Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia. Jaargang 91 (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia. Jaargang 91
Afbeelding van Neerlandia. Jaargang 91Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia. Jaargang 91

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia. Jaargang 91

(1987)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Cultuur

Conferentie Nederlandse Taal en Letteren

Op vrijdag 27 november 1987 vond in het Antwerpse Provinciehuis de Algemene Conferentie voor de Nederlandse Taal en Letteren plaats, onder de titel: ‘De letteren in de knel? Het literatuuronderwijs in het voortgezet/secundair onderwijs in Nederland en Vlaanderen’. Voorzitters waren W. de Moor (Nijmegen) en R. Soetaert (Gent).

De Moor kondigde aan dat een samenwerkingsverband zal worden opgericht voor allerlei instellingen die met literatuuronderwijs en -didactiek bezig zijn.

In Nederland, maar ook in Vlaanderen - zoals bleek uit de uiteenzetting van Soetaert - is de fysieke en psychische overbelasting van de leraar een van de meest genoemde oorzaken voor tekortkomingen in het literatuuronderwijs: te veel leerlingen per klas, het grote aantal lesuren en de veelheid van taken (lesvoorbereiding, correctie, vergaderingen). Dergelijke zaken leiden er wellicht toe dat leraren niet dat enthousiasme kunnen tonen en die creativiteit kunnen ontplooien die juist voor het vakonderdeel literatuur zo gewenst zijn. Daarbij is de leraar Nederlands vaak ook nog degene die belast is met de organisatie van een aantal buitenschoolse activiteiten, zoals de schoolkrant en het schooltoneel. Voor Vlaanderen komt daar nog het probleem bij dat het aantal uren voor het vak Nederlands de laatste jaren is teruggelopen.

Gesteld werd dat een uitbreiding van het literatuuronderwijs wenselijk is, i.p.v. de beknotting van het vak Nederlands zoals nu het geval is. Het literatuuronderwijs zou leerlingen in contact moeten brengen met de culturele actualiteit (culturele bijlagen, recensies, interviews, enz.).

 

Welke bijdrage kunnen literaire kritiek en literatuurwetenschap aan het literatuuronderwijs leveren: Heeft tekststudie een positief effect op het leren lezen van literatuur? Welke waarde hebben recensies voor het literatuuronderwijs? De relatie tussen literatuurdidactiek, literatuurwetenschap en de onderwijspraktijk is problematisch. Daarbij speelt het feit dat de literatuurdidactiek nog nauwelijks als een in wetenschappelijk opzicht volwaardige discipline erkend wordt, zeker een rol. Het verrichten van echt wetenschappelijk onderzoek zou daarin verandering kunnen brengen. Het is echter de vraag of de onderwijspraktijk daarbij gebaat is. Wat verwacht het veld van de literatuurdidactiek en de literatuurwetenschap?

Hoe kan het onderwijs leerlingen leren en motiveren ‘deel te nemen’ aan literatuur? Al vaker werd geconstateerd dat er een kloof gaapt tussen het normaal lezen en het schools / academisch / bestuderend lezen; hoe kan die kloof overbrugd worden? Moet er bijvoorbeeld in het literatuuronderwijs ruimte zijn voor vertellen en stillezen?

Verder zou er praktijkgericht onderzoek kunnen worden verricht naar b.v. de mogelijk negatieve gevolgen die de opkomst van de audiovisuele middelen heeft voor het literatuuronderwijs, de moeizame bereikbaarheid van teksten (bevoorrading bibliotheken), de gebrekkige algemene culturele achtergrondkennis en taalvaardigheid. Is het aanbod van leermiddelen voor het literatuuronderwijs kwalitatief voldoende? Bij de opzet van lesmateriaal moet overwogen worden of ook jeugdliteratuur en ontspanningslectuur moeten worden behandeld; of andere kunstvormen in het literatuuronderwijs betrokken moeten worden; of ook vertaalde teksten een plaats in het literatuuronderwijs moeten hebben; of audiovisuele middelen ook niet een positieve bijdrage kunnen leveren.

Tonen de huidige leermiddelen (en de lerarenopleidingen) voldoende belangstelling voor dergelijke mogelijkheden om de literatuurlessen te verlevendigen? Voor andere manieren om de literatuurles aantrekkelijker te maken, zoals het uitnodigen van schrijvers op school of het bezoeken van theatervoorstellingen met de klas, kunnen wellicht de relatief kleine drempels als reisen andere kosten uit de weg geruimd worden. In dit verband kondigde algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie O. de Wandel aan dat volgend jaar, bij wijze van experiment, lezingen van Nederlandse schrijvers in Vlaanderen, en van Vlaamse in Nederland zullen worden gesubsidieerd door tussenkomst van de beide ministeries van Onderwijs. (Terloops: De Wandel meldde ook dat binnen de Nederlandse Taalunie eerlang een Vlaams-Nederlandse ‘Taakgroep Nederlands’ wordt opgericht die zich zal bezighouden met het onderwijs in de moedertaal - het thema van de vorige Conferentie -).

N. Rowan bracht een voorlopige samenvatting van twee onderzoeksprojecten. Het eerste project is gericht op de lerarenopleiding. Het gaat om een inventarisatie van het onderwijsaanbod aan de lerarenopleidingen in Vlaanderen en Nederland op het gebied van het literatuuronderwijs. Op welke wijze wordt de toekomstige literatuurleraar op zijn latere taak voorbereid? De gegevens worden verzameld door middel van een vragenlijst die aan de betreffende lerarenopleiders werd toegestuurd.

Het tweede project is gericht op de leraar die voor de klas staat. Het project bestaat uit een rondvraag onder 600 leraren in het

[pagina 215]
[p. 215]

secundair/voortgezet onderwijs, gelijk verdeeld over Nederland en Vlaanderen, waarbij vooral wordt gevraagd naar de belangrijkste problemen die men ervaart bij het geven van literatuurlessen. Daarnaast is het de bedoeling dat het onderzoek inzicht verschaft in de wensen die in het onderwijsveld leven ten aanzien van literatuurdidactische nascholing.

De Conferentie werd bijgewoond door talrijke jonge leerkrachten, wat vrij nieuw is en hoopgevend voor de toekomst.

Nieuwe samenstelling commissie cultureel verdrag

Op 29 juli 1987 werden door de Vlaamse Executieve de Vlaamse leden benoemd in de Vaste Gemengde Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag.

Het zijn:

-J. Fleerackers, voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (voorzitter)
-L. Delanghe, voorzitter van de Hoge Raad voor Volksontwikkelingswerk
-J. Snaet, voorzitter van het Centrum voor Sociaal-Cultureel Werk
-M. Coole, letterkundige
-R. van Vlaenderen, directeur van het Brussels Kamer Toneel
-F. de Keyser, journalist
-W. Vandaele, algemeen secretaris van de Stichting Algemeen Nederlands Congres v.z.w.

De Nederlandse delegatie bestaat uit:

-M. Mourik, ambassadeur Internationale Culturele Samenwerking, ministerie Buitenlandse Zaken (voorzitter)
-J.A. Offermans, ministerie voor Onderwijs en Wetenschappen
-P. Beugels, lid raad van beheer NOS
-G. Hendriks
-Mevr. A.M. Janssens, directrice Centraal Museum Gemeente Utrecht
-C.G.J. Swinkels
-M.D. van Wolferen
-Mevr. Y. Lüdert, ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
-R. Bosch, ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
-F. Meijsing, ministerie van Onderwijs en Wetenschappen

Vraag i.v.m. cultureel akkoord

Op 31 juli 1987 stelde volksvertegenwoordiger Herman Suykerbuyk een uitvoerige vraag aan Cultuurminister P. Dewael over de werking en de bestedingen van het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord.

‘Uitgenomen hetgeen te maken heeft met de Nederlandse taal, zijn alle culturele materies, die voorwerp zijn of kunnen zijn van samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, geregeld door het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord. Omdat tot voor een 10-tal jaren getrouw een rapport over deze culturele samenwerking aan de Interparlementaire Beneluxraad werd uitgebracht, hetgeen nadien, ondanks veelvuldig aandringen niet meer gebeurde, moet ik de Minister volgende vragen stellen’, aldus Suykerbuyk.

 

Samengevat luidden de vragen als volgt:

-hoeveel heeft de Vlaamse Gemeenschap sinds 1980 buiten de Taalunie besteed aan de Vlaams-Nederlandse samenwerking?
-Volgens de minister is het Akkoord gericht op de kunsten, de sociaal-culturele materies en de sport. Wat houdt dit precies in en welke initiatieven werden op die terreinen ontplooid?
-waar verloopt de samenwerking vlot en waar minder vlot?
-wat is de plaats van het toerisme binnen dat alles?
-ligt het accent van de Vlaamse overheid op gezamenlijke realisaties, op uitwisseling of op gezamenlijke promotie naar het buitenland?
-bestaat er een evaluatierapport?

 

Minister Dewael antwoordde dat het Akkoord is opgedeeld in de sectoren kunst; monumenten- en landschapszorg; jeugdwerk, volksontwikkeling en amateuristische kunstbeoefening; en sport. Een evaluatie zal afzonderlijk worden toegestuurd. Bij benadering werden in de begrotingsjaren 1983, 1984 en 1985 de volgende bedragen besteed: toneel 4.000.000,- BF; muziek en beeldende kunsten 3.000.000,- BF; amateuristische kunstbeoefening 1.200.000,- BF; vakantiecursussen 4.000.000,- BF; uitwisseling inzake lager onderwijs, hoger onderwijs en equivalentie van diploma's 1.000.000,- BF; studiebeurzen 1.500.000,- BF.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken