Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 77 (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 77
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 77Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 77

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.92 MB)

Scans (69.53 MB)

XML (0.83 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 77

(1973)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

Dr H.G.W. van der Wielen: Visser-Neerlandiaprijs

Amsterdam

Henk van der Wielen ontmoette ik voor het eerst toen ik in 1926 aankwam als sociaal-geografisch student bij de bekende professor Steinmetz in Amsterdam. Van der Wielen studeerde al enkele jaren dat vak en was als mede-oprichter en secretaris de ziel van de jonge Amsterdamse Studentenvereniging voor Sociale Geografie, waardoor hij toen reeds een belangrijke plaats in de studentenwereld van deze studierichting innam. Maar nog meer was zulks het geval als secretaris van de Amsterdamse afdeling van het Diets Studenten-Verbond. In die functie introduceerde hij mij bij een lezing van Wies Moens die ons beiden sterk aansprak. Uit die beide contacten ontstond onze eerste nauwere band.

Intussen had hij het initiatief genomen tot de eerste z.g. Diets-Academische Leergang aan de Universiteit van Amsterdam, te houden in de Paasvakantie van 1927. Bij de organisatie daarvan frappeerde mij bijzonder, hoe hij kans zag een bont gezelschap van de meest uitlopende leidende figuren uit de georganiseerde studentenwereld bijeen te krijgen en aan het werk te zetten. Met een kern maakten wij een voorbereidingsreis naar Gent, Brussel, Leuven en Luik (toen nog met een groep studenten uit Vlaams-Limburg). Doel van de leergang was het duidelijk maken aan de Vlaamse studenten, dat wetenschappelijk onderwijs in het Nederlands wel degelijk mogelijk was, waaraan toen nog vele hoge autoriteiten in België twijfelden. Door de medewerking van de gezamenlijke Amsterdamse hoogleraren en de deelneming van meer dan 700 studenten uit alle Vlaamse contreien werd deze studieweek een daverend succes. Als lid van de Amsterdamse Vrijwillige Burgerwacht was het Van der Wielen zelfs gelukt de beschikking te krijgen over een der plaatselijke kazernes voor de inkwartiering van een groot deel der Vlaamse studenten. Deze deinende nachtelijke gemeenschap werd toevertrouwd aan de leiding van de onvergetelijke Vital Haesaert - dezelfde die Van der Wielen later aan het volkshogeschoolwerk te Bakkeveen wist te verbinden.

In het voorjaar van 1929 nodigde Van der Wielen mij uit om enkele dagen te komen logeren bij zijn oom Jarig van der Wielen die een spartaans leven leidde in een simpele boerderij op zijn uitgestrekte natuurterrein ‘Allardsoog’ achter Bakkeveen in Friesland, dicht tegen de grens met Drente en Groningen. Dat betekende toen een lange reis per nachtboot van Amsterdam naar de Lemmer en verder per stoomtram dwars door Friesland. Onder het gastvrije dak van Oom Jarig en zijn trouwe huisgenoot oude Adema praatten wij honderduit over ons vak en over de toepassing daarvan in ons volksleven in de geest van onze bezielende leermeester Steinmetz die zelf een baanbreker van de Nederlandse Volks-Universiteit was geweest. Daarnaast werd Henk van der Wielen zeer geboeid door allerlei sociale ideeën en experimenten, zoals die beschreven waren door H.P.G. Quack in diens standaardwerk ‘De Socialisten’ - meegesleept en tegelijk kritisch vanuit de achtergrond van zijn christelijk-historisch milieu van afkomst. Maar ook de idee van de Nederlandse volksgemeenschap, etnisch-cultureel tevens Vlaanderen omvattend, liet hem niet los en op lange wandelingen over de heide van het Mandeveld bracht hij die in verband met de gedachtenwereld van de grote Deen Grundtvig - naar ik meen op deze figuur opmerkzaam gemaakt door Ds. Domela Nieuwehuys Nijegaard te Beetsterzwaag.

In die tijd was Van der Wielen reeds afgestudeerd en werkte hij te Beetsterzwaag, als hoofdplaats van Opsterland, aan zijn proefschrift over de sociale ontwikkeling van die grotendeels veenkoloniale gemeente.

Na terugkeer in Amsterdam begon weldra de voorbereiding van de tweede Diets-Academische Leergang - nu over het hele land. Ook daarbij was Henk van der Wielen weer het brein op de achtergrond en toen op het laatste ogenblik het transport van de vele honderden Vlaamse studenten door ambtelijke tegenwerking in België dreigde spaak te lopen, sprong hij op het beslissende moment in en wist hij de situatie te redden door op het grensstation Baarle-Nassau de grensbarrière door de Vlaamse studenten te laten bestormen. Na het succes van deze tweede en laatste leergang (Gent werd in 1932 inderdaad vernederlandst!) trok Van der Wielen zich weer in Friesland terug en werd ons contact wat verbroken, doordat ik in Amsterdam mijn studie moest afmaken. Wat hij daar toen eigenlijk deed, is mij pas nadien goed duidelijk geworden.

Bakkeveen

Intussen was de grote crisis uitgebroken, vergezeld van een verwoestende werkloosheid, vooral onder de ongehuwde jongeren die buiten elke steun vielen. Vooral met medewerking uit sociaal-democratische kring zette Henk van der Wielen te Leeuwarden in 1931 sociaal-cultureel ontwikkelingswerk onder deze jeugdige werklozen op, doch hij ervoer de hopeloosheid hiervan, zolang deze jonge mensen in hun eigen milieu bleven blootgesteld aan alle huiselijke spanningen.

Toen rijpte bij hem de idee om van de nood een deugd te maken door met deze achtergestelden iets

[pagina 78]
[p. 78]


illustratie
DR. H.G.W. VAN DER WIELEN


in de geest der volkshogeschool te doen. De in datzelfde jaar gestichte Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen - natuurlijk weer met Henk van der Wielen als secretaris - zag voorlopig ook geen andere mogelijkheden om de op Grundtvig stoelende volkshogeschoolgedachte in werkelijkheid om te zetten.

Op ‘Allardsoog’, waar in de zomer van 1932 studenten-werkkampen waren gehouden op het terrein van Oom Jarig, beschikte deze nog over de daartoe gebouwde slaapbarak, terwijl zijn boerderij tot dagverblijf verbouwd kon worden. Geholpen door de Friese journalist J.P. Wiersma startte Henk van der Wielen begin oktober van dat jaar het eerst ‘ontwikkelingskamp op de volkshogeschool Allardsoog’ met een veertigtal Friese jeugdige werklozen. Enkele dagen later deed ik doctoraal examen en na een ontspanningsweekeinde naar Gent en Brugge vond ik bij thuiskomst een gelukwens van Van der Wielen in het hem eigen mooie en regelmatige handschrift met het verzoek direct naar Bakkeveen te komen, want - zo schreef hij - daar was belangwekkend materiaal te verzamelen voor een proefschrift over het jeugdwerkloosheidsprobleem.

Aangekomen in Bakkeveen trof ik daar in de plaatselijke herberg een gezelschap plattelandsburgemeesters die zojuist op uitnodiging een bezoek aan genoemde cursus in het ‘ontwikkelingskamp’ op Allardsoog hadden gebracht. Daar werden zij door een enthousiaste Van der Wielen als een soort moderne vogelaar toegesproken, teneinde hun medewerking te verkrijgen voor verdere uitzending naar de Bakkeveense kampen. Met onfeilbare greep had Van der Wielen het zo geregeld, dat ik met mijn neus in de boter viel en gemakkelijk gestrikt kon worden voor verdere medewerking. De dissertatieplannen zijn pas veel later en in een heel andere vorm, maar wel op de basis van ‘Bakkeveen’ gerealiseerd. Deze episode tekent zowel het charisma als het tactisch talent van Van der Wielen! Dat heeft mij misschien wel het meeste altijd weer in hem getroffen: dat vermogen om mensen van de meest uiteenlopende aard voor zijn doeleinden te winnen. En als tegenhanger: haast even bewonderenswaardig was de ontwapenende innemendheid, waarmee de zich ten onrechte praktisch wanende ideetjes-monomanen die als vliegen-op-de-stroop afkwamen op dat sympatieke gedoe daar in die Friese binnenlanden door Van der Wielen werden afgewimpeld.

Het was een belevenis deze zelf nog jonge man in het cursuswerk met jongeren bezig te zien en te horen. Vooral was het merkwaardig hoe hij, die vaak met moeite zijn woorden zocht, zich versprak of in herhalingen verviel, toch zijn gehoor wist mee te slepen door de grote lijn van zijn gedachten en door zijn doorleefde warmte. Met alle mensen in zijn omgeving leefde hij intens mee, zich interesserend voor de kleinste bijzonderheden. Soms kon je hem ondergaan als een soort inspecteur Vlijmscherp, dan weer als je eigen kwade geweten. Ook de persoonlijke verhoudingen onder zijn medewerkers hielden hem voortdurend bezig, zich een meester tonend in het versterken van banden én in het bijleggen van conflicten. Toch kon hij ook strijdbaar zijn, als hij dat onvermijdelijk achtte op grond van zijn sociale bewogenheid en zijn nationale gezindheid. Dan ging het zowel tegen de sociale onbarmhartigheid als tegen de ideologische verzuiling in ons volksleven, tezamen gepersonifieerd in de starre geest van Colijn met zijn zorg voor de gave gulden en zijn beroep op de bevolking om - nota bene met het nazidom voor de deur - maar rustig te gaan slapen. Daar stond hij

[pagina 79]
[p. 79]

achter Vital Haesaert die - geïnspireerd door Klokke Roeland - ons als inscriptie op de luidklok van ‘Allardsoog’ het devies meegaf: ‘Mijn naam is Allard - ik wek de slapenden - ik roep de levenden’. Na het vertrek van J.P. Wiersma ontstond de behoefte aan een nieuwe gekwalificeerde kracht in de kring van medewerkers en ik beschouw het nog altijd als mijn belangrijkste bijdrage tot het volkshogeschoolwerk, dat het mij gelukte mijn Amsterdamse dispuutgenoot Oscar Guermonprez na de voltooiïng van zijn juridische studie naar Bakkeveen te tronen, aanvankelijk ter kennismaking met het werk, maar dankzij Van der Wielens geestdrift blijvend gebonden en door zijn eigen organisatietalent weldra uitgroeiend tot een volwaardig lid van ons driemanschap. Daarin had Henk van der Wielen niet alleen door leeftijd, maar vooral door het fascinerende van zijn persoonlijkheid de onbetwiste leiding.

Naast alle oprecht beleden en beleefde democratie was Van der Wielen toch een man van aristocratische allure. Ik vergeet nooit het hoffelijke gebaar, waarmee hij voor een groep juist gearriveerde werkloze cursisten op bemodderde klompen in de gure novemberwind de deur naar het washok opende en op de emaille wasschalen en de buitenpomp wees, zeggende ‘dat men wel de behoefte zou hebben om zich na de reis wat te verfrissen’.

Tot de medewerkers van het eerste uur behoorde ook Tjitske Swierstra, een Friese boerendochter uit Poppingawier, een der eerste volkshogeschoolcursisten van Hermien van der Heide rond 1930 op ‘De Vonk’ te Noordwijkerhout. Met vindingrijkheid en doorzettingsvermogen leidde zij welgemoed de huishouding van dit primitieve internaat met zijn wisselende cursistenbevolking, door de beperkte financiën in degelijke soberheid. Daarin werd zij o.a. bijgestaan door mijn vrouw en weldra ook door Anna Tijdens die later de echtgenote zou worden van Oscar Guermonprez. Hun zorgen strekten zich ook uit over Henk van der Wielen die zijn asketische leven verdeelde tussen de cursussen en zijn simpele kamer bij boer Rozema, waar hij zich terugtrok in zijn periodieke bevliegingen, wanneer hij met de hulp van onze medewerker Halbe Doele weer een katern van zijn ‘Friesland door de eeuwen heen’ moest opleveren. Pas later zou hij met Tjitske in het huwelijk treden.

Als levensgemeenschap was deze volkshogeschool een praktische leerschool in echt-Nederlands democratisch staatsburgerschap. Inderdaad had zij iets weg van een kibboets of zelfs van een commune, zonder echter ooit de grondslagen van het monogame gezinshuwelijk en van de parlementaire democratie aan te tasten. Het is Van der Wielen geweest die op deze praktijk zijn stempel heeft gedrukt.

Van der Wielens bewogenheid bracht hem veelal zodanig in vervoering, dat hij daar soms bijna theatraal uiting aan kon geven, zoals ettelijke van zijn vroegere brieven nog getuigen. Maar het bleef niet bij mooie woorden, doch ontlaadde zich in een koortsachtige dadendrang welke met zijn organisatievermogen en zijn bezieling in de menselijke omgang wel tot resultaten moest leiden. Overal waar hij kwam zag hij kans iets waardevols op poten te zetten en met taaie volharding en trouw te blijven stuwen.

Zo bleef zijn activiteit geenszins beperkt tot de eigenlijke volkshogeschool, waarin het overigens gelukte om in de loop van de jaren dertig het werk met cursussen voor boerenzoons, jonge vrouwen (met name o.l.v. Cor Willbrenninck), studenten en andere volksgroepen uit te breiden. Wat de studenten betreft wijdde hij ook veel aandacht aan Vlaanderen, waarvan diverse vertegenwoordigers langere tijd op ‘Allardsoog’ meewerkten, aldus de eerste grondslag leggend van de latere volkshogeschoolactiviteiten aldaar. Daarnaast had Van der Wielen een beslissend aandeel in de oprichting van een buurthuis en van een centrale werkplaats op ‘Allardsoog’, in het deelnemen aan de IJzerkampen in Vlaanderen door de volkshogeschool-medewerkers, naderhand ook aan de totstandkoming van een lagere landbouwschool en van een landbouwhuishoudschool voor de wijde omgeving van ‘Allardsoog’.

Meer en meer werd Van der Wielens werk - ook door zijn vele lezingen her en der - bekend en erkend in den lande en het stond op het punt ook metterdaad zijn vleugels wijder uit te slaan, toen de reeds lang dreigende oorlog uitbrak.



illustratie
Volkshogeschool Allardsoog te Bakkeveen.


[pagina 80]
[p. 80]

De oorlog

De Duitse bezetting maakte het eigenlijke volkshogeschoolwerk mettertijd onmogelijk en Van der Wielen moest toen een andere uitweg zoeken om de idee van de Nederlandse volksgemeenschap in de periode van onderdrukking hoog te houden. Hij heeft invloed en inzicht in dienst gesteld van de Nederlandse Unie als samenbundeling van het verzet en om deze in goede banen te leiden. Dit vereiste een dusdanige vernuftige strategie van schijnbaar toegeven, tactisch uitwijken en zich elders weer schrap zetten, dat diverse buitenstaanders, met name uit de politieke partijen, en zelfs gerenommeerde geschiedschrijvers zich daarop hebben verkeken.

Onze desbetreffende activiteiten bedreven wij een tijdlang vanuit het bouwhuis van het Kasteel Almelo, waar in 1941 onze beide gezinnen een gemeenschappelijk veilig onderdak vonden. Daar was Van der Wielen alweer bezig met gedachten over de naoorlogse wederopbouw van het werk.

Ondertussen wist Guermonprez door juridisch uitgekiende manoeuvres en onder de dekmantel van de Stichting Maatschappelijk Werk ten Plattelande het complex ‘Allardsoog’ in eigen handen te houden, zodat na de sluiting van de volkshogeschool Markelo en het verbod van de Nederlandse Unie ons driemanschap zich gedurende het laatste oorlogsjaar weer samenvond op ‘Allardsoog’, waar de veiligheid van een aantal ondergedoken oud-cursisten èn van onszelf meermalen in het nauw kwam door Duitse overvallen. Het was frappant hoe de nerveuze Van der Wielen met zijn wonderlijk vermogen tot vooruitzien een mengeling van moed en angst vertoonde.

Herstel en vernieuwing

Niet zonder geluk kwamen wij oorlog en bezetting door en op 13 april 1945 werd Bakkeveen bevrijd. Mede dankzij Van der Wielens contacten met de illegaliteit was het mogelijk om reeds op de 4de mei 's avonds, precies op het moment van de Duitse capitulatie, de eerste na-oorlogse volkshogeschoolcursus voor gewezen onderduikers over de toekomst van ons land te openen.

Bij het proces van herstel en vernieuwing had de volksopvoeding en dus ook de volkshogeschool een belangrijke taak. Vooral Van der Wielen wist met Guermonprez het getij te benutten en voor ‘Allardsoog’ de wind in de zeilen te krijgen. Weldra openden zich uitbreidingsmogelijkheden en dat bracht mee, dat een hele nieuwe generatie van jongere leiders en medewerkers moest worden opgevangen. De taak der coördinatie namens de Vereniging doemde op en het sprak eigenlijk vanzelf dat Van der Wielen onder de ietwat pastorale titel ‘landelijk leider’ met deze taak werd belast.

Dankzij vooral ook de vindingrijkheid van Guermonprez en van de na 1945 snel naar voren gekomen Mr. Kees Stapel konden vele nieuwe initiatieven worden ontwikkeld, overeenkomstig het ideaal ‘ieder gewest zijn eigen volkshogeschool’.

Zulks leidde tot bijzondere aandacht voor het regionalisme en dat was Van der Wielen met zijn warme belangstelling voor de Friese Beweging uit het hart gegrepen. Buiten de volkshogeschool vond dat bij hem zijn uitdrukking in het jarenlange voorzitterschap van de Fryske Kulturried en ondervoorzitterschap van de Fryske Akademy; binnen de volkshogeschool in het opkomen voor de belangen en het culturele leven der randgewesten tegenover het overheersende en soms hovaardige Westen des lands.

Daarnaast had de oorlog ons echter tevens bewust gemaakt van de noodzaak ener Europese solidariteit. Zulks was de achtergrond van het internationale werk der volkshogeschool. Dit werd door het initiatief van Guermonprez en weldra krachtig gesteund door Van der Wielen vooreerst geconcentreerd op het Nederlands-Franse volkshogeschoolcentrum ‘Méridon’ bij Parijs. Later werd dit internationale werk verder uitgebouwd door Bob Schouten, maar Van der Wielen bleef als landelijk leider ook over dit werk een wakend oog laten gaan.

In het najaar van 1950 volgde ik professor P.J. Bouman op als voorzitter der Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen. Met Van der Wielen als secretaris-penningmeester en landelijk leider heb ik nog bijna 18 jaar bestuurlijk met hem mogen samenwerken. Ondanks zijn klimmende jaren en later het zware verlies van zijn vrouw bleef hij onvermoeid werkzaam vanuit zijn dierbare, doch afgelegen ‘Allardsoog’, waardoor Van der Wielen inderdaad een ‘man tussen de wielen’ werd - en dat voor iemand die zo angstig was in het verkeer!

Intern moest de eenheid-in-verscheidenheid van het volkshogeschoolwerk worden bewaard. Al dat persoonlijke contact met plaatselijke volkshogeschool-leiders en -besturen vergde tact en bezieling, maar hij volbracht dat, trouw aan de eigenlijk belangeloze inzet voor zijn levenswerk.

Extern moesten op vele fronten contacten worden verzorgd, waarbij helaas de studentenwereld steeds meer verstek liet gaan, doch waarvoor vele andere waardevolle banden in de plaats kwamen, te veel om hier op te sommen. Bijzonder positief waren wel de contacten naar twee kanten.

Vooreerst naar de kant van de overheid, waar met name in A. Oosterlee, Mr. L.B. van Ommen en later

[pagina 81]
[p. 81]

in Minister Klompé toegewijde magistraten werden gevonden, waardoor de volkshogeschool ook materieel sterker kwam te staan.

Anderzijds naar de kant van de vormingsinternaten op confessionele grondslag. In de bloeitijd der verzuiling lagen de verhoudingen wat moeilijk, wanneer dergelijke centra zich ook volkshogeschool noemden, maar met het voortschrijden van de ontzuiling in ons volksleven en dankzij ook de openheid van Katholieke voormannen als Jan Beerends en Fons Erens kon in voorzichtig en langdurig overleg een grote fusie worden voorbereid. Van der Wielen, Guermonprez en Stapel zijn vooral de mensen geweest die van de kant van de ‘oude’ Vereniging hebben gezorgd, dat deze fusie in 1968 haar beslag kon krijgen. Het lag voor de hand, dat dit nieuwe begin ook door een nieuwe generatie moest worden gedragen.

Deze aflossing van de wacht viel juist samen met Van der Wielens bereiken van de 65-jarige leeftijd - statutair de tijd van gaan - op het moment, dat de overbrugging van de geestelijke kloven in ons daadwerkelijke volksleven als doel der volkshogeschool bereikt leek. Dat zich sindsdien heel andere polarisaties hebben ontwikkeld welke ook de volkshogeschool niet onberoerd hebben gelaten, vormt een nieuw chapiter dat buiten dit bestek valt.

Ook nu Henk van der Wielen zich meer teruggetrokken heeft op zijn historische studies kan hij terugzien op een gaaf levenswerk en blijft hij recht hebben op ons aller erkentelijkheid!

Laat ik hem tenslotte zelf het woord geven in een van de stellingen welke hij bij zijn afscheid als een boodschap aan de volkshogeschool heeft meegegeven:

‘De volkshogeschool is “geëngageerd” in mensen, in hun geestelijk, cultureel en maatschappelijk gedrag, zowel individueel als in groepsverband. Zij wil daartoe een juiste informatie geven. De volkshogeschool is niet geëngageerd in feiten, getallen en resultaten, in zoverre deze de informatie niet ondersteunen of niet ter zake zijn’.

HANS DE VRIES REILINGH



illustratie

Herinneringen aan Henk van der Wielen

Het contact met Henk Van der Wielen werd door mij gezocht maar door hem bezield en geleid. Ik moge dus even ‘vertellen’ van uit welke achtergronden het tot stand kwam.

 

Als verbondscommissaris van de Vlaamse padvinderij had ik mij uit algemeen Nederlandse overtuiging vóór de oorlog toegelegd op intense samenwerking Nederland-Vlaanderen. Een hoogtepunt was de internationale jamboree van 1937: honderden Vlamingen defileerden achter de Leeuwenvlag voor H.M. de Koningin. Onder de oorlog werd het contact zoveel mogelijk onderhouden zolang de padvinderij in Nederland niet verboden was. Het derde deel van mijn werk ‘Verkennersleven’ werd nog gepubliceerd na het Duitse verbod. De Nederlandse partners van dit contact waren Mgr. A. Ramselaar en R. Höppener.

 

Na de oorlog dus herbeginnen!

Vanwege de papierschaarste in het Noorden waren het de Vlaamse publicaties die in 1945 en 1946 in Nederland gebruikt werden.

Vanuit algemeen-Nederlands gerichte Vlaamse jongerenkringen en Nederlandse padvindersrelaties kwam ik opnieuw in betrekking met mijn Nederlandse vrienden. Zij waren het die mij op het volkshogeschoolwerk wezen als belangrijk element van de Noord-Zuid verbinding.

 

In 1949 ondernam ik met mijn vrouw een rondreis tot vernieuwd contact met de Nederlandse relaties, o.m. Ramselaar te Apeldoorn; ik belandde ook te Bakkeveen op Allardsoog bij Henk Van Der Wielen die mij door zijn warme inspiratie ‘veroverde’ voor de idee van de volkshogeschool. Hij betoonde aan een voor hem onbekende Vlaming een warme geestelijke gastvrijheid. Dit trof mij diep. Met alle mogelijke voorlichting en documentatie werd ik overladen. Hij wist mij terug te wijzen naar Gründtvig en Kolt. Hij wist mij te ‘bewegen’ voor mij nog onbekende faktoren in de vernieuwing van de jeugdvorming die ook onze Rodenbach en Baden-Powell (hoe verschillend ook) hadden bezield. Wij discussieerden raakpunten en verschillen.

 

De klok van Allardsoog, door onze Vlaamse Roeland geïnspireerd, klonk in mijn oren. Henk toonde mij de tafels in de toenmaals nog primitieve vergaderzaal die omgekeerd als beddebakken dienst gedaan hadden in

[pagina 82]
[p. 82]

de pionierstijd van de volkshogeschool. Eén van de hoofdmotieven in de padvinderij, de levenssoberheid en de natuur-nabijheid waren meteen een visuele aanknoping.

 

Men bedenke hierbij dat de padvinderij in Vlaanderen, die wel klaar gekomen was met een vernieuwing die haar levensechter moest verruimen buiten het cowboy'isme, eigenlijk geen blijf wist met haar jongeren, haar voortrekkers.

Van toen af dacht ik aan Volkshogeschoolwerk.

 

Na Bakkeveen bezocht ik Bergen (N.H.). Daar Oskar Guermonprez afwezig was viel ik in hart en armen van Vital Haesaert, Vlaamse banneling, één van de vier sublieme deserteurs.

O. Guermonprez, ook van Vlaamse afkomst, zou ik pas iets later ontmoeten.

Wanneer het dan in februari 1950 voor mij ‘gedaan’ was met padvinderij, duurde het slechts een paar weken om mijn Nederlandse volkshogeschoolvrienden mede te delen dat ik ‘beschikbaar’ was voor de volkshogeschool in Vlaanderen.

 

Henk Van Der Wielen, alhoewel zelf nog volledig in beslag genomen door het Nederlandse volkshogeschoolwerk dat in die jaren zijn vleugels uitsloeg, aarzelde niet geestelijk en materieel bij te springen. Het Vlaamse volkshogeschoolwerk dat zijn weg moest zoeken stak van wal als een geestelijk kind van het Nederlandse werk.

 

Van Der Wielen was de man die inspireerde, Oskar Guermonprez de man die het klappen van de zweep kende van de organisatie en het vak, Vital Haesaert (die intussen wel naar Vlaanderen mocht overkomen) de liefdevolle bruggenbouwer. Hij zou het Vlaamse werk tevens in contact brengen met Hans de Vries-Reilingh, de wetenschapsmens aan wie ik medewerking mocht verlenen voor zijn boek ‘België’.

Hoe druk er bij dit alles gecorrespondeerd en over en weer gereisd werd moge hier in het midden blijven. Henk Van Der Wielen was en bleef de lichtbaken. De Nederlandse leiders kenden Vlaanderen te goed om ons te oriënteren op een zuivere nabootsing. Aan hun inspiratie waren echter wel de hoofdtrekken van het Vlaamse werk te danken. De verdeeldheid die collaboratie en repressie en verzuildheid en onverdraagzaamheid veroorzaakten moest worden overwelfd door pluralisme (het woord bestond nog niet) en algemeen-Vlaamse overtuiging.

 

Het Noord-Zuid vertrouwen moest worden hersteld na de harde bezetting die verschillend geweest was in Nederland en Vlaanderen. Het democratisch ‘gesprek’ (nu heet het dialoog) zou niet een amerikaans methodesnufje zijn maar de hefboom van een fundamenteel geloof in en respect voor de ‘andere’ mens. Aan lange internaatscursussen kon men in Vlaanderen niet denken. Waar in Nederland op sub-regionale basis werd gewerkt moest in Vlaanderen Vlaams-unitair worden gestart.

 

Nederland (en daarachter de geest en de wil van Van Der Wielen) zorgde voor deskundige assistentie bij de eerste cursussen (Hofstade): ‘Werkloosheid in Vlaanderen’ en ‘Geschiedenis van de Vlaamse Beweging’ en de eerste drie week-ends ‘Economische en culturele samenwerking in de Benelux’ (Huizingen en Lier). Hiermede lag de richting vast: toekomstgericht op de Vlaamse volkskracht, inbouwen van de volkshogeschool in de Vlaamse Beweging en in de algemeen-Nederlandse-strekking.

 

Jorissen, die pas later op de ‘slechte weg’ (?), de politiek, zou geraken, die nu ook de mijne geworden is, was mede de enthousiaste drijfkracht bij de eerste activiteiten.

Meestal achter de schermen, als raadgever en vriend, vaak ook als spreker dook Van Der Wielen op in het Vlaamse Volkshogeschoolwerk en met hem andere Nederlandse leiders en sprekers.

‘Je mag het niet bij een paar geslaagde experimenten beperken, je moet direkt doorzetten en in alle richtingen cursussen organiseren’, werd mij met Nederlandse doorzettingswil ‘opgelegd’. De wijze steun van Max Lamberty maakte van bij aanvang het ‘pluralisme in de kern’ tot een georganiseerde werkelijkheid en zorgde voor de renaissance van de gedachtengang van Lodewijk de Raet die de na-oorlogse Vlaamse Beweging heeft verrijkt.

De Noord-Zuid verbinding werd geinstitutionaliseerd derwijze dat Henk Van Der Wielen lid werd van de Raad van de Stichting-Lodewijk de Raet en ik zelf lid van de Nederlandse Raad.

 

Ook wanneer wij sterk genoeg stonden om ‘op eigen benen’ te lopen bleef het Noorden ons helpen met medewerkers: soms waren 25% van de sprekers en cursusleiders in de Stichting in de loop van één jaar Nederlanders. Vlamingen hielden spreekbeurten op Nederlandse cursussen. Wij wisselden gratis en gastvrij cursisten uit.

Zonder de liefde voor Vlaanderen en de wil van Van Der Wielen zou dit stuk integratie nooit mogelijk geweest zijn.

 

M. VAN HAEGENDOREN


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.D. de Vries Reilingh

  • M. van Haegendoren

  • over H.G.W. van der Wielen

  • beeld van H.G.W. van der Wielen