Neerlandia. Jaargang 85

Leefmilieu

De Koning-Boudewijnstichting in Brabant

De Koning-Boudewijnstichting die bij haar oprichting als opdracht kreeg initiatieven te nemen om de levensomstandigheden van de Belgische bevolking te verbeteren, werkte naar aanleiding van de viering 150-jaar België, in 1980, een reeks initiatieven uit, om mede te werken aan de totstandkoming van verbetering van de dagelijkse leefomgeving in steden en dorpen.

Zo organiseerde zij een negental discussiemiddagen en genoot daarbij de gastvrijheid van het Noordbrabantse provinciebestuur.

Achtenveertig inleiders behandelden er, vanuit de Belgische of Nederlandse situatie aspecten van ruimtelijke ordening, natuurbescherming en -educatie, landschapsparken, speelvoorzieningen voor gehandicapten, recreatie, monumentenbeleid en milieueducatie.

Tegelijkertijd kon men in de grote hal van het Provinciehuis van Den Bosch de expositie terzake bezoeken.

De idee om op nadrukkelijke manier met Nederland in dialoog te treden, moet zeker worden toegejuicht. Temeer daar men ook hier weer eens vaststelde dat er vooralsnog een kloof gaapt aan de landsgrens, daar waar het gaat om effectieve onderlinge afstemming van planologie, natuur- en milieubescherming en aanverwante punten.

Rampenplannen

Het C.D.A.-Tweede-Kamerlid drs. H. Eversdijk vindt het van belang dat internationale rampenplannen op elkaar zijn afgestemd. De situatie aan de Nederlands-Belgische grens, met name waar het om West-Brabant en Zeeuws-Vlaanderen gaat noemt hij een treffend voorbeeld van een gebied waarvoor internationale afspraken nodig zijn.

Hij vindt het dan ook erg belangrijk dat rampenplannen die de grenzen van twee landen overschrijden, zoals dat voor de kerncentrales bij het Belgische Doel, door het houden van oefeningen op hun bruikbaarheid worden getest. Dit zei hij in de Tweede Kamer, op het ogenblik dat minister Wiegels ontwerp-rampenwet ter discussie stond.

Minister Wiegel van binnenlandse zaken was het er mee eens. Hij noemde het van belang dat er goede grensoverschrijdende coördinatie en afspraken komen, maar ook dat de werking van dat soort afspraken wordt getoetst. Hij verwacht dat er over ongeveer een jaar een ontwerp-verdrag zal zijn dat grensoverschrijdende coördinatie regelt, maar stelt de zaak afhankelijk van de Belgische medewerking.

Nederlands-Belgisch hormonen-overleg

Op 24 februari hebben de Nederlandse minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, de heer L. Ginjaar en zijn Belgische ambtgenoot de heer L. Dhoore, minister van Sociale Voorzorg en Volksgezondheid o.m. van gedachten gewisseld over het aanwenden van kernenergie en het gebruik van hormonen bij voedingsmiddelen.

Zij zijn het o.a. eens over de noodzaak van een totaal verbod van het gebruik van alle hormonen, die voor de mens schadelijke gevolgen kunnen hebben, alsook over de in te sluiten mogelijkheid van toezicht en controle in de bedrijven, ter beteugeling van het clandestiene gebruik.

Op korte termijn zal de samenwerking op het gebied van de volksgezondheidsaspecten van de kernenergie worden versterkt en zich zowel richten op algemene aspecten als op concrete vestigingen.

Grote Nederlandse belangstelling voor IPEK-symposium

Van 12 tot 14 maart organiserede het Interuniversitair Project voor Efficiënter Kandidatuuronderwijs (IPEK) een symposium in het Limburgs Universitair Centrum waarop de resultaten van onderzoekswerk naar de optimalisering van het kandidatuuronderwijs en de vernieuwingen op het vlak van die opleiding naar voren werden gebracht. Ruim 280 ‘specialisten’, onder wie een tachtigtal Nederlanders waren aanwezig. Uit de programmaboeken van het symposium (ruim 750 pagina's) blijkt hoe ver het onderzoek terzake intussen is gevorderd. Er zijn in totaal vijftien bijdragen van Nederlandse deskundigen onder, wier belangstelling de organisatoren ten zeerste heeft verblijd. Nederland heeft onmiskenbaar een voorsprong op dat terrein.

De uitwisseling van de resultaten van re-

[p. 60]

search- en ontwikkelingswerk en van innovaties in de propedeutische of kandidaats-opleiding zijn daarom de eerste opzet van het symposium en men verwacht ook veel van de kontakten die hier zullen gelegd worden.

Op het symposium werden zes thema's aangehouden: overgang secundair/universitair onderwijs, factoren die studiesucces bepalen, computergestuurd onderwijs, formatieve evaluatie, onderzoek en training inzake problem-solving en aanpak van specifieke onderwijsproblemen.