Neerlandica extra Muros. Jaargang 1972

[p. 7]

Van het dagelijks bestuur

Vergaderingen van het dagelijks bestuur werden sedert de vorige opgave in N.e.M.-17 tweemaal gehouden. Dit ogenschijnlijk geringe aantal wordt enerzijds verklaard door de betrekkelijk korte tijd die verlopen is tussen de inlevering van de kopij voor het vorige en voor dit nummer, anderzijds door het feit dat er ook een vergadering van het hele bestuur is gehouden, waarover in de vorige rubriek verslag is uitgebracht.

De vergaderingen vonden plaats op:

12 januari 1972 (in Kontich, ten huize van de voorzitter) Hier werden o.a. besproken: Dutch Studies (zie vorige rubriek) - verslag Vierde Colloquium (zie elders in deze rubriek) en een groot aantal kleinere punten;

21 februari 1972 (in Den Haag) Op de agenda stonden bv.: Subcommissie nederlandistiek (zie elders in deze rubriek) - structuur ivn - koninklijke goedkeuring ivn in België - Vijfde Colloquium.

De vergaderingen werden bijgewoond door het dagelijks bestuur (prof. dr. M. Rutten was op 21 febr. verhinderd), door mej. mr. E. Talsma namens het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en door mevr. Moolenburgh als notuliste.

Subcommissie nederlandistiek. Aan de lange lijst van (sub)commissies met lange namen, is er één toegevoegd: de ‘Subcommissie nederlandistiek van de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag’. Eigenlijk is de naam nog niet lang genoeg: met ‘nederlandistiek’ is hier uitdrukkelijk ‘nederlandistiek bruten Nederland en België’ bedoeld, hoewel dat uit de naam niet blijkt. Maar sommigen zeggen dat je dat al aan de d kunt zien. Wat hiervan zij: de ivn kan niet anders dan verheugd zijn over de totstandkoming van deze subcommissie. De extramurale nederlandisten hebben al in de 14e resolutie van het Eerste Colloquium (Den Haag 1961) en in de eerste resolutie van het Tweede Colloquium (Brussel 1964) uitgesproken dat er aan een dergelijke centrale adviescommissie behoefte bestond.

De subcommissie is samengesteld uit gelijke aantallen Belgische en Nederlandse leden, en zal beurtelings in Nederland en België

[p. 8]

vergaderen. De heren Thys en De Rooij maken - niet als bestuursleden van de ivn, maar à titre personnel - deel uit van de subcommissie.

De eerste vergadering vond plaats in Den Haag op 19 januari 1972. Allereerst werd de subcommissie geïnstalleerd door de voorzitter van de Gemengde Commissie, drs. L.J.M. van de Laar. Daarna vergaderde de subcommissie onder leiding van de voorzitter der Nederlandse delegatie, prof. dr. H. Schultink.

Uitvoerig werd gesproken over taak en werkwijze van de subcommissie en het beleid inzake de nederlandistiek in het buitenland. Besloten werd dat de leden - voorzover zij dat wensten - ruim voor de volgende vergadering aan het secretariaat bekend zouden maken, wat zij als belangrijke problemen van de buitenlandse nederlandistiek beschouwden. De Belgische en de Nederlandse voorzitter zouden aan de hand van de inzendingen de agenda voor de volgende vergadering opstellen. Het spreekt vanzelf dat de ivn van deze mogelijkheid een ruim gebruik zal maken.

Verder werden enkele concrete en actuele punten behandeld die in verband stonden met de leerstoelen en docentschappen nederlandistiek in het buitenland.

De volgende vergadering van de subcommissie zal op 26 april in België worden gehouden.

Centrum voor nederlandistiek - Centraal beleidsorgaan. Wie a zegt moet ook b zeggen, en soms ook c, d, e enz. Er bestaat kans dat er in N.e.M. - bij gebrek aan een betere plaats: in deze rubriek - een vervolgverhaal gaat verschijnen. En wel een met een dubbele titel, waarvan het eerste element steeds het tweede in de titel van de vorige aflevering was. In N.e.M.-17 stond immers op blz. 58-60 een stuk over Centrum voor literatuurwetenschap - Centrum voor nederlandistiek, waarin bericht werd hoe het streven naar het eerste - de behoefte waaraan was uitgesproken in een resolutie van het Vierde Colloquium - werd uitgebreid tot een bezinning op het tweede, nadat de ivn het project had aanbevolen in de zorgen van de Sectie Nederlands van de Academische Raad (snar).

We menen aan onze lezers verplicht te zijn hen op de hoogte te houden van de ontwikkeling sindsdien. Die ontwikkeling blijkt al enigszins uit de boven gesignaleerde titelverandering. Wie zich over een en ander nader wil oriënteren, verwijzen we naar het artikel van prof. dr. Clem Neutjens, ‘Wetenschapsbeleid ten aanzien van de neerlandistiek’, in Neerlandia 75 (1971), blz. 172-177.

In N.e.M.-17 werd al vermeld dat begonnen zou worden met een inventarisatie van de wetenschappelijke nederlandistiek. De plannen hiervoor zijn inmiddels verder uitgewerkt. Het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen staat er positief tegenover, de Nederlandse

[p. 9]

Organisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk Onderzoek (Z.W.O.) is bereid subsidiëring van een wetenschappelijk functionaris in overweging te nemen die de inventarisatie zal moeten uitvoeren. Er wordt gedacht aan een nederlandist die als enquêteur één jaar full time in dienst zal zijn van Z.W.O., begeleid door een stuurgroep uit de snar en de Werkgroep Documentatie (zie N.e.M.-17, blz. 78-79).

Het inventarisatieproject zal in vier fasen verlopen, van september 1972 tot begin 1974. Er zal gebruik gemaakt worden van een combinatie van schriftelijke vragenlijsten en persoonlijk bezoek door de enquêteur. Wat de nederlandisten extra muros betreft: deze zullen in elk geval door middel van schriftelijke raadpleging in het onderzoek betrokken worden. Een persoonlijk bezoek aan alle extramurale leerstoelen, lectoraten en docentschappen zal waarschijnlijk op bezwaren stuiten, misschien niet bij de enquêteur, maar dan toch bij de subsidieverlenende instanties.

Op een vergadering van de snar in Utrecht op 3 februari 1972, die door de secretaris van de ivn werd bijgewoond, werden deze plannen besproken en in grote lijnen goedgekeurd. U zult er binnen afzienbare tijd wel meer van horen.

Verslag Vierde Colloquium. ‘Voorlopig wachten we af en houden we moed’, schreven we in N.e.M.-17, blz. 61. Dat doen we nog steeds. We dachten even dat we er bijna waren: in januari van dit jaar hadden we van alle sprekers op het Colloquium een tekst ontvangen, met één uitzondering. Die ene tekst hoopten we door even doorzetten ook gauw in handen te hebben. Geheel buiten onze wil en buiten die van de spreker in kwestie bleek dit door een bijzondere samenloop van omstandigheden niet mogelijk. Tegen eind juni mogen we deze laatste tekst verwachten en dan kan onmiddellijk met het drukken worden begonnen.

Onderscheidingen. Naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van het Belgisch-Nederlands cultureel verdrag is ons bestuurslid prof. dr. M. Rutten, hoogleraar aan de universiteit te Luik, benoemd tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau.

Hoewel het niet om een lid van het dagelijks bestuur gaat, maar om iemand die in ieder geval zeer geregeld de vergaderingen daarvan bezoekt, en verder langzamerhand in alle uithoeken intra en extra muros bekend is, willen wij in deze rubriek ook vermelden dat mej. mr. E. Talsma, van het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, bij dezelfde gelegenheid benoemd werd tot officier in de Kroonorde van België.

Bezoeken van buitenlandse collega's aan bestuur IVN en vice versa.

[p. 10]

In de voorbije maanden ontvingen voorzitter en/of secretaris het bezoek van de volgende collega's uit het buitenland: mej. lic. Y. Stoops (Port Elizabeth), de heer dr. W.F. Jonckheere (Port Elizabeth/ Grahamstad), de heer lic. W. Verhaert (Göteborg en Lund), en prof. dr. W. Lagerwey (Grand Rapids, Michigan). De voorzitter van de ivn bracht zijnerzijds op 29 december 1971 een bezoek aan het Department of Dutch Language and Literature van de University of London en werd er ontvangen door prof. dr. R.P. Meijer.