Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 67 (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 67
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 67Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 67

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 67

(1963)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Onze Randgebieden

Frans Vlaanderen en de Voerstreek zijn als probleemgebieden natuurlijk moeilijk vergelijkbare grootheden. Eerstgenoemde telt een paar honderdduizend inwoners, de tweede maar enkele duizenden, de eerste ligt in Frankrijk, de tweede in België. Het is uitgesloten, dat Frans Vlaanderen ooit weer een homogeen Nederlandstalige streek, met het Nederlands als heersende voertaal, wordt. Het maximum, wat voor dit gebied misschien bereikt kan worden, is een soort ‘Friese’ status, d.w.z. een toestand, waarbij het Nederlands ongeveer dezelfde rechten heeft en eenzelfde positie inneemt als het Fries in Nederlands Friesland bezit.

De Voerstreek daarentegen is thans administratief bij Belgisch-Limburg gevoegd en het kan net zo Nederlands worden als de rest van Vlaanderen. Er zou dan ook geen enkele reden zijn om de zes landelijke dorpen aan de zuidgrens van Nederlands-Limburg als zorgenkinderen te beschouwen, zo ze met rust gelaten werden. Dat is echter helaas niet het geval. Van Waalse zijde weigert men zich neer te leggen bij het voldongen feit van de vastlegging van de taalgrens. Er wordt nu een grootscheepse actie op touw gezet en dit niet alleen om de administratieve overheveling van de Voerstreek naar Belgisch-Limburg ongedaan te maken. Als de Waalse agitatie hiertoe beperkt bleef, dan behoefden we ons geen zorgen te maken. De Walen zijn niet zó sterk in het Belgische politieke bestel, dat ze de genomen maatregel weer zouden kunnen ontkrachten. Het Comité d'action wallone, een comité, dat de meeste wallingantische organisaties overkoepelt, heeft echter tevens een grote campagne ingezet tot een culturele ‘pénétration pacifique’ van de Voer. Eén van de middelen ziet men in het stichten van Franse bibliotheken in dit gebied. Hiertoe worden op grootscheepse wijze boekeninzamelingen gehouden. De heer Marcel Thiry, vast secretaris van de Koninklijke Academie voor Franse Taal- en Letterkunde, deelde onlangs mee, dat verscheidene uitgevers reeds een grote hoeveelheid boeken hadden toegezegd. De burgemeester van Elsene, een gemeente, die behoort tot de Brusselse agglomeratie, patroneert de inzameling in zijn ambtsgebied.

Op zichzelf genomen kan men tegen pogingen om in een andere cultuurgebied een culturele aanwezigheidspolitiek te voeren geen enkel bezwaar maken. Als de Walen een netwerk van Franse bibliotheken en van andere media op het gebied van de volksontwikkeling in Nederlandstalige streken willen oprichten, dan hebben wij niet het recht om dit te verhinderen. Wij wensen per slot van rekening hetzelfde te doen buiten de grenzen van het Nederlandse taalgebied en we hebben daartoe het volste morele recht, zeker in een Europa, waarin de staatsgrenzen en het staatsnationalisme steeds minder betekenis zullen krijgen.

 

Als wij ons bekommeren om de tienduizenden Vlamingen, die in Wallonië leven, als wij aan culturele werking ten behoeve van Frans Vlaanderen doen, dan hebben wij hiermee geen ‘imperialistische’ oogmerken. De Vlamingen, die zich blijvend in Wallonië vestigen, zullen zich moeten aanpassen, d.w.z. verfransen, zoals de Nederlandse emigranten naar Australië of Canada zich dienen aan te passen, d.w.z. verengelsen, maar zolang er bij deze mensen behoefte bestaat aan bindingen met hun land van herkomst, zolang zij nog Nederlandse boeken willen lezen en in eigen kring Nederlands blijven spreken, is het onze plicht hun behulpzaam te zijn.

In Frans Vlaanderen is de situatie anders. De autochthone bevolking is van oorsprong Nederlandstalig en spreekt ook nu nog grotendeels in eigen besloten kring een Nederlands dialect, maar een culturele werking van buitenaf is hier, evenals in het geval van de emigranten, alleen gerechtvaardigd, omdat die werking beantwoordt aan een behoefte in het betrokken gebied zelf. De Frans Vlaming Albert Deveyer formuleerde het, in wat minder nuchtere bewoordingen dan wij het zouden doen, maar zeer treffend in Ons Erfdeel van maart 1963: ‘Daar, tussen de Leie en de Noordzee, ligt een gebied, dat rijk is aan goedwillende mensen, met een schitterend verleden en sterke tradities, dat een oorspronkelijke taal en beschaving heeft bewaard. Wij hebben het recht niet dat alles te laten sterven.’ Dit is óns uitgangspunt, wanneer we ons bekommeren om Frans Vlaanderen. En dat heeft niets te maken met nationalistische expansiezucht of met nationale zelfoverschatting.

Zoals gezegd, kunnen we moeilijk opponeren tegen het Waalse streven op zichzelf om de Franse cultuur te verbreiden ten noorden van de Nederlands-Franse taalgrens, maar we hebben zeer scherpe bezwaren tegen de geest, die achter bovengenoemde Waalse ‘pénétration pacifique’ schuilgaat. Daar is niets pacifistisch meer bij. Die geest getuigt integendeel van een overspannen nationalisme, van grenzenloze minachting tegenover wat tot een andere, i.c. de Nederlandse cultuur behoort, van een gekrenkt superioriteitsbesef, alle in het naoorlogse Europa vrijwel nergens hun weerga hebben en die met een Europese geest van vreedzame culturele samenwerking en onderlinge beïnvloeding bezwaarlijk te rijmen valt. Wij - en met name de Noord-Nederlanders onder ons - kunnen ons nauwelijks indenken, welk een op hol geslagen nationalisme zich momenteel in Wallonië en

[pagina 76]
[p. 76]

vooral onder de Luikerwalen manifesteert. ‘Cette agression (de overheveling van de Voerstreek) ... consiste à couper la Wallonie de tout contact direct avec les Pays-Bas et l'Allemagne, au moyen d'un glacis de terres flamandisées et germanisées...’, aldus het semi-officiële Luikse ‘Bulletin du Grand Liège’ in een speciaal nummer (april 1962), dat onder de titel, in gotische (!) letters, ‘Geen Bezetting’ gewijd is aan de Vlaams-Waalse kwestie. Dit is geen alleenstaand voorbeeld. Men kan zich voorstellen, wat een ‘pénétration pacifique’, gedragen door een dergelijke geestesgesteldheid, in zal houden in de landelijke, vrij geïsoleerd liggende Voerstreek.

Het behoud van de Voerstreek voor Vlaanderen en ook het deelhebben van Frans Vlaanderen aan de Nederlandse cultuur vormen natuurlijk maar randproblemen, in het geheel van onze belangen als cultuurgemeenschap. In Vlaanderen ligt het zwaartepunt van de strijd in en rond Brussel, maar we vestigen speciaal de aandacht op de randgebieden Voerstreek en Frans-Vlaanderen, ten eerste omdat Noord- en Zuidnederlanders hier een gezamenlijke inspanning kunnen leveren en ten tweede omdat die inspanning gedaan moet worden met ongeveer dezelfde middelen voor beide gebieden. We hebben al meermalen de wens uitgesproken, dat Noord-Nederland in Brussel een culturele aanwezigheidspolitiek zou voeren - o.a. door er, naar Parijs voorbeeld, een Nederlands Instituut te stichten, maar een dergelijk beleid zou toch maar in zeer geringe mate ertoe kunnen bijdragen de Vlaamse positie in Brussel te verstevigen. Het betreft hier een probleem, dat de Vlamingen vrijwel geheel zelf zullen moeten oplossen. Het zal trouwens louter met een aanwezigheidspolitiek moeilijk gaan. In de eerste plaats is het vraagstuk Brussel er een van sociale verhoudingen en politieke structuur.

Heel anders is het met de Voerstreek en met Frans-Vlaanderen. In beide zal er geen sprake zijn van het scheppen van een politieke structuur. Het volle accent komt te liggen op de culturele aanwezigheidspolitiek. Het is zonder meer duidelijk, dat Noord-Nederlanders evengoed als Vlamingen een taak hebben voor Frans Vlaanderen, terwijl Nederlands Zuid-Limburg met Maastricht bij uitstek een geschikt centrum is voor culturele uitstraling in de Voerstreek. Het is verheugend, dat onlangs in de Zuidlimburgse volkshogeschool te Borgharen aan dit laatste een studiedag gewijd is.

Het gaat maar om zes dorpen, zal men misschien zeggen. Ons inziens is dat geen reden om de Waalse ‘pénétration pacifique’ daar vrij spel te geven.

De middelen voor de werking in de randgebieden moeten allereerst gezocht worden op het vlak van de volksontwikkeling. Met name het volkshogeschool- en het openbare bibliotheekwezen hebben hier een belangrijke taak. Het zal voornamelijk een werking van particulieren moeten zijn, met de nodige financiële overheidssteun. Zonder die steun kan een grootscheepse actie nu eenmaal moeilijk blijvend op gang gehouden worden. De eerste stoot zal echter, ook financieel en materieel, gegeven moeten worden van particuliere zijde. Er wordt, mede door het A.N.V., reeds een en ander gedaan (zie elders in dit nummer), maar dit is slechts voldoende voor een eerste aanloop.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken