Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 91 (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 91
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 91Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 91

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 91

(1987)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Overheid

Interparlementaire commissie Taalunie

De Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie vergaderde op maandag 18 mei 1987 te Brussel. Aangezien het voorzitterschap afwisselend en volgens een jaarlijkse beurtrol door een Nederlander en een Vlaming wordt waargenomen, werd de heer Van der Werff als voorzitter opgevolgd door de heer Grootjans.

Over het Meerjarenperspectief voor een Taaluniebeleid, opgesteld door de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, werden enkele algemene bedenkingen geformuleerd. Een grondige bespreking werd aangekondigd voor de volgende vergadering, na het zomerreces. In tegenstelling tot minister Deetman, was de Commissie immers van mening dat het Ministercomité eerst zijn standpunt moet bepalen en pas daarna de Interparlementaire Commissie.

I.v.m. de begroting 1987 trok A. de Beul hard van leer tegen het feit dat Vlaanderen met het betalen van zijn bijdrage al vier kwartalen achter staat. ‘Wij zijn wanbetalers, insolvabelen,’ stelde De Beul vast. Minister Kelchtermans antwoordde dat de huidige legislatuur het nochtans beter doet dan de vorige.

F. Niessen merkte op dat de Vlaamse auteurs worden achtergesteld t.o.v. de Nederlandse, althans wat het leenrecht betreft. Verder was hij van mening dat de Prijs voor de Nederlandse Letteren de grootste en belangrijkste van het taalgebied moet blijven. Dit komt in het gedrang door het instellen van de AKO-prijs.

Inzake de Stichting voor Vertalingen werd gemeld dat er uiteindelijk toch een afspraak is gekomen tussen de ministers. In ruil voor meer aandacht voor de Vlaamse auteurs zal de Vlaamse Gemeenschap stipter betalen. Anderzijds werd duidelijk dat het Comité van Ministers niet van plan is de Stichting te integreren in de Taalunie, maar wel de nodige gelden uit het Taaluniebudget zal lichten. Met deze houding leggen de ministers de motie Niessen, die op 23 juni 1986 door de Interparlementaire Commissie eenparig werd goedgekeurd, naast zich neer. Daarom pleitten Niessen en De Beul opnieuw voor een structurele band tussen de Stichting en de Taalunie. Het agendapunt over het Nederlands in de E.G. en in de Raad van Europa, werd op luttele seconden afgehaspeld. Niessen kreeg amper de tijd om te vragen dat de adviezen in het rapport Duthoy zouden worden opgevolgd.

Ook de volgende, nochtans belangrijke punten werden in vogelvlucht behandeld. Inzake het onderwijs Nederlands vroeg De Beul meer aandacht voor het onderwijs aan anderstaligen en voor het Certificaat Nederlands, en inzake het Nederlands Instituut voor Lexicologie pleitte dezelfde spreker ervoor dat Nederland de bevoegdheden en de budgetten van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen eindelijk zou overdragen aan de Taalunie, iets wat Vlaanderen al heeft gedaan.

De materie van de Open Universiteit valt volgens Deetman buiten het terrein van de Taalunie. De Commissie is het hiermee oneens en vindt dat de vergadering van de Interparlementaire Commissie een uitgelezen forum is voor een gedachtenwisseling over dergelijke onderwerpen.

D. van Ooijen, vroeger lid van de Commissie, en nu bestuurder van de Nederlandse Open Universiteit, zal worden gehoord.

Meerjarenperspectief voor Taalunie

De Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, het adviesorgaan van de Nederlandse Taalunie, heeft op 13 mei 1987 zijn ‘Meerjarenperspectief voor een Taaluniebeleid’ gepubliceerd. In dit advies aan het Comité van Ministers van de Taalunie worden voor een termijn van vijf jaar (1988-1992) op het terrein van de taal en de letteren voorstellen gedaan en aanbevelingen geformuleerd. Er worden beleidslijnen getrokken en financiële prioriteiten gesteld.

In zijn rapport bekijkt de Raad hoe de doelstellingen van het Taalunieverdrag volgens de beschikbare budgetten het best kunnen worden waargemaakt. De Raad heeft zich dus realistisch - volgens sommigen minimalistisch - opgesteld. Er zijn twee soorten middelen. Enerzijds is er ongeveer f 3.000.000,- dat jaarlijks door de betreffende ministeries wordt overgedragen voor reeds bestaande voorzieningen zoals de ondersteuning van Nederlandse docentschappen in het buitenland, het Certificaat Nederlands als Vreemde Taal, de Algemene Conferentie van de Nederlandse Taal en Letteren, het Genootschap Onze Taal en de Vereniging Algemeen Nederlands. Aan nieuw geld ontvangt de Nederlandse Taalunie sinds 1986 f 3.000.000,-. Van dat bedrag moeten echter niet alleen de nieuwe taken door personeel worden uitgevoerd, maar ook de oude. De Raad denkt dan ook dat het budget van de Nederlandse Taalunie op de lange termijn enkele malen hoger zal moeten worden.

