Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108 (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108
Afbeelding van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108

(2004)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

Taalgeschiedenis
Het ontstaan van het ABN
Frans Debrabandere

Nicoline van der Sijs, Taal als mensenwerk. Het ontstaan van het ABN, Sdu Uitgevers, Den Haag, 2004, 718 pp., ISBN 90 12 10587 0. Prijs: € 54,50.


illustratie

Voor de geschiedenis van het Nederlands hebben we het lange tijd moeten doen met de werken van Te Winkel (1901) en Verdam (1923). Maar sinds de Geschiedenis van het Nederlands van Marijke van der Wal uit 1992 is de belangstelling voor onze taalgeschiedenis sterk toegenomen, blijkens Het verhaal van een taal (De Vries-Willemijns-Burger, 1994), Geschiedenis van de Nederlandse taal (Van den Toorn red., 1997)Ga naar eind1, Geschiedenis van het Nederlands in de twintigste eeuw (Van der Horst, 1999)Ga naar eind2, Het Verhaal van het Vlaams (Willemijns, 2003)Ga naar eind3, Het Nederlands vroeger en nu (Janssens-Marynissen, 2003)Ga naar eind4. En nauwelijks drie jaar nadat de niet alleen overvlijtige maar ook oerdegelijke Nicoline van der Sijs haar doctorale Chronologisch Woordenboek gepubliceerd heeft, presenteert zij ons alweer een standaardwerk, nu over het ontstaan van onze standaardtaal, die zij - zoals Paardekooper - bij voorkeur ABN noemt. En ook dit is een geschiedenis van het Nederlands, ook al gaat het hier hoofdzakelijk om de groei van de cultuurtaal vanaf de 16de eeuw. Maar dat is dan ook de periode waarin we pas van het Nederlands als ‘standaardtaal’ kunnen beginnen te spreken.

 

Het boek bestaat uit tien hoofdstukken. Het eerste (blz. 29-53) bekijkt ‘De culturele, maatschappelijke en talige achtergronden van het ontstaan van de standaardtaal’. In hoofdstuk 2 ‘Het taal- en letterkundig verleden als bron van kennis en nationale trots’ (blz. 55-111) krijgen we een boeiend overzicht over de verschillende opvattingen over oorsprong en verwantschap van talen: het nationale verleden, de Bataven, de bijbelse theorie en het Hebreeuws als vermeende oertaal, de taalverwarring, taalvergelijking en etymologie in de Renaissance, het Scytisch als oertaal, de studie van het Germaans en het Gotisch. Natuurlijk ontbreekt hier Johannes Goropius Becanus (Jan van Gorp van Hilvarenbeek) niet, die in zijn Origines Antwerpianae (1569) beweerde dat Adam en Eva in het aards paradijs Nederlands spraken en dat het Nederlands de oudste taal is, want Duyts = Douts = d'oudste (taele).

 

Het derde hoofdstuk over ‘Bijbelvertalingen als praktische voorbeelden: van brontekstgetrouw naar doeltaalgericht’ (blz. 113-152) onderzoekt de opvattingen over het taalgebruik in verschillende vertalingen. De auteur heeft haar grootste aandacht gericht op De Statenvertaling uit 1637, waarbij ze met grondige argumenten de mythe van de Zuid-Nederlandse inbreng doorprikt: ‘Van de tweeëntwintig mensen die daadwerkelijk aan de vertaling meegewerkt hebben, waren er slechts vijf in het Zuiden geboren: de vertalers A. Walaeus en W. Baudart en de overzieners S. Damman, F. Gomarus en A. Thysius. Wat in dit verband echter nooit wordt genoemd, is dat een even groot aantal van de medewerkers; namelijk ook vijf, geboren en getogen zijn in Duitsland: A. Aemilius, B. Fullenius, J. Polyander, C. Sibelius en A. Widmar(ius).’ Bovendien hebben vier van de vijf Zuid-Nederlanders ‘gedurende langere tijd in het buitenland, vooral Duitsland en in minder mate Engeland gewoond, voordat ze naar de Noordelijke Nederlanden verhuisden’. Deze kernstelling van de auteur, over de vrij autonome noordelijke ontwikkeling van de standaardtaal, loopt als een rode draad door het werk.

 

Het vierde hoofdstuk gaat over de ‘Beregeling van de uitspraak: wekelijkheid versus ideaal’ (blz. 153-216). Hier wil ik toch even ingaan op de huidige Noord-Zuidverschillen. Op blz. 213 schrijft N.v.d.S.: ‘In België bleef de uitspraak sinds de jaren dertig vrij stabiel, anders dan in Nederland. Daardoor groeiden de varianten uit elkaar.’ Dat is een correcte diagnose. Maar dan vervolgt de auteur: ‘Er bestaat een eigen Vlaamse uitspraakvariant, de duidelijk omlijnde norm van de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, op Brabantse grondslag.’ Ik herhaal hier nog maar eens: de z.g. Vlaamse variant volgt eigenlijk - inderdaad vrij stabiel - de Nederlandse norm van voor zowat driekwart eeuw. En van een Brabantse norm is geen sprake. Uiteraard horen we wel eens omroepers met Brabantse achtergrond, bij wie Brabantse afwijkingen te horen zijn (b.v. hypercorrect killo i.p.v. kilo). Een Belgische variant is wel de spellinguitspraak van Engelse of Franse woorden, zoals tram, caravan, fan, dossier, energie. Maar een uitspraak /jop, jiens/ voor job, jeans heb ik nog

[pagina 35]
[p. 35]

nooit gehoord. De Belgische spellinguitspraak van die vreemde woorden strookt trouwens niet met de voorschriften van de - blijkbaar machteloze - VRT-taaladviseur. Sommige nieuwslezers lappen die voorschriften bewust aan hun laars en zeggen opzettelijk fan, handikap i.p.v. fen, hendikep.

 

De ‘Beregeling van de spelling: van verscheidenheid naar eenheid’ (hfdst.5, blz. 217-294) is duidelijk een uitvoerig hoofdstuk. Hoe kan het ook anders? Interessant is de ontwikkeling van ons alfabet. Daarna passeren alle spellingvoorstellen- en regelingen - tussen 1550 en 1700 alleen al verschenen 28 werken over spelling - de revue: Middelnederlands, Renaissance, Christiaen van Varenbraken (1530), Joas Lambrecht (1550), Sexagius (1576), Pontus de Heuiter (1581), Spiegel (1584), Jacob van der Schuere (1612), A. Smyters (1613), A. de Hubert (1624), Christiaen van Heule (1625, 1633), R. Dafforne (1627), Samuel Ampzing (1628), C.G. Plemp (1632), Petrus Montanus (1635), P. Leupenius (1653), G. Bolognino (1657), Nil Volentibus Arduum (1677), Van Winschooten (1683), Lambert ten Kate (1723), B. Huydecoper (1730), A. Kluit (1777), Jan des Roches (1777), M. Siegenbeek (1805), Willem Bilderdijk (1829), De Vries-Te Winkel (1863), Kollewijn (1891), Terpstra (1921), Marchant (1934), de z.g. nieuwe spelling (eigenlijk de vereenvoudigde spelling-Marchant) (1946-47), de Woordenlijst (1954), de commissie Pée-Wesselings (1967-69), de VWS en ten slotte de nieuwe woordenlijst uit 1995, waarvan een herziening in 2005 in het vooruitzicht gesteld wordt. Maar ik mis bij N.v.d.S. ongaarne enige kritiek op de recente spellingregelingen.

 

‘Nederlands in de wetenschap’ (hfdst. 6, blz. 295-352) bestudeert de taal en de taalinbreng van medici (Rembert Dodoens, Jan Wouters, Jhan van Beverwijck, Cornelis Bontekoe), de wiskundige Simon Stevin, juristen (Paulus Merula, Joost de Damhouder, Hugo de Groot), musici (Tielman Susato, Joan Albert Ban) en beeldende kunstenaars (Karel van Mander, Willem Goeree).

 

Over de woordenschat gaat het volgende hoofdstuk (blz. 353-410): ‘Woordenboeken en de standaardwoordenschat’. Uiteraard zijn hier Joos Lambrecht en Cornelis Kiliaan aan de orde, maar ook de vele puristische woordenboeken. N.v.d.S. heeft terecht (blz. 400-402) kritiek op de tot dusver gangbare mening dat na 1600 talrijke Zuid-Nederlandse woorden in het Nederlands overgenomen zouden zijn, nl. gaarne, gans, gelijk, gereed, heden, heffen, huwen, lommer, reeds, schoon, spoedig, wenen, werpen, zenden, zieden. Inderdaad, heel wat van die woorden ken ik in mijn (West-Vlaamse) dialect helemaal niet, nl. gans, heden, huwen, lommer, reeds, spoedig, wenen, werpen, zieden. Zou reeds trouwens niet veeleer onder invloed van het Duitse bereits gangbaar geworden zijn? Het woordje gans ken ik in het West-Vlaams alleen in gehelegans. N.v.d.S. heeft gelijk als ze zegt: ‘De zogenaamd Hollandse variant heel wordt zowel in Hollandse als in zuidelijke bronnen genoemd en de ‘Hollandse’ varianten huilen, koken, trouwen en ga (waaruit later gauw ontstond) komen zelfs alleen maar in zuidelijke bronnen voor. Dat betekent dat geen enkel woordpaar is ontstaan als gevolg van de Zuid-Nederlandse immigratie. De woordparen zijn al veel ouder, en zijn het gevolg van het geleidelijk ontstaan van een bovenregionale schrijftaal, al sinds de dertiende, veertiende eeuw ...’ Daar ben ik het volmondig mee eens.

 

Een uitvoerig, want uiteraard heel belangrijk, hoofdstuk is het achtste (blz. 411-551): ‘Beregeling van de grammatica: opgelegde glans’. Alle bekende grammatici krijgen hier een beurt: Spiegel, Christiaen van Heule, Ampzing, Moonen, Sewel, Lambert ten Kate enz. Bijzondere aandacht krijgen natuurlijk onze eerste spraakkunst, de Twe-spraack, en de eerste officiële spraakkunst, nl. de Nederduitsche Spraakkunst door Pieter Weiland uit 1805. Nagenoeg exhaustief worden hier alle verschuivingen en probleemgevallen behandeld: de e-apocope, de n-apocope, woordgeslacht, lidwoord, der, de raad en haar leden, persoonlijk voornaamwoord, zich, hun/hen, kennen/kunnen, na/naar, toch/doch, Jan z'n boek, dan/als, een aantal hebben, de mensen worden verzocht, rode en groene volgorde, tante Betje enz. Bij groter dan (blz. 526-528) wou ik toch een kanttekening plaatsen. N.v.d.S. schrijft: ‘In de tweede helft van de zestiende eeuw raakte dan in onbruik: toen ging men ook na een vergrotende trap als gebruiken, dus groter als. In diezelfde periode raakte in zuidelijke dialecten of in gebruik: groter of’. Dat of ‘als’ al in de 16de eeuw in gebruik was, betwijfel ik; het wordt door de auteur ook niet geattesteerd. Bovendien is dat of niet zomaar zuidelijk, het is bepaald West-Vlaams. Maar dat of bewijst m.i. het ook vroegere Vlaamse gebruik van als na vergrotende trap. In 1971 al heb ikGa naar eind5 gesteld dat Wvl. of ‘als’ ontstaan moet zijn uit os, door assimilatie uit ols < als. Dat kon natuurlijk alleen in het West-Vlaams, waar a voor gedekte l tot o verschoof. De Bo geeft in zijn Westvlaamsch idioticon zelfs voorbeelden van of als voegwoord van tijd als. Ik wou er verder op wijzen dat de auteur de dubbele ontkenning (blz. 534-537) verwart met de tweeledige ontkenning.

Hij en heeft geen geld is een tweeledige ontkenning, maar hij heeft nooit geen geld noem ik pas een dubbele ontkenning.

 

In het negende hoofdstuk (blz. 553-608) onderzoekt de auteur ‘De rol van literaire schrijvers’. Jan van Mussem (1553), Dirk Volkertszoon Coornhert (1557), Jan van der Noot (1570), Jan van Hout (1576) en Daniël Heinsius (1616) verheerlijkten een zuiver en sierlijk Nederlands, terwijl Philips Numan (1590) en Richard Verstegen (1617) juist voor vreemde woorden pleitten. Maar daar waren ook de grote schrijvers uit de Gouden Eeuw, die vooral in de epigonentijd, de 18de eeuw, een voorbeeldfunctie hadden: Bredero, Roemer Visscher, Hooft, Vondel; Constantijn Huygens en anderen.

[pagina 36]
[p. 36]

In het laatste hoofdstuk (blz. 609-638) wordt als besluit ‘de standaardtaal als mensenwerk beschouwd’. Het gaat er over de inbreng van de dialecten in de standaardtaal, het ingrijpen in de standaardtaal, de verbreiding, de definitie van ABN, de positie van de dialecten en de standaardtaal, variatie, verschillen Nederland-België. Dat het ABN omstreeks 1950 door ‘minder dan twintig procent van de Belgische bevolking gesproken werd’, is natuurlijk niet fout, want vijf is minder dan twintig. Maar zelfs vijf procent zal voor 1950 nog een geflatteerd cijfer zijn. N. van der Sijs besluit met een positieve Hoot over ‘Het Nederlands in de toekomst’ (blz. 635-637): ‘ ...voor optimisten - onder wie ik me schaar - maakt de Nederlandse standaardtaal een interessante en spannende ontwikkeling door, waaruit ze zich in de toekomst anders, maar niet minder sterk, zal manifesteren. Hoe die toekomst eruitziet, zoo ik maar al te graag weten ...’

 

Achter in het boek vinden we nog de noten (blz. 639-666), de uitvoerige bibliografie (blz. 667-692), de lijst van alle behandelde figuren (blz. 693-698) en het zo praktische en onmisbare woordregister (blz. 699-718). Ik kan het boek niet genoeg aanprijzen en loven. Het is een niet te missen naslagwerk voor elke neerlandicus, voor elke Nederlandstalige die van zijn taal houdt en zeker voor de leraar Nederlands. De auteur geeft blijk van een omvattende kennis en belezenheid. Ik bewonder ook haar grondige kennis van de geschiedenis en taaltoestanden in België. Uiteraard kun je bij een werk van deze omvang hier en daar wel op een of ander slakje tout leggen. Maar ik wil geen afbreuk doen aan de waarde en het belang van dit standaardwerk De auteur heeft zich trouwens al ingedekt met haar bericht ‘Tot de kwaadwillige lezer’ op bladzij 2. De recensent wil Loch niet tot ‘de onverstandige, domnle en afgunstige berispers en bedillers’ behoren.

eind1
Zie Nederlands van Nu 46 (1998), 91-92.
eind2
Zie Nederlands van Nu 48 (2000), 51-52,
eind3
Zie Neerlandia-Nederlands van Nu 2003/3, 35-36.
eind4
Zie Neerlandia-Nederlands van Nu 2004/3, 47-48.
eind5
In Taal en Tongval 23 (1971), 88-93. Ook verschenen in G. Geerts, Aspekten van het Nederlands in Vlaanderen, Leuven, 1974, 112-117 en in F. Debrabandere, Verzamelde opstellen, Kortrijk, 1998, 193-198.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Taal als mensenwerk: het ontstaan van het ABN


auteurs

  • Frans Debrabandere


taalkunde

  • Historische taalkunde