de Nederlandsche Rijksgrenzen in 't oog en geven wij ons verder rekenschap van de groote beteekenis der Nederlandsche gebieden in Oost- en West-Indië, vooral de eerste - waarover straks - dan is het ons duidelijk, dat de rang van Nederland niet wordt bepaald door het Rijk in Europa alleen. Zóó beschouwd is het een groot Nederland, dat slechts een eenheid behoeft te vormen, om zich den naam van Groot-Nederland waardig te maken.

Wat nu echter zal de eenheidsband zijn, wat het kenteeken, waaraan men de burgers van Groot-Nederland herkent?

Van gemeenschappelijken godsdienst kan geen sprake zijn. Hier te lande vindt men als van ouds in onze Republiek vertegenwoordigers van allerlei godsdiensten, in Zuid-Nederland zijn de Katholieken ver in de meerderheid, in Zuid-Afrika de Calvinistische Protestanten. Het A.N.V. kan daarom en wil dan ook niet letten op godsdienst, evenmin als het let op staatkundige overtuiging. Zou dan de eenheid misschien gelegen zijn in een gemeenschappelijke geschiedenis? Maar hoe kort zijn telkens de tijdperken geweest, waarin de geschiedenis van Zuid-Nederland ook die van Noord-Nederland was en, wanneer Zuid-Afrika een werkelijke geschiedenis krijgt, gaat die bijna geheel buiten het moederland om. Gelijkheid van zeden dan? Maar is die mogelijk bij een zoo verschillend verleden van handelaars en zeevaarders, landbouwers en fabrikanten, mijnwerkers en ossendrijvers, struiskweekers en leeuwenjagers?

Eén band is er, die alle burgers van Groot-Nederland verbindt en waardoor zij zich van alle vreemdelingen onderscheiden: de Nederlandsche taal, die zij allen spreken en waardoor zij allen elkaar verstaan. En daar in de taal het innigst volksgevoel zich uit, is zij niet slechts het uiterlijk kenteeken hunner eenheid, maar ook het middel om zich inniger bij elkaar aan te sluiten, om meer één te worden, dan zij het nog zijn; eindelijk ook en voor alom gezamenlijk te strijden voor uitbreiding en opvoering der Nederlandsche cultuur. Met recht heeft het A.N.V. dan ook altijd op die Nederlandsche taal met alles wat daaraan verbonden is en er uit volgt den meesten nadruk gelegd als eerste middel om zijn doel te bereiken. Vandaar ook, dat het Verbond reeds veel gedaan heeft voor het zuiver houden of zuiveren van de taal van bastaardwoorden of barbarismen. Zelfs krijgt men wel eens den indruk, alsof verscheidene leden van het Verbond dat, hoewel zeer ten onrechte, als de voornaamste taak van het Verbond beschouwen, wat dan weer anderen, ook buiten het Verbond, als schromelijke overdrijving afkeuren. Zeker is een overmatig gebruik van vreemde woorden ongewenscht, en wanneer er nieuwe in onze taal trachten binnen te dringen, moet men zich, vóór zij er burgerrecht verkregen hebben, vooraf wel goed rekenschap geven, of zij er noodig of overbodig zijn, terwijl verbanning van alle bastaardwoorden alleen tot taalverarming zou kunnen leiden. Laat ieder lid van het Verbond trachten zelf zoo zuiver Nederlandsch te schrijven als hem mogelijk is, maar niet tevens voor anderen zoeken uit te maken, wat nog als zuiver Nederlandsch kan beschouwd worden en wat niet. Dat is een uiterst moeilijk vraagstuk, waarover zelfs taalbeoefenaars het nog lang niet eens met elkaar zijn. Matigen leeken zich daarover nu een al te beslist oordeel aan, dan zetten zij de deur open voor een eindeloozen twist over kleinigheden, die menigeen van het A.N.V. afkeerig zou kunnen maken.

Vrij wat belangrijker strijd dan over bastaardwoorden heeft het Verbond te voeren in het belang van de Nederlandsche taal, een strijd die echter meer buiten de grenzen van ons vaderland gestreden wordt, dan daar binnen. Wij voor ons kunnen tevreden zijn. Aan het Hof en in de aanzienlijke kringen wordt tegenwoordig niet meer Fransch gesproken, dan voor het onderhouden der diplomatieke betrekkingen

[pagina 71]
[p. 71]

noodig is. Wij danken dat boven alles aan het helder inzicht der Koningin-Moeder, wier dochter het door haar gegeven voorbeeld is blijven volgen en ook zelve reeds zoo vele bewijzen heeft gegeven van liefde voor de Nederlandsche taal. Van zelf en geleidelijk zullen daarmee ook wel de vreemde winkelopschriften verdwijnen, waartegen ook de Taalcommissie van het A.N.V. onafgebroken strijd voert.

Anders echter is het buiten onze grenzen. In Zuid-Nederland, waar drie millioen menschen wonen, die geen Fransch kunnen spreken, tracht een groot deel der beschaafden nog altijd in Vlaanderen, Brabant en Limburg het Fransch als hoogere omgangstaal te handhaven, ofschoon daarnaast het Nederlandsch nu ten slotte, althans in naam en volgens de wet, maar geenszins algemeen in de praktijk, dezelfde rechten heeft verkregen als regeeringstaal. Het zou ons veel te lang ophouden, indien wij ook maar een oppervlakkig overzicht trachtten te geven van hetgeen er sinds omstreeks het midden der negentiende eeuw in Zuid-Nederland gedaan is, om daar - naast de tongvallen - een algemeene Nederlandsche taal te doen heerschen als de eigenlijke taal der beschaving, en om ook de lagere bevolking aandeel te doen krijgen aan die beschaving door haar op de scholen dat Nederlandsch te doen kennen, waarvan de geschriften haar een hoogere opvoeding zullen kunnen geven dan zij in hun eigene - slechts in een zeer beperkt gebied heerschende - tongvallen kunnen krijgen. Ware de taalstrijd in Zuid-Nederland uitsluitend een strijd voor de rechten derzelfde moedertaal, die ook onze moedertaal is, reeds dan zou hij onze belangstelling in hooge mate verdienen. Hij is echter nog veel meer dan dat: hij is een strijd om de Nederlandsche beschaving te brengen aan honderdduizenden, die nu nog in de treurigste onwetendheid gedompeld zijn, omdat zij geen enkele letterkundig ontwikkelde taal kennen, evenmin Fransch als Nederlandsch, en die niet voor het Fransch te winnen zijn, omdat hun streektaal daarmee geen punt van overeenkomst vertoont, maar die wel door middel van het Nederlandsch tot een hooger peil van ontwikkeling kunnen worden opgeleid. Dat de Fransch sprekende aristocratie - de Franskiljons, zooals zij genoemd worden - daar de vernederlandsching van het volk nog altijd zooveel mogelijk tracht te verhinderen om zelf het roer in handen te kunnen houden, maakt den strijd dubbel moeilijk. Wie sinds jaren dien strijd met hoofd en hart heeft gevolgd, weet echter, hoeveel er allengs al gewonnen is; en die vooruitgang is voor hem een waarborg, dat ten slotte de zegepraal zal behaald worden...... als de Zuidnederlandsche voorstanders van de vernederlandsching maar niet verslappen in den strijd. Onze taak als Noord-Nederlanders nu is het, hen aan te moedigen door onze belangstelling, onze sympathiebetuigingen en, zoo vaak dat mogelijk is, ook door onze krachten, onze geestelijke en stoffelijke hulp. Dat die belangstelling bij ons - ofschoon in de laatste jaren aanmerkelijk toegenomen - nog niet algemeen is, is alleen hieraan te wijten, dat het groote publiek nog zoo weinig besef er van heeft, welk een uiterst belangrijke en voor de verbreiding der Nederlandsche beschaving beslissende strijd daar in België wordt gestreden. Het A.N.V. stelt zich derhalve in Vlaanderen ten doel - door middel van zijn afdeelingen aldaar - den strijd te voeren voor de Vlaamsche, d.i. Nederlansche, beschaving, en in Nederland kennis te verspreiden aangaande hetgeen er in Zuid-Nederland omgaat, overtuigd, dat die kennis belangstelling en steun met zich zal voeren.

Daar is verder nog een ander land, dat óók zijn taalstrijd te strijden heeft, namelijk Zuid-Afrika.

Daar is thans het Afrikaansch naast het Engelsch tot ambtelijke taal des lands verheven.

Het Afrikaansch heeft zich geleidelijk uit het Nederlansch ontwikkeld als zelfstandige taal. Wil het als zoodanig zich kunnen handhaven, hetgeen alleen mogelijk is, wanneer het zich verder ontwikkelt, dan zal het zich voortdurend uit het Nederlandsch moeten kunnen voeden. Daarvoor is kennis van het Nederlandsch bij de meer ontwikkelde Afrikaners noodzakelijk.

Het moet aan het beleid der Afrikaansche leiders worden overgelaten er zorg voor te dragen, dat het Afrikaansch naast het Engelsch als ambtelijke taal gehandhaafd kan worden.

Als echte zonen van de Republiek der Vereenigde Nederlanden dulden zij trouwens ook geen inmenging van hun Europeesche broeders, hoe goed die ook bedoeld moge zijn. Maar toch kunnen wij wel iets doen en doen wij ook iets. Wij voeren er onze Nederlandsche boeken in. Groote bezendingen gaan er jaarlijks heen en worden kosteloos verspreid, meestal in boekerijen geplaatst. Zoo trachten wij te verhinderen, dat de Zuid-Afrikaners, die zelf nog maar een zeer weinig omvangrijke litteratuur hebben, al hun geestelijk voedsel bij de Engelsche schrijvers opdoen, in den waan dat in het Nederlandsch niets geschreven is, dat de moeite van het lezen waard zou zijn. En verder hebben wij ook onze hoogescholen voor Zuid-Afrikaners opengesteld, door het hun gemakkelijker te maken daar een wetenschappelijken graad te verwerven, dien zij tevoren gewoonlijk in Engeland zochten te verkrijgen. Zoo hopen wij hun de erkentenis af te dwingen, dat de Nederlandsche wetenschap in geen enkel opzicht voor de Engelsche behoeft onder te doen om, uit bescheidenheid, maar niet meer te zeggen.

Het A.N.V. kan voor het overige zijn werkkring slechts in Zuid-Afrika zelf vinden, d.w.z. de Afrikaners moeten daar de leiding van het Verbond zelf in handen nemen.

Uit het voorafgaande blijkt het doel, dat het A.N.V. zich in Zuid-Afrika te stellen heeft: de propaganda voor een zuiver Afrikaaansche beschaving, samenwerkende met de Nederlansche, om door een trouwe wisselwerking beide rijker en krachtiger te maken.

Maar daarvoor is noodig, dat het Afrikaansch zich niet zóo ver van het Nederlandsch verwijdert, dat kennis van de eene taal niet zonder grondige studie van de andere in staat stelt deze te begrijpen.

Wat nu is, vergeleken bij het meestrijden in twee zoo hoogst belangrijke, alle maatschappelijke belangen betreffende, taalworstelingen, het armzalig twisten over een bastaardwoord meer of minder! Op liefde voor onze eigen Nederlandsche beschaving en de uiterste inspanning om haar te verspreiden onder Nederlanders en stamverwanten door middel van onze mooie, rijke taal komt alles aan.

 

(Slot volgt.)

Leden, werft Leden!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken