Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108 (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108
Afbeelding van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108

(2004)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

Recensies

Geschiedenis van het Nederlands

Guy Janssens, m.m.v. Ann Marynissen, Het Nederlands vroeger en nu, Acco, Leuven/Leusden, 2003, 208 pp., ISBN 90 334 5397 5. Prijs: € 24,50.


illustratie

Deze geschiedenis van het Nederlands is in de eerste plaats geschreven voor extramurale studenten. Ze verschaft een beter inzicht in de positie van het Nederlands naast de andere talen en naast die van de student. Ze helpt de verschillende ontwikkeling van de taal in Noord en Zuid verklaren door de culturele en historische verschillen. Bovendien bestuderen studenten Nederlands in het buitenland niet alleen de taal, maar ook de literatuur van Nederland en Vlaanderen, die niet los van de taalgeschiedenis kan worden gezien.

 

Wat allereerst opvalt bij deze nieuwe geschiedenis, is de uitvoerige behandeling van de externe geschiedenis. De hele historische achtergrond wordt grondig behandeld: de verspreiding van de Indo-europeanen, verspreiding van de Germanen, de prehistorie, de Romeinse tijd, de volksverhuizingen, de Frankische invasie en de taalgrens, de middeleeuwse landsheerlijkheden, groei van de steden, staatkundige eenmaking onder Bourgondië en Habsburg, de scheiding in de 16de eeuw, de hereniging 1814-1830 ... Maar ook de interne geschiedenis wordt uiteraard niet verwaarloosd. Bij de behandeling van de taalkenmerken van elke periode krijgen we geregeld tekstproeven ter illustratie. Elk hoofdstuk eindigt met ‘Verder lezen’, waarin de lezer bijkomende bibliografische informatie krijgt. Voor het Middelnederlands mis ik evenwel een vermelding van K. Stallaerts Glossarium (I-II, 1890; III, 1977).

 

Mag ik enkele aanmerkingen maken bij dit overigens uitstekende boek? Mnl. dat en es geen grave ‘dat is geen graaf’ zou ik geen dubbele negatie (blz. 72) noemen, maar een tweeledige negatie. Een dubbele ontkenning is b.v. ‘hij is nooit niet thuis’. - Waarom is Liège juister dan Luik (blz. 100)? En waarom schrijft de auteur (blz. 182) Liège, Wroclaw en niet Luik, Breslau, maar wel Praag en dan toch niet Praha? - We lezen (blz. 112) dat ‘het waarheidsgehalte van de resultaten van de talentellingen ... door de Vlamingen in twijfel getrokken’ werd, terwijl toch iedereen weet dat ze vals waren. - Ik ben het helemaal oneens met de stelling dat in Vlaanderen ‘de fonetische standaardisatie in belangrijke mate een autonoom zuidelijk verloop’ kende (blz. 116). Vlaanderen heeft de correcte uitspraak van het Nederlands van het Noorden overgenomen en die uitspraak hanteren wij nog altijd als de standaarduitspraak. Juist in Nederland heeft de uitspraak sindsdien een autonoom noordelijk verloop gekend, met o.m. verscherping van de fricatieven, diftongering. De verzorgde Nederlandse uitspraak uit de jaren '20-'30 van de vorige eeuw is de VRT-uitspraak van vandaag. Pas doordat het Noorden is gaan afwijken van die uitspraak, kunnen we nu van ‘een eigen uitspraaknorm ... in het VRT-Nederlands’ (blz. 152) spreken. - Ik ben het er wel mee eens dat het Nederlands voor de gemiddelde Vlaming een vreemde taal is. En dat is niet te verwonderen. Toen we in de 19de eeuw door de Vlaamse Beweging weer aansluiting zochten bij de Nederlandse standaardtaal, waren we zo uit elkaar gegroeid en stond het dagelijkse taalgebruik van de Vlaming zo ver van het Nederlands zoals dat in het Noorden gegroeid was, dat het Nederlands wel als een vreemde taal aangevoeld moest worden. Dat het Nederlands in Vlaanderen nog altijd veel te weinig vorderingen gemaakt heeft, is hieraan te wijten dat dit feit nooit tot taalpedagogische conclusies heeft geleid. In Vlaanderen had de methodiek van het vreemdetalenonderwijs toegepast moeten worden, i.p.v. aan taalzuivering te doen. Ik ben ervan overtuigd, dat de Vlaming beter Duits of Frans zou kennen, als alle uren moedertaalonderwijs voor onderwijs van Duits of Frans waren gebruikt. - Toot en bees voor ‘kus’ zijn niet alleen Oost-Vlaams (blz. 135), maar ook West-Vlaams. - Het ‘archaïsch Vlaams dialect’ in Frans-Vlaanderen is niet zomaar ‘nauw verwant met dat van de mensen aan de andere kant van de grens in de Belgische provincie West-Vlaanderen’ (blz. 173). Het is gewoon West-Vlaams. De verschillen tussen Poperings en Frans-Vlaams zijn kleiner dan tussen Poperings en Kortrijks. - De grote Nederlandse aanwezigheid in Noord-Amerika blijkt niet alleen uit plaatsnamen, zoals Brooklyn en Harlem, maar ook uit hun naam, de Yankees, d.i. de Jannekes.

[pagina 48]
[p. 48]

De laatste hoofdstukken van het boek behandelen ‘Het Nederlands buiten Nederland en Vlaanderen’ (blz. 169-186) en ‘Staat en positie van het Nederlands aan het begin van de 21ste eeuw’ (blz. 187-192). Aanbevolen lectuur, en niet alleen voor externe studenten.

 

Frans Debrabandere

Etymologie

Nicoline van der Sijs, Hondsdraf. Waar komen onze woorden vandaan? Sdu Uitgevers, Den Haag, 2004, 150 pp., ISBN 90 12 10087 9. Prijs: € 12,50.


illustratie

De met de regelmaat van een klok verschijnende werken van woordenaarster Nicoline van der Sijs werden met dezelfde regelmaat besproken in ons blad. Telkens gaat het om woorden, hun ouderdom, hun betekenis, herkomst, geschiedenis, etymologie. En etymologie is in. Dat blijkt niet alleen uit de talrijke vulgariserende publicaties over woordgeschiedenis, maar ook uit het succes van etymologische woordenboeken. Het eind 2003 verschenen eerste deel (A-E) van het grote Etymologisch Woordenboek van het Nederlands is al aan een tweede druk toe.

 

Onderhavig werkje is uiteraard van vulgariserende aard. Het is de bundeling van losse bijdragen die voor 2003 verschenen waren in het tijdschrift Onze Taal of in de Onze Taal Taalkalender 2002. In een eerste deel wordt de niet taalkundig geschoolde lezer ingewijd in de taal- en klankhistorische feiten waarop elke goede etymologie moet steunen: de taalfamilies, de klankwetten. Daarna worden de procédés voorgesteld waarmee woorden gevormd zijn: samenstellingen (knoflook, vent), verbale substantieven (drank, greep), afleidingen (deksel, lengte), Bargoens (blaffert), klanknabootsing (tjiftjaf), verkorting (beroeps), metanalyse (adder), leenwoorden (doerak), leenvertalingen (barmhartig). In een tweede deel wordt uitgebreid aandacht besteed aan de volksetymologie, met uitvoerige uitleg bij nagenoeg zeventig door volksetymologie ontstane woorden: doodgemoedereerd < gemodereerd, familiesaus < vanillesaus, gouden liesjes < golden delicious, hangmat < hamaca, hanteren < hanter, een kater krijgen < Katarrh, goede sier < bonne chère enz.

 

Mag ik een paar aantekeningen maken? Ik ben vrij sceptisch tegenover de verklaring van maars/naars door metanalyse uit aars (blz. 69). Het woord maas - door assimilatie < maars - is nl. ook West-Vlaams (zie mijn Wvl. Et. Wb. 235) en aangezien aars er dialectisch eers, ees is, zou het dan wel nee(r)s, mee(r)s moeten zijn. Het woord is trouwens ook Nederduits: maars, moors, mors ‘achterste’, b.v. in de zegswijze he kann mi an'n Moors kleihn ‘hij kan m'n reet likken’. En op een volksverhaal berust de spottende aanspreking van de Hamburger met Hummel Hummel Moors Moors. - De verklaring van delt ‘hooizolder’ uit de hilt (blz. 70) door Weijnen, vinden we al bij De Bo. Maar West-Vlaams en Zeeuws dilt(e) beantwoordt volkomen aan Hollands-Utrechts til ‘hooizolder’, Ndl. (duiven)til, dat ik dan ook liever verbind met Mnl. dele, deel ‘plankenvloer’. Ik kan hier niet uitvoerig op ingaan, maar verwijs naar mijn Wvl. Etymologisch Woordenboek (blz. 78). - De enkelvoudsvormen schoe en tee (blz. 71) zijn nog altijd West-Vlaams. - Zoals ook De Tollenaere kan ik de verklaring van het Hollandse en on-Vlaamse woord jurk uit een Middelvlaams journeykin (blz. 73) niet geloven. - Bel-etage (blz. 94) is eigenlijk geen pseudo-Frans, maar verouderd Frans, een woord dus dat uit het huidige Frans verdwenen, maar in het Nederlands bewaard is (zie Thésaurus Larousse, 1992, 600).

 

Dit zijn slechts luttele bedenkingen bij een boek dat - ook in de inleidende hoofdstukken - heel helder en bevattelijk geschreven is. Een aanrader voor elke taalliefhebber.

 

Frans Debrabandere

NT2-leermethode

Helga Van Loo & Peter Schoenaerts, Niet Vanzelfsprekend. Een vervolgmethode Nederlands voor anderstaligen. Acco, 2003. (Leerboek ISBN 90-334-5429-7, prijs: € 45,- / Hulpboek ISBN 90-334-5430-0, prijs: € 24,50)


illustratie

Niet Vanzelfsprekend is een methode Nederlands voor volwassenen die al een basiskennis van het Nederlands hebben bereikt, het zgn. overlevings-of A2-niveau van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor talen, en die hun kennis willen uitbreiden tot het intermediair of drempel-niveau (B1). De methode is bedoeld als vervolg op de basismethode Vanzelfsprekend van de hand van R. Devos en H. Fraeters (Acco, 1996), maar kan ook onafhankelijk daarvan gebruikt worden.

 

De leergang, die uit een leerboek, een hulpboek, een video en twee cd's

[pagina 49]
[p. 49]

bestaat, is opgebouwd rond het verhaal van Xavier, Anton en Vera. Ze leven alle drie in de 25ste eeuw en krijgen de opdracht in de tijd terug te keren om taalmateriaal uit de 21ste eeuw te verzamelen. Het leerboek bevat twaalf delen die elk een thema behandelen (bv. geld, wonen, werk, studie, cultuur, vrije tijd, gezondheid enz.) Elk deel bestaat uit drie lessen waarbij telkens de nadruk wordt gelegd op nieuwe woorden, taalfuncties en grammatica. De nieuwe woordenschat en de grammaticale onderwerpen (bv. het gebruik van er en het passief) worden via authentiek taalmateriaal aangeboden: artikelen uit de Nederlandstalige pers, fragmenten uit radio- en tv-programma's en een videosoap. Hiernaast biedt Niet Vanzelfsprekend een ruim en gevarieerd scala aan oefeningen. Het aangeboden oefenmateriaal beperkt zich echter tot het inoefenen van de grammatica en van de receptieve vaardigheden (lezen en luisteren). Aan schrijf- en spreekvaardigheid is eigenaardig genoeg geen aandacht besteed, terwijl dat zeker nuttig is voor anderstaligen die een intermediair niveau willen bereiken. Hiervoor zal de docent dus zelf moeten zorgen. Ten slotte bevat het leerboek een reeks bijlagen, met o.a. een lijst met verwijzingen naar alle taalfuncties die in de lessen aan bod komen en een overzicht van alle behandelde grammaticale items.

 

In het hulpboek vindt men een alfabetische woordenlijst, een sleutel bij de oefeningen, de uitgeschreven dialogen van de videosoap en de authentieke luisterfragmenten. De docent vindt er ook tips voor het gebruik van deze lesmethode in de klas.

 

Ondanks de afwezigheid van oefeningen voor spreek- en schrijfvaardigheid is Niet Vanzelfsprekend een rijke en gevarieerde vervolgmethode Nederlands voor anderstaligen.

 

Philippe Hiligsmann

Fonologie

Jan Kooij & Marc van Oostendorp, Fonologie. Een uitnodiging tot de klankleer van het Nederlands. Amsterdam University Press, 2003. ISBN 90-5356-622-8. Prijs: € 29,95.


illustratie

Met deze prachtige uitnodiging tot de klankleer van het Nederlands die ‘bedoeld [is] als complement bij de boeken Morfologie van Geert Booij en Ariane van Santen (1998) en Syntaxis van Hans Bennis (2000)’ (p. 10), maken de auteurs geen aanspraak op volledigheid, maar willen ze laten zien hoe fraai en rijk de fonologie als vakgebied is, door de lezer vertrouwd te maken met o.a. de manier waarop Nederlandstaligen klinkers en medeklinkers realiseren, de manier waarop klanken tot lettergrepen worden gegroepeerd en met de regels voor woordklemtoon en zinsaccent. Het boek wordt afgesloten met een hoofdstuk waarin nader ingegaan wordt op de wetenschappelijke en de maatschappelijke raakvlakken van de fonologie met andere vakken, bv. hoe kinderen fonologie leren, gebarentaalfonologie en spraaktechnologie.

Behalve aan de standaardtaal besteden de auteurs uitgebreid aandacht aan dialecten en variëteiten van het Nederlands. Verder eindigt elk hoofdstuk met enkele opgaven.

 

Aan elk hoofdstuk hebben de auteurs kadertekstjes toegevoegd om te laten zien ‘hoe de soms misschien wat droge fonologische kennis op allerlei manieren kan worden toegepast in andere gebieden’ (p. 9). In een kadertekstje over geheimtalen (p. 39) wordt bv. aangegeven dat zulke talen gebruik maken van de fonologische structuur die mensen in hun hoofd hebben zitten. Een ander kadertje gaat in op het Nederlandse accent (p. 139), de meestal herkenbare manier waarop Nederlandstaligen woorden in vreemde talen uitspreken.

 

Origineel is ook dat de samenstellers tussen twee hoofdstukken in een korte biografie hebben opgenomen van prominente Nederlandse fonologen en fonetici uit het verleden, bv. Jac. van Ginneken, Petrus Montanus en Berend van den Berg.

 

Philippe Hiligsmann


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Hondsdraf: waar komen onze woorden vandaan?


auteurs

  • Frans Debrabandere

  • Philippe Hiligsmann

  • over Guy Janssens

  • over Ann Marynissen

  • over Helga Van Loo

  • over Peter Schoenaerts

  • over J.G. Kooij

  • over Marc van Oostendorp