Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 38 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 38
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.30 MB)

Scans (39.87 MB)

ebook (7.77 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 38

(1934)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Onderwijscommissie van het A.N.V.

Zooals wij reeds vroeger vermeldden, besloot het Hoofdbestuur, op aanstichting van den heer J.N. Pattist, voorzitter van groep Nederland, tot het instellen van een commissie, die tot taak zou hebben, te onderzoeken of het onderwijs in Nederland voldoende nationaal gericht is en of de heerschende geestesrichting voldoende ertoe meewerkt een gepast gevoel van eigenwaarde aan te kweeken, de volksdeugden te versterken en de volksondeugden te bestrijden.

Den 14den April j.l. installeerde de heer P.J. de Kanter, deze commissie met de volgende rede:

‘Mijne Heeren,

Het doel, dat ons hier samen brengt, is U bekend.

Het was de heer Pattist, Voorzitter van de Groep Nederland van het A.N.V., en als zoodanig lid van het Hoofdbestuur dier Vereeniging, die in een vergadering van dat Hoofdbestuur in het vorige jaar de wenschelijkheid betoogde dat het A.N.V. een onderzoek zou instellen naar de waarde van het onderwijs in Nederland, volgens de nationale gedachte.

Wij leven zeer snel. Het is nog maar kort geleden, dat wij met diepen weemoed moesten vaststellen dat het Nederlandsche volk leed aan verval op nationaal gebied. Voor een groot gedeelte, zij 't een minderheid, stond het vijandig tegenover alles wat met liefde voor het Vaderland verband houdt, en de meerderheid kon voor een deel ten hoogste onverschillig genoemd worden. Dat is nu wel zeer ten gunste gekeerd. Onze diepbetreurde Koningin - Moeder zou zich innig gelukkig gevoeld hebben, wanneer Zij had kunnen waarnemen, hoe letterlijk het geheele volk in volle oprechtheid treurde bij Haar heengaan. Wij kunnen er althans zeker van zijn, dat onze Koningin, die niet opgehouden heeft voor eensgezindheid, trouw en toewijding aan het Vaderland te pleiten, in Haar verdriet over het verlies Harer Moeder, nochtans zich verheugt, Haar volk, waaraan zij Haar liefde, groote gaven en werkkracht geeft, nauw met Haar verbonden te zien, toen het leed kwam over Haar en het Vaderland.

Dat het Nederlandsche volk in benarde tijden zich één voelt, is ook bewezen bij het uitbreken van den wereldoorlog, toen zelfs zij, die zooveel gedaan hadden om de versterking onzer weermacht tegen te houden, de mannen en kanonnen wel uit den grond hadden willen tooveren.

Maar het is niet voor benarde tijden alleen dat het plicht is zijn Vaderlandsliefde te toonen, zich aan de belangen van het Vaderland te wijden.

Dit is het wat het Nederlandsche volk, de eeuwen door, niet begrepen heeft. In betrekkelijk rustige tijden gaat de Vaderlandsliefde bij de Nederlanders onmiddellijk naar den bodem van het gemoed. Dat dit een ernstig gevaar oplevert, leert de geschiedenis ons en vraagt in dezen tijd, met zijn felle worsteling om het bestaan en scherpen strijd tusschen de volken op economisch gebied, onze bijzondere aandacht.

Het is in het gezin en in de school dat het karakter onzer jonge landgenooten gevormd moet worden en leiding gegeven moet worden opdat elke Nederlander de maatschappij binnentreedt, toegerust met de noodige kennis en bezield met den vasten wil om te doen wat zijn hand te doen vindt, als een waardevol lid van de Nederlandsche natie, strijdend voor de rechten en belangen van zijn volk.

De al te critische geest van den Nederlander, zijn zucht om het eigene af te breken en het vreemde te loven, moet met alle kracht bestreden worden. Dat kan met goeden uitslag geschieden, wanneer men het kind op de lagere school reeds vertrouwd maakt met het vele goede dat in ons volk leeft, waarbij nochtans de neiging tot zelfoverschatting vermeden moet worden.

Aldus groeit in het kind de liefde voor het Vaderland in de juiste richting. Het zal zich zelf de belofte afleggen, volwassen geworden, hoe bescheiden zijn levensstaat ook zijn zal, te zullen medewerken om de belangen van het Vaderland te dienen.

Deze tijd stelt den mensch zeer hooge eischen. Wie zich daarvan niet bewust is, zich niet tot het uiterste inspant, gaat onherroepelijk onder. Aldus worden karakters gevormd. Maar het is de taak van de school, evenals van de ouders, het kind daarbij te helpen.

Van die opvoeding moet de vorming in nationalen zin een belangrijk bestanddeel uitmaken.

[pagina 65]
[p. 65]

Ik maak hierbij met instemming gewag van de motie der afd. Haarlem van de Vereeniging van Hoofden van Scholen in Nederland, ingediend ter algemeene vergadering van 31 Maart j.l., luidende als volgt:

‘De algemeene vergadering van de Vereeniging van Hoofden van Scholen in Nederland, van oordeel: 1e. dat het algemeen-vormend L.O. moet wortelen in de ziel van het Nederlandsche volk; 2e. dat het heeft bij te dragen aan den groei eener gezonde, krachtige volkseenheid; 3e. dat het mitsdien een religieus en nationaal karakter behoort te hebben, en dat daarom aan de ouders medezeggenschap toekomt: a. inzake de religieuse basis, waarop schoolopvoeding en -onderwijs rusten, b. inzake het leerplan, c. inzake benoeming en ontslag van hoofd en onderwijzend personeel,
spreekt als haar meening uit, dat, mitsdien het reorganisatierapport van Utrecht aan de punten: onderwijsleiding, positie van de hoofden van scholen en motie Den Haag, welke zegt, dat het plicht is den leerlingen nationale gevoelens van gehechtheid aan onze staatsinstellingen bij te brengen, behoorde vooraf te gaan.’

Wij hebben ons voorgesteld de samenstelling eener commissie, die zal onderzoeken in hoever ons lager, middelbaar en gymnasiaal onderwijs aan de zooeven zeer in 't kort aangegeven eischen voldoet en daarin te kort schiet. Kennisneming van de schoolboeken enz, is daarvoor noodzakelijk. Ook zal mondeling en schriftelijk overleg met school autoriteiten wenschelijk blijken. De Oommissie zal daarna haar meening kunnen vormen en de middelen tot verbetering moeten aangeven.

De bedoeling is dat één subcommissie zal werkzaam zijn voor het lager onderwijs, en één voor het middelbaar en gymnasiaal onderwijs.

Aangezien de samenstelling van laatstgenoemde commissie belangrijke vertraging ondervond, heeft deze samenkomst om de geheele commissie te constitueeren, lang op zich laten wachten, hetgeen ik zeer betreur. Wij hebben mitsdien moeten besluiten nu maar te beginnen met de commissie voor het lager onderwijs. De heer Pattist heeft zich bereid verklaard het voorzitterschap dezer sub-commissie op zich te nemen. Ik verheug mij daarin zeer. De leiding is daardoor in vertrouwde handen.

In de commissie hebben zitting genomen de heeren P.J. de Kanter, Voorzitter, J.N. Pattist, Inspecteur van het onderwijs te 's-Gravenhage, Ondervoorzitter, D. Roessingh van Iterson, 1ste Secretaris, Drs. W. Goedhuys, 2de Secr., Prof. Dr. L. Knappert en Prof. Dr. J.W. Muller; P.A. Diels, Hoofd eener school te Amsterdam, M. de Bruin, Hoofd van het Maatschappelijk en Godsdienstonderwijs in het Nederlandsch-Israëlitisch Jongensweeshuis te Amsterdam, J. Lens, Hoofd eener Christ. school te 's-Gravenhage, I.J.C. Starkenbrug, Inspect. van het R.K. Onderwijs te Voorburg, H.G. de Boer, Hoofd der R.K. school te Noordwijk-Binnen, en J. van der Spek, Dir. van een Chr. Kweekschool te Utrecht.

Ik verklaar hiermede de Commissie geïnstalleerd.'

De laatste zes heeren vormen onder voorzitterschap van den heer J.N. Pattist de sub-commissie voor het Lager Onderwijs, welke na afloop der installatie-vergadering dadelijk een aanvang maakte met haar arbeid. Voorloopig stelt de Commissie zich tot taak een onderzoek naar de op de scholen gebruikte leermiddelen.

Zoo spoedig mogelijk zal de algemeene commissie worden aangevuld en een sub-commissie voor het Gymnasiaal- en Middelbaar Onderwijs worden gevormd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken