Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110 (2006)

Informatie terzijde

Titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110
Afbeelding van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110Toon afbeelding van titelpagina van Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 110

(2006)– [tijdschrift] Neerlandia–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

In de kijker

In de teksten en citaten in deze rubriek worden uiteenlopende standpunten over taal ingenomen. Die standpunten zijn niet noodzakelijk ook die van de Vereniging Algemeen Nederlands of van de redactie van Nederlands van Nu. We hopen dat deze rubriek aanleiding kan geven tot reacties van lezers, die we graag publiceren in de rubriek Zeg 'ns wat.

Hoe de spelling wet wordt



illustratie

De officiële spelling [...] is in Nederland en Vlaanderen verplicht voor de overheid, het onderwijs en voor officiële examens. In Nederland was dat in 1947 vastgelegd in de Spellingwet. Het Groene Boekje uit 1954 kreeg zijn officiële status door een Koninklijk Besluit op basis van die wet. Dat Koninklijk Besluit ging het Spellingbesluit heten.

In 1995, toen de spelling uit 1954 werd aangepast en we voortaan bijvoorbeeld pannenkoek moesten gaan schrijven, volgde de Nederlandse overheid nog steeds hetzelfde wetgevende spoor. De inmiddels opgerichte Nederlandse Taalunie [...] bereidde de voorstellen voor, en de toenmalige staatssecretaris Aad Nuis verdedigde dit nieuwe Spellingbesluit in de Tweede Kamer - in de commissie Onderwijs en Cultuur om precies te zijn.

Hoeveel had die commissie er nog over te zeggen? Inhoudelijk eigenlijk niets meer. Met de oprichting van de Taalunie hadden Nederland en Vlaanderen hun bevoegdheid om de spelling van het Nederlands te bepalen immers met zoveel woorden in handen gelegd van deze nieuwe gezamenlijke instelling. Beide landen hadden daardoor weinig andere keus dan de voorstellen van de Taalunie over te nemen.

Het enige wat de Kamer nog had kunnen doen, was de feitelijke invoering - de invoeringsdatum - van de voorstellen uitstellen of tegenhouden. Maar dat wilden de volksvertegenwoordigers dus duidelijk niet. Dat er in de samenleving veel verzet was tegen de tussen-n-regeling (de grote steen des aanstoots van de spelling-1995) woog in de Kamer kennelijk niet op tegen bijvoorbeeld het feit dat het Groene Boekje allang was gedrukt en bij honderdduizenden over de toonbank was gegaan.

Inmiddels is de situatie gewijzigd. De Nederlandse onderwijsminister Van der Hoeven (een van de vier leden van het Comité van Ministers, het hoogste orgaan van de Taalunie) loodste in de zomer van 2005 zonder mondelinge behandeling een volledig nieuwe Spellingwet door de Tweede en Eerste Kamer. Als die eenmaal in het Staatsblad is verschenen (wat merkwaardig genoeg pas na vijf maanden is gebeurd, op 21 februari jl.), is de rol van het Nederlandse parlement definitief uitgespeeld. De nieuwe Spellingwet bepaalt namelijk dat elk besluit van de Nederlandse Taalunie ‘terstond’ in de Nederlandse Staatscourant bekend moet worden gemaakt; twee dagen later is zo'n spellingbesluit dan geldig voor de overheid, het onderwijs en de examens in Nederland. In Vlaanderen moet de Vlaamse Regering nog een uitvoeringsbesluit nemen.

Het is wonderlijk dat geen enkel medium ruchtbaarheid heeft gegeven aan deze nieuwe wet, terwijl Nederland hiermee toch zijn laatste restje eigen zeggenschap over een belangrijk onderwerp heeft overgeheveld naar een ander niveau: dat van de Taalunie zelf.

 

(uit: Felix van de Laar, ‘De wil van de Taalunie is wet - Rol parlement bij spellingkwesties uitgespeeld’. In: Onze Taal, jg. 75 (2006), nr. 4, pp. 94-95)

Elio Di Rupo en het Nederlands



illustratie

Ik ben pas Nederlands beginnen te leren toen ik federaal minister geworden was. In de federale regering ben je namelijk iedere dag in contact met Vlaamse collega's. Dus leer je automatisch veel meer en vooral oefen je veel meer ... Ik ben wel een paar keer naar een speciale taalschool geweest en in mijn kabinet had ik ook Vlaamse medewerkers met wie ik uitsluitend Nederlands moest spreken! Dat was verre van gemakkelijk. Je moet weten dat Nederlands een heel moeilijke taal is voor de ‘Latijnen’!

Maar ik durf ook. Ik denk dat mijn Waalse collega's over het algemeen veel minder durven. Vlaamse politici maken natuurlijk ook veel fouten als ze Frans spreken, maar ze durven die taal tenminste te spreken. De Franstalige politici zijn in dat opzicht veel banger. De taal van de andere gemeenschap kennen is voor mij vooral gewoon een kwestie van respect, van elkaar respecteren. Daar hebben we in dit land behoefte aan: respect en wederzijdse kennis.

 

(uit: Filip Devos, ‘Elio Di Rupo: talenkennis in het Marshallplan’ (interview met Elio Di Rupo). In: Over taal, jg. 45 (2006), nr. 1, pp. 3-5)

Nederlands in Japan



illustratie

De belangstelling voor de Nederlandse taal en cultuur neemt onder de jongere generatie steeds meer toe. In het winter-semester 2004-2005 hebben bijvoorbeeld 122 studenten zich ingeschreven voor het college Nederlands dat ik gaf aan de hand van

[pagina 47]
[p. 47]

mijn Cursus hedendaags Nederlands (Gendaiorandagonyûmon). Nochtans bestaat er aan de Hokkaido Universiteit in Sapporo, waar ik werk, geen instituut voor neerlandistiek. Het was een college voor studenten van alle faculteiten dat een docent naar eigen inzicht mocht aanbieden. Overigens waren niet alleen de studenten letteren benieuwd naar deze ‘exotische’ taal die hen voor de eerste keer aan de Hokkaido Universiteit algemeen werd aangeboden.

Terwijl de grote Europese talen zoals Duits, Frans en Russisch, die aan vele Japanse universiteiten verplicht werden gedoceerd, in de laatste jaren door het Engels overschaduwd worden, toont de jongere generatie steeds meer interesse voor kleinere en exotische talen. Symptomatisch voor deze trend is de oprichting in 1988 van de DILA (Daigakusyorin International Language Academy), die in Tokyo tegenwoordig cursussen voor meer dan 55 vreemde talen organiseert. Het Nederlands zit daar uiteraard bij. [...]

Wie vandaag in Japan Nederlands wil leren, kan daarvoor terecht bij tal van instellingen. Het beste zal hij of zij geholpen worden bij de twee representatieve instellingen die de beide Nederlandse taalgebieden in Europa vertegenwoordigen: het Japan-Nederland Instituut in Tokyo en het Flanders Center in Osaka.

Beide instellingen stellen cursussen Nederlands van Vlaamse en Nederlandse docenten ter beschikking op verscheidene niveaus. Men kan er ook een examen voor het CNaVT (Certificaat Nederlands als Vreemde Taal) afleggen. Het Flanders Center (sinds 1975), dat ook ‘Liaison Office of the Government of Flanders’ wordt genoemd, geniet veel steun van de Vlaamse regering en opereert binnen Japan in samenwerking met de Vlaamse organisaties die bevoegd zijn voor de promotie van de buitenlandse handel en investeringen in Vlaanderen. Sinds 1990 hebben ongeveer duizend studenten er cursussen Nederlands gevolgd. Het Flanders Center coördineert het onderwijs in het Nederlands in westelijk Japan en organiseert diverse culturele activiteiten rond Vlaamse muziek, kunst, films enz.

De Nichirangakkai (het Japan-Nederland Instituut) geeft sinds zijn oprichting in 1975 ononderbroken cursussen Nederlands en gebruikt speciaal leermateriaal. [...] Meer dan drieduizend geïnteresseerden hebben deze cursussen tot nu toe bezocht.

 

(uit: Makoto Shimizu, ‘Het Nederlands in Japan’. In: Ons Erfdeel, jg. 49 (2006), nr. 2, pp. 239-246)

Grijze zones in de spelling

[Ad Rem is de naam van het tijdschrift van de Vlaamse Vereniging voor Zakelijke Communicatie.]



illustratie

Er is de regel dat we een spatie gebruiken - let op deze vernieuwing in de spellingter-minologie - als het linkerdeel van een samenstelling een meerledige eigennaam is: Da Vincicode, Ad Remlezer. Er is evenwel ook de regel dat er een koppelteken hoort als de delen uitheems zijn: ad-hocformulering, ad-remstijl. Ook Ad-Remlezer? Als enkele klassiek geschoolden tot die schrijfwijze zouden neigen, dan moeten we daar begrip voor opbrengen. Zelfs onze nieuwe moeder aller spellingteksten, de Technische Handleiding, geeft geen hiërarchie aan tussen de twee regels. Dus als u moeilijk wilt doen, kunt u zich een Ad-Remlezer noemen, zonder een Technische Handleidingregel te overtreden. Om maar te zeggen: het is een illusie dat de hele spelling tot in de puntjes beregeld kan worden. Grijze zones zullen altijd blijven bestaan. Wat is daar eigenlijk mis mee? We leven in een samenleving die nogal prat gaat op haar vrijheid, maar als we bij het spellen nu en dan een keuzemogelijkheid hebben, een eigen standpunt kunnen innemen, dan vinden we dat een probleem. We klagen toch zo graag over die verschrikkelijke spelling, met al die nare grijze zones, en dan staan we verstomd als de overheid ingrijpt en meer regels oplegt. [...]

De recente spellingonlusten waren dus te verwachten, maar niemand heeft baat bij een schisma, zoals de Nederlandse pers nu voorstelt. De huidige spellingellende is het logische resultaat van onze algemene spelling-cultuur, onze angst voor grijze zones. Niet zozeer de spelling is het probleem - die zal nooit perfect zijn - als wel de manier waarop we ermee omgaan. We mogen wel hopen dat de overheid geleerd heeft dat meer beregeling problemen oplost, maar ook creëert. En dat we er niet in trappen als ze zegt dat er niets verandert: als je regels toevoegt aan het systeem, verandert het.

 

(uit: Johan De Schryver, ‘i Spellingspiegel’. In: Ad Rem - Tijdschrift voor zakelijke communicatie, jg. 20 (2006), nr. 2, p. 1)

Leeft het Fries nog wel?



illustratie

‘Friezen zijn echte Nederlanders’, zegt Jabik van der Bij van de Ried fan de Fryske Beweging (RfdFB), een koepel van organisaties die zich inzetten voor het Fries. ‘Als er iemand in de buurt is die hun taal niet kent, passen ze zich aan.’ Dus gebruiken Friezen steeds meer Nederlands - ook in hun eigen provincie. ‘De helft van de kinderen in een gemiddelde Friese schoolklas beheerst het Fries nog wel. Maar op het schoolplein wordt meestal Nederlands gesproken.’ [...]

Kinderen hebben de aandacht van iedereen die zich inzet voor het Fries. ‘Als we niet voldoende moeite doen om het Fries door te geven aan de

[pagina 48]
[p. 48]

volgende generatie, wordt het lastig’, vindt Jabik van der Bij [...]. ‘Je ziet nu al dat het Fries niet alleen in kwantiteit achteruit gaat - men spreekt minder Fries - maar ook in kwaliteit. Je hoort veel hollandismen. Want ook in dat opzicht zijn Friezen echte Nederlanders: ze gebruiken graag leenwoorden.’

Volgens Van der Bij gaan Friezen er te vaak van uit dat kleine kinderen de taal niet beheersen. ‘Ik kwam onlangs met zijn kleinkinderen bij de bakker in Sneek. De vrouw achter de toonbank sprak eerst met mij in het Fries, maar toen ze zich tot de kinderen wendde, zei ze: “Willen jullie ook een broodje?” In het Nederlands, alsof het Fries per definitie niet de taal van kleine kinderen kan zijn. De grootste vijanden van het Fries zijn soms de gewone Friezen.’

 

(uit: Marc van Oostendorp, ‘“De grootste vijanden van het Fries zijn de gewone Friezen” - Het Fries en de Friese beweging in de 21ste eeuw’. In: Onze Taal, jg. 75 (2006), nr. 5, pp. 134-136)

Valt het Nederlands uiteen?



illustratie

Het idee dat Nederland en Vlaanderen in taalzaken uit elkaar groeien, lijkt me veeleer een kwestie van gevoel dan dat daar objectieve gronden voor zijn. Om te stellen dat Nederlanders en Vlamingen elkaar niet meer kunnen verstaan, vind ik schromelijk overdreven. Ik heb die ervaring althans niet.

Ik zie ook geen tekenen die op een uiteenvallen van ‘het’ Nederlands wijzen. Verschillen tussen geschreven en gesproken taal of geografisch gebonden verschillen zijn er altijd geweest en zullen er ook altijd blijven. Dat er verschillen in taalgebruik zijn tussen Nederland en Vlaanderen - en dat dat niet anders kan - is duidelijk, maar die zijn in geschreven taal, het meest genormeerde deel van taal, niet zo heel groot. Of de ontwikkelingen rond de tussentaal in Vlaanderen op den duur zouden kunnen leiden tot een uit elkaar groeien van noord en zuid op het gebied van taal, is een beetje koffiedik kijken. Het bestaan van verschillen is op zich helemaal niet iets om verontrust over te zijn. Taalvariatie, ook binnen de standaardtaal, is een volkomen normaal maatschappelijk verschijnsel. Zoals er in een samenleving politieke, sociale en culturele variatie is, zo is er ook variatie in taal. En net zomin als een veelheid aan opvattingen en gebruiken een samenleving ontwricht, hoeft ook variatie in taal geen bedreiging voor de eenheid van een taal te vormen. Maar dan moeten we eenheid niet verwarren met volledige uniformiteit.

 

(uit: Walter Haeseryn, ‘Voor damp- én afzuigkap - Over norm en variatie in het Nederlands’. In: Ons Erfdeel, jg. 49 (2006), nr. 3, pp. 411-419)

Cas Goossens over het Nederlands bij de VRT



illustratie

Nu is alles heel veel vlotter, veel losser geworden, waarbij misschien de officiële taal-norm niet meer zo gerespecteerd wordt en niet meer als zo dwingend wordt ervaren. En dat is misschien in de twee gevallen wel zo, zowel in Nederland als bij ons.

Je voelt dat wat wij ‘het meer onverzorgde’ zouden noemen meer veld heeft gewonnen. Er wordt ook niet meer zo duidelijk gearticuleerd. Het nieuws is nu veel vlotter, maar vaak ook onverzorgder dan wij het gewild zouden hebben. En de mensen van onze generatie storen zich dan aan dingen die misschien kleinigheden lijken ... Vanmorgen op de radio hoorde ik bijvoorbeeld: ‘Vandaag de hele dag regen tot zes graden’. Dat kon dus niet bij ons. Bij ons was het: ‘Vandaag regen. Temperatuur maximaal zes graden’.

Vindt u dan dat daar van hogerhand meer aandacht aan besteed zou moeten worden?

Ik vind dat wel, ja. Zeker bij het nieuws. Dat moet in een zeer verzorgde taal worden gebracht. ‘Plechtiger’ mag ik het niet noemen, maar wel duidelijk en heel correct. Je kunt daarin niet correct genoeg zijn. [...]

Ik weet niet of de methode van vroeger, met de blauwe brieven, de goede methode was. Maar als je op die manier op de vingers getikt werd, vergat je het voor de rest van je leven niet meer, of je het ermee eens was of niet.

Je moet je ook het klimaat van vroeger voorstellen: van de media en van de beginnende televisie werd een explosie van kennis en educatie verwacht. Wij moesten de norm zijn voor goed Nederlands in Vlaanderen en dat moest van ergens gestuurd worden. Dus als je accepteert dat je de norm móét zijn - en ik vind nog altijd dat de omroep die voorbeeldrol moet spelen - is sturen nodig. In de media, op radio en tv, blijft er die opdracht om een voorbeeld te zijn van goed Nederlands taalgebruik.

West-Vlamingen, bijvoorbeeld, zijn er absoluut niet mee gediend dat we denken dat we, om populair te zijn, een soort gekuist Antwerps-Brabants dialect moeten spreken. Ze zijn veel meer gediend met een correct, mooi, goed Nederlands, een algemeen Nederlands. Dus ik denk wel dat het niet verboden moet worden dat een gezaghebbende instantie, een onderwijskundige instantie, zich daarmee bezighoudt en zegt: wij vinden dat het zo moet zijn. Ik vind dat niet slecht, nee.

 

(uit: Sara Brouckaert, ‘Cas Goossens: het Nederlands zoals het was: de BRT’. In: Over taal, jg. 45 (2006), nr. 2, pp. 38-40)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Felix van de Laar

  • Makoto Shimizu

  • Johan De Schryver

  • Marc van Oostendorp

  • Walter Haeseryn