Het eerste hoofdstuk van het advies bevat een aantal algemene overwegingen. Als belangrijkste methode om de beoogde integratie te bevorderen noemt de Raad hier de ‘coördinatie’, dat wil zeggen het bijeenbrengen van instellingen in Noord en Zuid die zich bezighouden met de Nederlandse taal en/of letteren.

Afzonderlijke hoofdstukken zijn gewijd aan het taalbeleid, het letterenbeleid en het buitenlands beleid. Behalve de door het Verdrag voorgeschreven bindende samenwerking inzake de Nederlandse taal, namelijk spelling, spraakkunst, terminologie en woordenboeken, acht de Raad een gemeenschappelijke aanpak ook doelmatiger voor een aantal andere activiteiten.

Zo zijn er voor belangrijke beleidsterreinen als het onderwijs van het Nederlands, de certificering van het Nederlands en de taaladvisering in het Verdrag geen bindende voorschriften. De maatschappelijke effecten van het onderwijs op het taalgebruik, op het omgaan met boeken en cultuur zijn zo belangrijk dat de middelen hiervoor in de toekomst zeker zullen moeten toenemen. Naast het onderwijs van de moedertaal verdient ook het onderwijs Nederlands aan anderstaligen in de toekomst meer aandacht.

Het zwaartepunt van een letterenbeleid zal volgens de Raad gericht moeten zijn op een betere beschikbaarheid van boeken en literatuur uit Nederland in Vlaanderen en omgekeerd, en op meer informatie over boeken. Op de langere termijn zal de aandacht moeten verschuiven naar de leesbevordering als zodanig.

De nadruk van het letterenbeleid zal zeker niet moeten liggen op een zware subsidiëring van gezamenlijke activiteiten. Er moe-

[pagina 121]
[p. 121]

ten juist mankracht en middelen worden ingezet om de sámenwerking tussen Noord en Zuid te bevorderen. De Raad dringt in het bijzonder aan op een vaste boekenprijs voor het hele Nederlandse taalgebied. Tevens vindt de Raad dat de leenrechtregelingen in Nederland en Vlaanderen op elkaar moeten worden afgestemd.

De Raad wijst er in zijn advies uitdrukkelijk op hoe belangrijk het is dat de Nederlandstalige cultuur naar het buitenland wordt uitgedragen. Hij betreurt het dat het beleid van de Nederlandse overheid de stempel draagt van ‘Holland Promotion’ en dat ook de Vlaamse overheid dezelfde richting dreigt op te gaan.

De Raad geeft een aanzet voor een herziening van het beleid inzake de docentschappen Nederlands in het buitenland. Hij geeft een aantal geografische prioriteiten om enige ordening aan te brengen in het momenteel nogal versnipperde subsidiebeleid. De Raad vindt dat de grensgebieden met Frankrijk en Duitsland speciale aandacht verdienen en dat ook andere onderwijsvormen dan de universitaire bij dit beleid moeten worden betrokken.

Benelux-relance

Nu het Belgische EEG-voorzitterschap niet heeft opgeleverd wat ervan verwacht werd, denken vele regeringsleden opnieuw luidop aan een Benelux-relance. De uitstekende relaties tussen een aantal CVP- en CDA-ministers zouden daarbij een rol spelen. Binnenskamers werd reeds voorgesteld dat België en Nederland b.v. op eigen houtje hun vennootschapsbelasting zouden verlagen en allerei dereguleringen zouden doorvoeren om aldus meer investeringen en meer werkgelegenheid tot stand te brengen.

Stichting De Brakke Grond

Op 3 april 1987 interpelleerde A. de Beul in de Vlaamse Raad over de werking van de bestuursorganen van het V.C.C. De Brakke Grond in Amsterdam. Hij vroeg met name uitleg over de samenstelling en de werking van de Stichting ‘Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap - De Brakke Grond’, naar Nederlands recht opgericht op 6 september 1982.

Uit het antwoord van minister Dewael bleek dat het bestuur volledig uit Vlamingen bestaat en sinds de oprichtingsvergadering van de stichting nooit meer is bijeengekomen.

De vraag van De Beul kadert in de op het niveau van de Vlaamse Raad geformuleerde plannen om de werking van het V.C.C. te verbeteren, o.a. via een nieuw op te richten adviesraad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken