Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 91 (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 91
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 91Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 91

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 91

(1987)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Overheid

Benelux-ombudsman

In het ‘Manifest voor een Benelux-relance’ van 8 november 1986 kondigde de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad - ook wel eens Benelux-Parlement genoemd - aan dat een functie van ombudsman zou worden ingesteld. Alle klachten betreffende de gevolgen die de toepassing van wetten of verordeningen van een der drie lidstaten in een van de drie betrokken landen kan hebben, kunnen worden gericht tot de Voorzitter van het Benelux-Parlement, Paleis der Natie, Natieplein 2 te 1000 Brussel.

De diensten van de Voorzitter zullen de ontvankelijke klachten voor onderzoek doorzenden naar het Permanent Comité van het Benelux-Parlement en naar het Secretariaat-Generaal van de Benelux Economische Unie. Desgewenst zal de kwestie waarop de klacht betrekking heeft, worden overgezonden aan de bevoegde commissie, die een voorstel van aanbeveling ter goedkeuring aan de plenaire vergadering zal voorleggen. Jaarlijks zal een verslag over de tot de ombudsman gerichte klachten worden opgesteld, dat ter beoordeling aan de plenaire vergadering zal worden voorgelegd.

Het Taalunieverdrag in het licht van het volkenrecht

Sedert de werking van het Verdrag tussen België en Nederland inzake de oprichting van de Nederlandse Taalunie zijn enige vragen gerezen over de bevoegdheden van de Taalunie omtrent regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van de spelling van het Nederlands, en over enige andere aangelegenheden (zoals de bevoegdheid om verdragen te sluiten met staten of internationale organisaties).

De algemeen secretaris van de Taalunie heeft twee volkenrechtsgeleerden, mevrouw prof. dr. Neri Sybesma-Knol (Vrije Universiteit Brussel), en prof. dr. Karel Wellens (Katholieke Universiteit Nijmegen) verzocht hun mening te geven over de verschillende volkenrechtelijke kwesties waar de Taalunie mee te maken krijgt.

Hun oordeel is neergelegd in de publikatie ‘Enige volkenrechtelijke vragen rond de Nederlandse Taalunie’.

De studie van de professoren Sybesma-Knol en Wellens is de eerste volkenrechtelijke verhandeling over het Taalunieverdrag. Zij geeft juridische antwoorden op concrete vragen die zich in de praktijk voordoen, waardoor het voor de Taalunie mogelijk wordt met behulp van beginselen, precedenten en argumenten haar houding te bepalen.

De opvattingen van de beide volkenrechtsgeleerden hebben nog geen onderwerp van bespreking uitgemaakt van het Comité van Ministers, en hebben dus ook nog niet geleid tot bepaling van standpunten. Het Comité als geheel en de leden afzonderlijk hebben zich over deze studie niet uitgesproken. Zij menen nochtans dat de studie een goed uitgangspunt biedt voor de verdere meningsvorming omtrent de toekomstige functionering van de Taalunie.

[pagina 213]
[p. 213]

Een van de vragen die aan de twee volkenrechtsgeleerden is voorgelegd, betreft de bevoegdheden van de Nederlandse Taalunie op het gebied van de schrijfwijze van de Nederlandse taal. Het antwoord moet naar het oordeel van de twee adviseurs luiden dat de partners van het Taalunieverdrag, gelet op de tekst van artikel 4, b, c, d, e, en f van het verdrag, geen rechtsgeldige beslissingen op het gebied van de spelling meer kunnen nemen, noch afzonderlijk, noch gemeenschappelijk omdat het terrein nu tot de bevoegdheid van de Taalunie behoort en dat derhalve de organen van de Taalunie de geëigende kanalen zijn voor de besluitvorming ter zake. De Nederlandse Taalunie heeft als afzonderlijke internationale organisatie een aantal bevoegdheden uit het Belgisch - Nederlands Cultureel Verdrag de jure overgenomen, zoals op spellingsgebied het geval is.

Eenzijdige beslissingen op het gebied van de officiële spelling zouden, na het in werking treden van het Taalunieverdrag (dus na 9 september 1980) zonder de minste twijfel een verdragsschending opleveren en dus niet conform zijn aan artikel 26 van het Verdrag van Wenen (van 1969 over het Verdragenrecht), met alle daaraan verbonden juridische gevolgen.

Artikel 4, b van het Taalunieverdrag betreft een absolute verplichting in deze zin dat partijen zich niet kunnen beroepen op enige exceptie van onbevoegdheid ter zake. Een andere vraag luidt in hoeverre de Taalunie betrekkingen kan onderhouden en verdragen afsluiten met staten en met andere internationale organisaties.

De twee volkenrechtelijke adviseurs menen, dat de verdragsluitende bevoegdheid van de Taalunie wordt beheerst door de interne rechtsregels van het Taalunieverdrag zelf. Het Taalunieverdrag zelf kent, in artikel 20, aan de Taalunie de bevoegdheid toe om associatie-overeenkomsten te sluiten met andere staten; het beginsel van de verdragsluitende bevoegdheid is dus formeel erkend. Voor het afsluiten van een associatie-overeenkomst of van andere verdragen moet de toestemming worden gegeven door het Comité van Ministers dat ter zake bevoegd is. Wil een verdrag, door de Taalunie af te sluiten, bindend zijn voor de beide lidstaten, dan dient tevoren de formele toestemming te worden gevraagd van de beide lidstaten; voor België de nationale regering.

Andere vragen betroffen: het karakter van het Taalunieverdrag (gaat het om een intergouvernementele of supra-nationale organisatie?); de verhouding tussen het Taalunieverdrag en het Belgisch - Nederlands Cultureel Verdrag; het effect van besluiten van het Comité van Ministers op de van kracht zijnde wetgevingen in de beide landen; de betekenis van het begrip ‘gemeenschappelijke instellingen’ genoemd in artikel 4, a van het Taalunieverdrag; de bevoegdheid van de Taalunie om namens de lidstaten te onderhandelen in internationale fora; de rechtspersoonlijkheid van de Taalunie; de voorrechten en immuniteiten van de Taalunie en van haar ambtenaren; de gevolgen van de hervorming van de instellingen in België voor de buitenlandse betrekkingen van dat land en voor de verdragspraktijk van dat land; en de mate van beleidsvrijheid voor de verdragspartijen.

‘Enige volkenrechtelijke vragen rond de Nederlandse Taalunie’ verscheen als het 10de nummer in de reeks Voorzetten van de Nederlandse Taalunie, uitgegeven door de Stichting Bibliographia Neerlandica (Pr. Willem Alexanderhof 5, 2595 BE Den Haag). Prijs: fl. 24,95.

Zitting Benelux-parlement

Het Benelux-Parlement kwam op 27 en 28 november 1987 te Den Haag bijeen onder het voorzitterschap van de heer B. Hennekam, lid van de Nederlandse Tweede Kamer. Naar aanleiding van de bespreking van het 31e gezamenlijk verslag van de drie Regeringen betoogde de Nederlandse Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de h. De Koning, dat het overleg tussen de betrokken landen om nog bestaande distorsies weg te werken, met name in verband met de solidariteitsbijdrage en de loopbaanonderbreking voor de grensarbeiders, zal worden geïntensiveerd. Gelet op het belang van de Benelux-samenwerking op sociaal gebied zal, in het vooruitzicht van de aanstaande Europese top te Kopenhagen een gezamenlijk standpunt worden ingenomen met het oog op de creatie van een Europese ‘sociale ruimte’.

In verband met de economische aangelegenheden werd o.m. een ontwerp-aanbeveling goedgekeurd waarin de noodzaak beklemtoond wordt het technologie- en innovatie-beleid in Beneluxverband beter af te stemmen en tot een gemeenschappelijke opstelling te komen ten aanzien van de programma's Eureka, Brite en Esprit. Ook de landbouwproblemen kwamen aan bod. De Staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, de heer Van der Linden (Ned.) beantwoordde een reeks vragen van de leden en betoogde onder meer dat een te grote soepelheid in de toepassing van het Europees landbouwbeleid dat beleid zelf op de helling kan zetten. Hij verheugde zich over de voortgang van de uitvoering van het hormonenverbod voor rundsvlees en stelde vast dat ook in de V.S. de voorstanders van dat verbod veld winnen. Op de Europese top in Kopenhagen moeten de Beneluxpartners ijveren voor een betere produktiebeheersing, ook al in het belang van boer en tuinder.

Namens de Commissie voor Financiën werd een aanbeveling voorgedragen m.b.t. de opheffing van de dubbele wegen- of voertuigenbelasting, die in sommige gevallen nog bestaat binnen de Benelux, en de klachten over de formaliteiten van het grensoverschrijdend verkeer van ondernemingen en ambachtslieden (het zgn. klachtenboek Cornelissen).

Van diverse zijden werd aandacht geschonken aan het Akkoord van Schengen dat in 1985 tussen de drie Benelux-landen, Frankrijk en Duitsland werd gesloten en dat wordt beschouwd als een voorbeeld voor de toekomstige Europese interne markt. Dit verdrag druist in tegen recentelijk geplande initiatieven in verband met discriminerende tolheffingen in België en Duitsland. Volgens minister Smit-Kroes van Verkeer en Waterstaat (Ned.), staan dergelijke initiatieven de totstandkoming van één enkele vervoermarkt in de weg.

In een aanbeveling van de Commissie voor de Wetgeving werd erop aangedrongen dat ook België, na Luxemburg en Nederland, spoedig werk zou maken van de Benelux-overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten, die voor de grensgemeenten heel belangrijk is. De vergadering hoorde eveneens de Nederlandse Minister van Justitie Korthals-Altes over de verdere uitvoering van het uitleveringsverdrag en de verhoogde samenwerking inzake strafrecht in het algemeen.

De Minister van Buitenlandse Zaken (Ned.) Van den Broek verheugde zich over de recente positieve ontwikkeling op het gebied van de ontwapening, die uitmondt in een uiterst belangrijk akkoord tussen de grootmachten. Volgens de heren Wyninckx (B.) en Van der Werff (Ned.) blijft echter waakzaamheid geboden omdat genoemd akkoord maar een eerste stap betekent in de richting van een volledige wapenbeheersing waarop in vroegere Benelux-ontwerpaanbe-

[pagina 214]
[p. 214]

velingen meermaals is aangedrongen.

In verband met de uitbreidingsplannen voor het vliegveld Maastricht-Beek werd in een aanbeveling gepleit voor een uitgebreid en spoedig overleg tussen België en Nederland. Daarbij moet niet alleen rekening worden gehouden met de grensoverschrijdende milieu-aspecten zoals die in een recente hoorzitting te Valkenburg naar voren zijn gekomen, maar ook met de economische weerslag van het project, zowel voor Nederlands als voor Belgisch Limburg.

Diverse leden betreurden dat de werkzaamheden van de commissie Biesheuvel-Davignon i.v.m. de waterverdragen blijkbaar terug in het slop geraakt zijn. Minister Smit-Kroes verzekerde dat Nederland minstens evenveel prijs stelt op die verdragen als België en dat alles zal worden gedaan om de besprekingen opnieuw op gang te brengen.

De h. Nijpels, Nederlands Minister van Volkshuisvesting en Milieubeheer, bestempelde ten slotte de diverse Benelux-aanbevelingen i.v.m. het leefmilieu als een heel goed uitgangspunt voor een doeltreffend milieubeleid waarbij de Europese aspecten evenwel niet uit het oog mogen verloren worden.

Na afloop van de plenaire vergadering van vrijdag mocht de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken de heer Van den Broek, uit handen van voorzitter Hennekam, het eerste exemplaar in ontvangst nemen van de nieuwe informatiefolder ‘Het Benelux-Parlement’ waarin het ontstaan, de ontwikkeling en de werking van dit Parlement op bevattelijke wijze zijn geschetst. Tijdens die korte plechtigheid overhandigde minister Van den Broek, namens Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, aan de Belgische senator Wijninckx het ereteken van Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau, als blijk van erkentelijkheid voor zijn uitzonderlijke inzet voor het Benelux-Parlement waarvan hij in 1985-86 voorzitter was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken