Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 72 (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 72
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 72Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 72

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 72

(1968)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 307]
[p. 307]

Buitenlands cultuurbeleid

(Wij zijn de hoofdredaktie van de Nieuwe Rotterdamse Courant erkentelijk voor de toestemming een artikel geheel te mogen overnemen, dat door een medewerker aan genoemd dagblad in een zaterdagbijlage werd geschreven. Het thema is het buitenlands cultuurbeleid. - Red.)

Als uitgangspunt voor deze beschouwing over het buitenlands cultuurbeleid neem ik de Europese integratie. In economisch opzicht is deze, althans in de E.E.G., voor een belangrijk deel verwezenlijkt. De opvatting van vele Europeanen van het eerste uur als zou de onderbouw van een economisch geïntegreerd Europa noodzakelijkerwijze een bovenbouw van politieke integratie met zich brengen, is door de geschiedenis gelogenstraft. Desondanks blijft politieke integratie het einddoel van allen die de Europese eenwording voorstaan.

 

Er zal nog heel veel water onder de Europese bruggen doorstromen, eer er overeenstemming bereikt zal zijn over inhoud en vorm van die politieke integratie, maar, hoe dan ook, we willen aannemen dat het er ooit van zal komen. Voor het uitstippelen van de hoofdlijnen van een buitenlands cultuurbeleid op langere termijn, zullen we er in elk geval goed aan doen uit te gaan van een zich ook politiek integrerend Europa.

 

Uit dit uitgangspunt volgt logischerwijze dat voor het buitenlandse beleid van de landen die deel uitmaken of zullen uitmaken van het zich integrerende Europa, het buitenlands cultuurbeleid belangrijker wordt naarmate de politieke en economische integratie voortschrijdt.

 

Immers, in het politieke en het economische vlak zullen de leden-staten hoe langer hoe minder armslag hebben. Op die terreinen zal hun taak geleidelijkaan overgenomen worden door de gemeenschapsorganen. In het theoretische eindstadium van een politiek en economisch verenigd Europa zal het zelfstandige buitenlandse beleid van de leden-staten alleen nog maar cultureel beleid kunnen zijn. Dit geldt zowel voor de onderlinge betrekkingen als voor het beleid ten opzichte van derde landen.

[pagina 308]
[p. 308]

Geen cultureel nationalisme

Wanneer ik in dit deels feitelijke, deels (nog) theoretische perspectief van onze plaats in Europa pleit voor een actief buitenlands cultuurbeleid, waarbij ik dan meteen vaststel dat er in Nederland nog maar nauwelijks sprake is van cultuurbeleid, laat staan van buitenlands cultuurbeleid, dan wil ik mij wel duidelijk distantiëren van degenen die voorstanders zijn van een zeker ‘cultureel nationalisme’ ter vervanging van het ‘politieke nationalisme’, waarvoor ook zij in Europa geen plaats meer zien.

 

Voor een dergelijk cultureel nationalisme zou misschien, wat ons land betreft, nog een enigermate redelijke grond aanwezig zijn wanneer de Nederlandse natie zou samenvallen met het Nederlandse cultuurbeleid. Nu dragen we de verantwoordelijkheid voor de Nederlandse cultuur evenwel met de Vlaamse Belgen; er is dus geen plaats voor een alleen op ons volk gebaseerd ‘cultureel nationalisme’.

 

Wat ik wel bepleit, is een actief buitenlands cultuurbeleid, nauw gecoördineerd met het (Nederlands-)Belgische, dat tot doel moet hebben de handhaving en uitdraging van de eigen identiteit van de Nederlandse cultuur, die gekarakteriseerd kan worden als een eenheid waarbinnen zich een rijke veelvormigheid heeft ontwikkeld.

 

Binnen die Europese cultuur nu heeft de Nederlandse cultuur veel genomen - wij hebben altijd opengestaan voor buitenlandse invloeden - maar ook veel gegeven. Ik zeg dit zonder cultureel chauvinisme; zelfs oppervlakkige kenners van de Europese cultuurgeschiedenis kunnen hiervan voldoende overtuigende voorbeelden aandragen.

 

Wij hebben dus de plicht om ons cultureel erfdeel als onderdeel van de Europese culturele traditie te handhaven. Het alternatief zou - objectief gezien - verarming van de Europese cultuur zijn.

Het alternatief

En dat alternatief is, dat bedenke men wel, niet opgaan in een allesomvattende Europese cultuur, die nu eenmaal, ondanks alle eenheid in de verscheidenheid, niet bestaat. Neen, het is opgaan in een van de ons omringende grote cultuurkringen. Dat is een subjectief bezwaar tegen het opgaan van de Nederlandse cultuur in een andere.

 

Daaraan moet dan onmiddellijk toegevoegd worden dat geen van die cultuurkringen er ook maar aan denkt zijn eigen identiteit op te geven. En niet alleen dat - al deze landen (Duitsland, Frankrijk, Engeland, maar ook landen als Italië en Spanje) voeren een actief, enkele zelfs bijna agressief, buitenlands cultuurbeleid, waaraan heel veel geld ten koste wordt gelegd.

 

Dat wij geen buitenlands cultuurbeleid hebben, betekent uiteraard niet dat we in het buitenland op cultureel gebied niets doen. Maar onze activiteiten daar zijn kwalitatief en kwantitatief onvoldoende en ongericht. Wanneer ik afzie van culturele manifestaties die door particulier initiatief tot stand komen, omdat ze commercieel geen verlies opleveren, hierbij inbegrepen de particuliere initiatieven die door overheidssubsidie een winstgevende, althans niet verlies opleverende, onderneming zijn (tournees van grote orkesten en balletgroepen bijvoorbeeld), dan is het met onze culturele presentie in het buitenland maar armoedig gesteld.

[pagina 309]
[p. 309]

Ook alweer dank zij particulier initiatief beschikt Nederland in Parijs over een prachtig cultureel instituut, het Institut néerlandais, maar overal elders zijn het onze diplomatieke vertegenwoordigingen die belast zijn met de culturele en andere voorlichting van overheidswege.

 

De fondsen waarover onze ambassades voor dit doel kunnen beschikken, zijn uiterst bescheiden van omvang en ten enenmale onvoldoende voor een culturele manifestatie van enige omvang.

Personeelsbezetting

Kwantitatief onvoldoende is ook de personeelsbezetting. Wat kan één ambtenaar van de buitenlandse dienst, met één of hoogstens twee medewerkers, beginnen in een land als Engeland of de Bondsrepubliek Duitsland, waar het culturele leven niet, als in Frankrijk, in één centrum is geconcentreerd, maar over vele, vaak ver uiteenliggende steden is verdeeld? Om over de Verenigde Staten of Indonesië, waar de situatie niet anders is, maar te zwijgen. En dan heb ik hier nog de landen genoemd - België, Italië en India komen daarbij - waar ten minste één diplomatieke ambtenaar specifiek met culturele zaken belast is.

 

De meeste van deze ambtenaren zijn ook verantwoordelijk voor perszaken. In het licht van de historische ontwikkelingen - het gaat in beide gevallen om voorlichting - is deze combinatie wel verklaarbaar, maar daarom niet minder onwenselijk. Niemand kan twee heren tegelijk dienen.

 

Maar er zijn ten minste een paar landen waar onze culturele belangen toevertrouwd zijn aan een lid van onze ambassades die er zich, al dan niet tezamen met perszaken, in hoofdzaak mee bezighoudt. In alle andere landen is voor onze culturele presentie noch in functioneel noch in financieel opzicht enige aparte voorziening getroffen.



illustratie
Het Institut néerlandais te Parijs


[pagina 310]
[p. 310]

Ik heb het tot nu toe alleen gehad over de activiteiten van het ministerie van buitenlandse zaken en onze diplomatieke posten. De afdelingen voor buitenlandse betrekkingen van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, en dat van onderwijs en wetenschappen, hebben iets meer financiële armslag, maar ook zij zijn voor de uitvoering van hun taak in het buitenland aangewezen op de enkele culturele attachés voornoemd.

 

Als we de fondsen, waarover de drie ministeries voor culturele activiteiten in het buitenland kunnen beschikken, bij elkaar optellen, komen we volgens een ruwe schatting op ten hoogste twee miljoen per jaar.

Wat doen de anderen?

Vergelijk dat maar eens met wat onze buurlanden voor hetzelfde doel uitgeven: de Bondsrepubliek Duitsland rond 800 miljoen marken, de British Council beschikt over een jaarlijks budget van 40 à 50 miljoen pond, de halve begroting van de Quai d'Orsay is voor cultureel werk bestemd. We hoeven ons niet met deze grote drie te meten, maar ook naar verhouding blijft Nederland hierbij ver ten achter.

 

Dit zou al erg zijn als onze cultuur zich min of meer zelf verkopen zou, zoals de Franse of de Angelsaksische - hoewel Fransen en Britten (en Amerikanen), zoals aangeduid, geen enkel risico nemen - maar het is bepaald onverantwoord in de feitelijke Europese situatie, waarin de Nederlandse cultuur zelfs (of vooral?) bij onze directe buren of helemaal niet bekend of voorwerp van de meest grove misvatting is.

 

Dat onze taal een Duits dialect is, dat geloven niet alleen de meeste Duitsers. En wat weet men in Engeland, in Frankrijk, in Italië, in Duitsland, van onze literatuur af, van onze hedendaagse muziek, onze moderne schilder- en beeldhouwkunst? Er zijn wat uitschieters op elk van genoemde gebieden, maar het zijn grote uitzonderingen. Nederland is voor de gemiddelde Fransman, Duitser, Brit en Amerikaan het land van Rembrandt en de windmolens, op zijn best dat van Van Gogh en de Deltawerken, en daarvan is niet alleen de buitenlandse reclame van de KLM de oorzaak.

 

Die oorzaak ligt in de voortdurende verwaarlozing van de taak om het buitenland ons eigen culturele profiel te laten zien. Ik heb hierboven geprobeerd aan te tonen dat wij in een verenigd Europa alleen nog maar in cultureel opzicht een eigen stem zullen hebben. We zullen die stem moeten ontwikkelen om onze partij mee te kunnen zingen. Ik herhaal nog eens dat ‘wij’ ook de Belgische Nederlanders insluit.

Onafhankelijk instituut

Wanneer we na deze lange klaagzang overgaan tot het formuleren van onze desiderata, kunnen we betrekkelijk kort zijn. We hoeven namelijk, wat de organisatie van buitenlands cultuurbeleid betreft, niet te gaan pionieren of experimenteren. Dat hebben anderen voor ons gedaan.

 

Wat mij voor ogen staat is een Nederlandse versie van de ‘British Council’, een onafhankelijk moederinstituut in eigen land, met een of meer dochterinstituten in daarvoor in aanmerking komende landen.

 

Ik kies welbewust voor een onafhankelijke instelling, omdat de overheid er

[pagina 311]
[p. 311]

goed aan zal doen bij onze culturele presentie in het buitenland op de achtergrond te blijven. Door haar georganiseerde manifestaties worden namelijk al gauw als propaganda ervaren. De overheid zal natuurlijk wel een vinger in de pap moeten hebben, al was het alleen maar om toezicht uit te oefenen op de besteding van de ter beschikking gestelde belastinggelden.

 

Ik ontveins me niet dat de samenstelling van een onafhankelijk moederinstituut, waarin uiteraard alle belangrijke culturele stromingen en organisaties vertegenwoordigd zouden moeten zijn, in ons versplinterde en verzuilde land tot grote moeilijkheden zal leiden, moeilijkheden die nog eens in het kwadraat verheven zouden worden wanneer het instituut een Nederlands-Belgische instelling zou moeten worden.

 

Maar men hoeft, om Willem de Zwijger vrij te citeren, nog niet direct op doorslaand succes te hopen om met een project dat noodzakelijk lijkt te beginnen. We hoeven ook niet overal tegelijkertijd iets op stapel te zetten. In landen die prioriteit lijken te hebben, zouden we eerst eens met ‘pilot projects’ kunnen beginnen, enkele instituten op strategische plaatsen, waar ervaring opgedaan kan worden voordat tot volgende vestigingen besloten wordt. Laten we ook niet vergeten dat het niet gemakkelijk zal zijn voldoende geschikte stafleden te vinden.

 

Prioriteiten zou ik willen verlenen aan:

-onze huidige partners in de E.E.G., met name aan de Bondsrepubliek Duitsland. Daar immers is de kans het grootst dat de Nederlandse cultuur gezien wordt als een derivaat, met name van de Duitse;
-enkele geselecteerde ontwikkelingslanden, waarbij Indonesië vooropstaat. Hier hebben we nog een cultureel substraat (vooral in de Nederlandse taal) waar opnieuw op gebouwd kan worden.

 

(In dit verband zij erop gewezen dat andere landen aan de culturele component van hun ontwikkelingshulp steeds meer betekenis gaan hechten. Dit geldt vooral voor West-Duitsland, dat evenmin als wij met zijn hulp aan ontwikkelingsdoeleinden politieke doeleinden nastreeft. Maar wel zoekt het naar het hoogste rendement, in sociaal-economisch opzicht en uit hoofde van voor het donorland gekweekte goodwill. Daarbij wordt op grond van de ervaring van de laatste jaren de hulp in het culturele vlak - onderwijs en wetenschappen - steeds hoger genoteerd.)

 

Verwezenlijking van de hierboven geformuleerde desiderata zal geld kosten. De verhoging van de begroting voor dat doel zal evenwel geleidelijk kunnen geschieden. Met een culturele presentie van enig niveau, die binnen een jaar of tien op poten gezet zou kunnen worden, zouden per jaar toch wel enkele tientallen miljoenen guldens gemoeid zijn. Maar het lijkt mij nodig dat ‘een cultuur die leeft, betaalt voor zijn toekomst’.

 

Waar in dit artikel gesproken wordt over ‘personeelsbezetting’ voegen wij hieraan toe dat ook in Zuid-Afrika sinds 1954 een attaché (c.q. raad) voor pers- en culturele zaken, met assistent, aan de Nederlandse ambassade verbonden is; o.i. ook een te kleine bezetting voor een zo uitgestrekt land (± 35 × Nederland). - Redactie.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken