Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 61 (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 61
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 61Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 61

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 61

(1957)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Letterkundigen beantwoorden vragen

Donderdag, 17 oktober hielden zeven letterkundigen, Vlamingen en. Nederlanders, onder leiding van Julien Kuypers in de schouwburg te Brussel een ‘ether-forum’, waaraan vragen konden worden voorgelegd. die een of meer der deskundigen beantwoordden. Dit forum bestond uit de heren Julien Kuypers (België), Gabriel Smit (Nederl.), Jan Walravens (België), Alfred Kossmann (Nederl.) , Raymond Herreman (België), Maurice Roelants (België) en Pierre H. Dubois (Nederl.). Professor Vermeylen en de ambassadeur van de Unie van Zuid-Afrika te Brussel toonden door hun aanwezigheid belangstelling voor dit gesprek. Aan een door radio-Brussel uitgezonden versiag over dit vraag- en antwoordspel ontlenen wij het volgende.

De eerste vrager wilde weten welke waarde aan de experimentele dichtkunst moet worden toegeschreven. Jan Walravens merkte op, dat de ouderen deze poëzie minder goed begrijpen, laat staan waarderen. Volgens Altred Kossmann mag men geen tegenstelling zien tussen de experimentele en de zgn. conventionele dichtkunst. Het maken van een dergelijke tegenstelling zou hij bepaald pijnlijk vinden. De jongere dichters kozen voor hun uitdrukkingswijze andere, levendiger vormen, zoals onder de ouderen eens het sonnet bij voorkeur hun uitdrukkings vorm was.

Toneel en letterkunde

De directeur van de Brusselse schouwburg, de heer Victor de Ruyter stelde de vraag of toneel al dan niet tot de letterkunde wordt gerekend.

Met deze vraag hielden Maurice Roelants, lid van het schouwburgcomité, de Haagse letterkundige Dubois en Raymond Herreman zich bezig. Maurice Roeianis noemde Herman Teirlinck, die in zijn boek ,‘Wij ding van een derde geboorte’ reeds duidelijk zijn zienswijze op het huidige westerse toneel heeft beschreven.

Allen waren het er over eens, dat toneel gespééld wordt en dat een gespeeid toneelstuk een toneelstuk is en geen letterkunde. Er is zelfs toneel zonder woorden, het mimische toneel.

Anders wordt het wanneer men toneelwerken van Moliere, van Shakespeare en andere grote toneelspelschrijveis least. Dan toch maakt men kennis met het beste en schoonste, dat de letterkunde de mens heeft geschonken.

Een goed geschreven toneelwerk is dan ook zonder meer goede letterkunde en een slecht voor het toneel geschreven werk is even goed slechte letterkunde als een slecht geschreven roman.

Raymond Herreman bekende nooit een toneeluitvoering bij te wonen. Misschien noemt men hem in verband daarmee een ondeskundige op dit gebied. Maar hij leest veel toneelwerken en vindt daarm een bijzonder genot.

Ook werd de opmerking gemaakt, dat aan de schrijvers van toneelstukken hogere eisen worden gesteld dan aan romanschrijvers, omdat hun werk zo geschreven moet worden, dat het speelbaar is. De romanschrijvers behoeven er alleen maar voor te zorgen, dat hun boeken leesbaar zijn.

Het Vlaamse taaleigen

Een aardige vraag was of de houding van de Vlaamse schrijvers, die zich bedienen van ‘het algemeen Nederlands’ en die zich hebben afgewend van de Vlaamse gewestelijke dialecten, de juiste was, dan wel of deze houding betreurd diende te worden.

Alfred Kossmann stelde het op prijs, als hij in een boek zo weinig mogelijk woorden tegenkwam, die hij niet dadelijk begreep. Daarom kon hij het slechts toejuichen, dat de jongere schrijvers in Vlaanderen de Vlaamse dialecten uit hun boeken weerden.

Pierre Dubois echter zou de gewestelijke uitdrukkingen gaarne behouden; hij beschouwt deze als een verrijking van de taal en het weglaten van dit idioom is in zijn ogen een verarming. (Deze opmerking onderschrijft de red. van Neerlandia.)

Ook de heer Bomans, die hierover eveneens het woord voerde, zou het verdwijnen van het gewestelijke idioom betreuren. Hij vindt het heerlijk om die echt Vlaamse boeken, als hij die zo eens noemen mag, te lezen.

Maar hij vreest toch, dat met de auto onvermijdelijk deze dialecten, ‘de schone taal der appelesienekes’ zal verdwijnen. In de dagen van Timmermans, die leefde in de tijd dat de diligence wel een dag nodig had om de slechte weg Antwerpen-Lier af te leggen, kon men als schrijver rustig zitten te peinzen over de hofkens en bagijntjes van Lier. Dat was de goede tijd voor de taal der appelesienekes. Maar nu de auto er nauwelijks een kwartier over doet om de mens van Antwerpen naar Lier te brengen, en nu de diligence is verdwenen, zijn de gewestelijke bloesempjes verstoven en alleen ‘de Hollandse peren’ zijn gebleven.

Verdwijnt de roman?

Op de vraag of de roman uit de letterkunde zou verdwijnen, werd o.a. geantwoord, dat vlak na de oorlog vele lezers de roman moe waren. De voorkeur werd toen gegeven aan reportage- en strijdverhalen.

De roman heeft wel meer onder druk gestaan en zal ook in de toekomst zijn neergang hebben, maar steeds weer zal hij opbloeien. De roman is een prachtig apparaat voor de schrijvers om daarin hun gedachten vorm te geven. Met gerustheid kan dan ook worden voorspeld, dat de roman onsterfelijk is.

Wel moet worden gevreesd, dat de romanschrijvers meer en meer het zwaar-tepunt in hun boeken gaan verleggen.

Weleer stilde de roman de honger van het lezend publiek naar de heros, de held, in wiens leven het goede ten slotte moest zegevieren en het kwade, dat hij bestreed of waaronder hij leed, het ondersprt muest delven.

In vele moderne romans is de hoofd-persoon geen held meer, maar een abnormaal-persoon van wiens innerlijk een verfijnde, nevelige psychologische analyse wordt gegeven.

Als de roman zich in diè richting blijft ontwikkelen, bestaat er een groot gevaar dat het lezend publiek de schrijver in zijn psychologische uiteenzettingen niet meer wenst te volgen. Zou de roman-schrijver blind zijn voor de houding van het publiek, dan zou hij vandaag of morgen ervaren, dat zijn romans onverkoopbaar zijn.

Schrijvers op de weegschaal

Is het waar, luidde een andere vraag, dat Vlaamse prozaschrijvers beter en Vlaamse dichters slechter schrijven dan de Nederlandse kunstbioedersr

Algemeen was het forum van mening dat hier moeilijk een scherpe scheidingslijn kon worden getrokken. Bovendien zou, na een bepaalde uitspraak, Vandaag gedaan, morgen in Vlaanderen een diehter kunnen opstaan en in Nederland een prozaschrijver van zo grote verdienste, dat onze kort te voren uitgesproken waardering weer zou moeten worden herzien. Op dit gebied is er geen rustige weegschaal denkbaar. Wel was men van oordeel, dat Vlaanderen en Nederland in de toekomst naar een algemene Nederlandse letterkunde moeten toegroeien, waarna men niet meer zal spreken over verschillen tussen Zuid- en Noord-nedenai use prozaschrijvers en dichters, omdat er tussen hen geen onderscheid meer zal zijn aan te tonen.

Broodschrijver of niet!

Is het aan te bevelen - zo luidde de slotvraag -, dat schrijvers een vaste betrekking bekleden, opdat zij niet geheel afhankelijk zijn van hun pen?

Hierop werd o.a. geantwoord, dat vele schrijvers van tegenwoordig zoveel mogelijk de zekerheid van hun bestaan proberen te waarborgen door een huis te kopen, een lijfrente af te sluiten en dergelijke dingen. Maar gevreesd werd, dat deze schrijvers, wie niets meer kan overkomen, een burgerlijke bekrompen blik op het leven krijgen, het leven dat zij in hun werken zullen beschrijven, maar dat zij niet meer kennen.

Anderen meenden, dat de broodschrijvers dikwijls te geforceerd, te krampachtig schrijven en aan de openbaarheid prijs geven, wat beter ongeschreven had kunnen blijven. Maar het heilige moeten, de strijd om het bestaan dwong hen om door te gaan met het schrijven van verhalen aan de lopende band.

Hadden deze schrijvers een betrekking kunnen bekleden, waaraan ook pensioen was verbonden, dan zouden de zorgen van hen zijn afgegleden en dan zouden zij vermoedelijk alleen geschreven hebben als het hart hen daartoe dwong, als de inspiratie er werkelijk was. Dan zou de wereld voor vele waardeloze pennevruchten bewaard gebleven zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken